4.3.1De bewijsmiddelen ten aanzien van het ten laste gelegde
De verklaring van verdachte ter terechtzitting:
We hadden een borrel bij Streetwise. Ik had ruzie met mijn vriendin en uit een impuls heb ik een wijnfles uit het raam gegooid. Het raam was open en ik heb de fles onderhands gegooid. Ik wist niet dat daar een drukke straat was.
De verklaring van aangeefster [slachtoffer] inhoudende:
Op de [adres] heb je van die plantenbakken en daar ben ik omheen gelopen en vanaf het moment dat ik daar was, weet ik het niet meer. (…) Het was tussen 02.35 en 03.00. (…) Mijn schedel was gebroken, links achter. (…) In het begin kon ik mijn rechterhand in zijn geheel niet bewegen.Ik had een bloeding op mijn hersenvliezen en dat is niet door mijn hersenvliezen heen gegaan.
Een letselrapportage betreffenden [slachtoffer] inhoudende:
Op de CT-scan (…), is te zien dat er een fractuur (breuk) in het os parietale (wandbeen) van de schedel, links, is. De schedel is daarbij ingedrukt, maximaal 12,4 mm.Ten gevolge van de verwonding (tgv het hersenletsel) is haar rechterhand verlamd geraakt.
De bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] inhoudende:
Op zondag 23 juni 2019 omstreeks 02.50 uur (…) zijn wij, (…) naar de [adres] gelopen. Wij, (…) zagen ter hoogte van de Chico's Place (…) een meisje op de grond liggen. (…) Het is mij, (…) ambtshalve bekend dat er geregeld feestjes worden gehouden op de bovenste etage van het pand gelegen aan het [adres] te [woonplaats] .Dit betreft het pand dat word verhuurd aan Streetwise.(…) Wij (…) zagen dat er in de bijkamer aan de straatkant (uitzicht op de [adres] ) een raam open stond. Wij, verbalisanten zagen dat dit het enige raam was dat open stond in het gehele pand met uitzicht op de [adres] te [woonplaats] .
4.3.2.Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande bewezen dat verdachte in de nacht een wijnfles vanuit een raam van de vierde verdieping van een pand aan de [adres] naar beneden heeft gegooid. Verder staat vast dat hierbij het slachtoffer, [slachtoffer] , door de fles op haar hoofd is geraakt waardoor er bij haar zwaar lichamelijk letsel is ontstaan.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte het voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat aan de criteria van voorwaardelijk opzet niet is voldaan. Niet kan worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans was dat verdachte een voetganger zou raken door het gooien van de fles. Daarnaast staat onvoldoende vast dat verdachte zich van die kans bewust zou zijn geweest. Hij was niet bekend met Arnhem, en niet blijkt dat verdachte zich bewust was dat het op dit specifieke tijdstip in de nacht druk zou zijn in deze straat. Tot slot heeft de raadsman betoogd dat verdachte deze kans, voor zover deze aanmerkelijk was en voor zover hij zich ervan bewust was, deze niet bewust heeft aanvaard. Verdachte heeft de fles in een opwelling gegooid, en van bewuste aanvaarding van mogelijke gevolgen was op dat moment geen sprake. De raadsman heeft ook ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde bestanddeel roekeloosheid vrijspraak bepleit. De rechtbank overweegt als volgt.
Vrijspraak poging doodslag/zware mishandeling
Verdachte heeft het slachtoffer niet willens en wetens willen doden of haar zwaar lichamelijk letsel willen toebrengen. De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is, of verdachte voorwaardelijk opzet had op de door zijn gedraging ontstane gevolgen.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan een dergelijke kans is niet alleen vereist dat hij wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop heeft toegenomen). Uit de enkele omstandigheid dat die wetenschap bij de verdachte aanwezig is, of moet worden verondersteld, kan niet zonder meer volgen dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft aanvaard, omdat in geval van die wetenschap ook sprake kan zijn van bewuste schuld. Als degene wel weet heeft gehad van de aanmerkelijke kans op het gevolg, maar er vanuit is gegaan dat dit gevolg niet zal intreden, kan wel worden gezegd dat hij met grove onachtzaamheid heeft gehandeld maar niet dat zijn opzet in voorwaardelijke vorm op dat gevolg gericht is geweest.
Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van voorwaardelijk opzet zal, naast de verklaringen van de verdachte en/of de overige verklaringen in het dossier, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht van belang.
De rechtbank zal, op grond van het bovenstaande, eerst moeten beoordelen of er door het handelen van verdachte een aanmerkelijke kans aanwezig was op het gevolg, verdachte wist dat die aanmerkelijke kans aanwezig was en daarnaast of verdachte deze kans bewust heeft aanvaard.
Op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, waaronder het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] (
dossier pagina 132) waaruit blijkt dat dit een druk tijdstip was in de stad, stelt de rechtbank vast dat naar algemene ervaringsregels de kans op het ingetreden gevolg aanmerkelijk was te achten.
Echter, de enkele vaststelling van de officier van justitie dat het ongeval plaats heeft gevonden in een drukke uitgaansstraat, en de aanname dat verdachte hiervan op de hoogte was nu hij die avond aan de andere kant van het pand buiten heeft gestaan om te roken, brengt niet zonder meer mee dat verdachte die – verondersteld dat hij hiervan op de hoogte was – aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard.
De vaststelling van de officier van justitie sluit de mogelijkheid niet uit dat verdachte dit genoemde risico niet bewust heeft aanvaard, maar uit (grove) onachtzaamheid heeft gehandeld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat voor zover verdachte wist, dan wel had moeten weten, dat de straat onder het betreffende raam op dit tijdstip druk was, hieruit niet kan volgen dat hij met het gooien van de wijnfles de kans dat iemand zou overlijden dan wel ernstig gewond zou raken bewust heeft aanvaard. De rechtbank weegt hierbij ook de specifieke omstandigheden van dit geval mee, waaronder de gemoedstoestand ten tijde van het gooien van de wijnfles, en dat uit de verklaring van verdachte niet volgt, ook niet na specifieke bevraging op dit punt, dat hij op de hoogte was van de uitgaanssituatie en de mogelijke drukte in de [adres] .
De rechtbank is op grond van het hierboven overwogene van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de dood dan wel de zware mishandeling van het slachtoffer. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Partiële vrijspraak bestanddeel roekeloosheid
Roekeloosheid is de zwaarste, aan opzet grenzende, vorm van schuld, waarvan alleen in uitzonderlijke gevallen sprake is. Om vast te kunnen stellen dat er sprake is van roekeloosheid moeten zodanige feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen. Vervolgens is vereist dat verdachte zich bewust was van deze onaanvaardbare risico’s, en verdachte op zeer lichtzinnige wijze ervan uit is gegaan dat deze risico’s zich niet zullen realiseren.
De rechtbank is van oordeel dat deze drempel niet wordt gehaald. Voor bewezenverklaring van roekeloosheid is een vorm van bewustzijn vereist waarvan de rechtbank niet kan vaststellen dat deze bij verdachte aanwezig was.
Op grond van de feiten en omstandigheden concludeert de rechtbank dat verdachte zeer onvoorzichtig heeft gehandeld.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 23 juni 2019 door zeer onvoorzichtig handelen schuld heeft gehad aan het bij het slachtoffer veroorzaakte zwaar lichamelijk letsel.