ECLI:NL:RBMNE:2019:5232
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van een woning in Hilversum
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning in Hilversum. De eiser, eigenaar van de woning, was het niet eens met de vastgestelde waarde van € 2.555.000,-- door de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum, die was gebaseerd op de Wet waardering onroerende zaken (Wet Woz). De waarde was vastgesteld op basis van een taxatierapport en een taxatiematrix, waarin de waarde van de woning werd vergeleken met vier andere villa's in de omgeving die recentelijk waren verkocht.
De eiser stelde dat de vergelijkingsobjecten niet voldoende vergelijkbaar waren met zijn woning en verwees naar een andere villa die volgens hem beter als referentie kon dienen. De rechtbank oordeelde echter dat de door de verweerder gebruikte vergelijkingsobjecten wel degelijk vergelijkbaar waren en dat de waarde van de woning op een juiste manier was vastgesteld. De rechtbank wees de argumenten van de eiser af, waaronder het betoog dat de waarde van zijn woning niet in lijn was met voorgaande jaren. De rechtbank benadrukte dat de WOZ-waarde voor elk tijdvak opnieuw wordt bepaald en dat eerdere waarderingen niet relevant zijn.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat de verweerder aannemelijk had gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld en verklaarde het beroep van de eiser ongegrond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.