ECLI:NL:RBMNE:2019:5534

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 november 2019
Publicatiedatum
22 november 2019
Zaaknummer
16/183078-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen gepleegd door een oppas bij een minderjarig meisje

Op 22 november 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een minderjarig meisje. De verdachte, geboren in 2000, was als oppas verantwoordelijk voor de zorg van het meisje, dat op het moment van de feiten zeven jaar oud was. De ontuchtige handelingen vonden plaats op 15 juni 2019 in Bunnik, waar de verdachte het meisje heeft gelikt op haar geslachtsdelen en anus. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten ontkende, maar dat er voldoende bewijs was, waaronder DNA-onderzoek, dat de verdachte verbond aan de gepleegde daden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar hem wel schuldig bevonden aan de subsidiaire tenlastelegging van ontuchtige handelingen en het ertoe bewegen van het slachtoffer om getuige te zijn van seksuele handelingen. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 14 maanden opgelegd, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod. De benadeelde partij, de moeder van het slachtoffer, heeft een schadevergoeding van € 1.523,97 toegewezen gekregen, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/183078-19
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 november 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in het Huis van Bewaring te Almelo.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2019. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. J.L. Vermeer, advocaat te Rhenen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen door mr. N. Durdabak, namens de benadeelde partij [moeder] , de moeder van de minderjarige [slachtoffer] , alsmede van hetgeen door [moeder] zelf naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Onder 1, primair:
op 15 juni 2019 te Bunnik ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, met [slachtoffer] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt.
Onder 1, subsidiair:
op 15 juni 2019 te Bunnik ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [2011] .
Onder 2
op 15 juni 2019 te Bunnik [slachtoffer] , geboren op [2011] , met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

Ten aanzien van het onder 1, primair ten laste gelegde
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde bepleit. De raadsvrouw merkt op dat uit de woordelijke uitwerking van het studieverhoor niet kan worden afgeleid dat verdachte met zijn tong tussen de schaamlippen van de minderjarige is geweest. Deze verklaring duidt dus niet op enig binnendringen. Daarnaast is er geen ander (steun)bewijs voorhanden waaruit het binnendringen zou kunnen blijken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat op basis van het studioverhoor van [slachtoffer] (roepnaam: [slachtoffer] ) niet kan worden vastgesteld dat verdachte met zijn tong
tussenhaar schaamlippen is geweest. Blijkens vaste jurisprudentie geldt dit als criterium voor het juridisch kwalificeren van ‘seksueel binnendringen’.
Nu verder (steun)bewijs voor het brengen van verdachtes tong tussen de schaamlippen van [slachtoffer] en aldus voor het seksueel binnendringen ontbreekt, kan de rechtbank niet vaststellen of verdachte zich daadwerkelijk heeft schuldig gemaakt aan handelingen die hebben bestaan uit het seksueel binnendringen.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

Ten aanzien van het onder 1, subsidiair en onder 2 ten laste gelegde
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 1, subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw stelt zich echter op het standpunt dat verdachte met betrekking tot de onder 1 subsidiair opgenomen gedraging “duwen/op en neer bewegen van zijn penis op/tegen haar lichaam” dient te worden vrijgesproken. De minderjarige heeft tijdens haar verhoor aangegeven dat zij de penis van verdachte niet op haar heeft gevoeld.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit. Verdachte kan zich dit feit niet herinneren. De enkele verklaring van de minderjarige is voor een bewezenverklaring onvoldoende, nu er geen steunbewijs is voor dit feit. De DNA-rapportage biedt evenmin ondersteuning voor een bewezenverklaring ter zake dit feit.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de hierna opgesomde wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 25 juni 2019 heeft [moeder] aangifte gedaan tegen verdachte namens haar minderjarige dochter [slachtoffer] , hierna te noemen [slachtoffer] . Aangeefster heeft onder meer het volgende verklaard:
Het gaat om mijn dochter [slachtoffer] . Zij is 7 jaar oud. Mijn man en ik hadden op zaterdag 15 juni 2019 's middags een feestje en wij hadden die middag oppas geregeld voor onze twee kinderen, [A] en [slachtoffer] . Die oppas heet [verdachte] .
Onze dochter [slachtoffer] is geboren op [2011] . [verdachte] kwam die dag om 14.00 uur Mijn man en ik waren om 19.00 uur weer terug van een feestje. [verdachte] de oppas ging naar huis. Ik heb mijn zoontje van 6 jaar naar bed gebracht en mijn dochter [slachtoffer] van 7 jaar. Even later kwam [slachtoffer] uit bed om naar de wc te gaan. Op de wc gaf ze aan dat haar plassertje zeer deed of kriebelde. [slachtoffer] gaf aan dat ze eigenlijk ook een geheimpje voor me had. Ze zei ik heb een geheimpje en ik wil het je toch vertellen. [verdachte] heeft aan mijn plassertje gelikt. Ze vertelde dat ze op haar kamer was en dat hij naar haar toe kwam. Ze vertelde ook dat hij zijn plasser liet zien en er aan ging kriebelen. Ze gebruikte het woord kriebelen of spelen. [2]
Op 3 juli 2019 vond het verhoor plaats van [slachtoffer] in een kindvriendelijke studio. Zij verklaarde onder meer als volgt:
[verdachte] ging likken aan mijn plassertje en aan mijn billen en dat was heel vervelend. Ik zei ophouden, maar hij luisterde niet. [3] Ik moest mijn kleren uittrekken, terwijl ik dat aan wilde hebben. [verdachte] zei het en ik wou het niet, maar ik moest het doen, toen deed hij het toch bij mij. Mijn onderbroek en broek naar beneden trekken, tot mijn knieën. Toen ging hij likken en dat en mijn billen en plassertje doen en daarna mocht ik weer niet uit mijn kamer en gingen we spelletjes doen en dat wou ik niet. Hij trok mijn broek naar beneden en ik moest toen op mijn rug liggen en hij ging op zijn knieën zitten. Ik lag op mijn bed op mijn rug. [verdachte] zat op zijn knieën op de grond op het tapijt. Toen moest ik op mijn rug liggen toen ging hij likken met zijn tong. Ik heb gezegd tegen [verdachte] : stoppen. Ik heb vaker ‘stoppen’ gezegd. Toen [verdachte] aan mijn plassertje likte voelde ik dat het een beetje schraal was, die tong. Ik ging mijn broek aantrekken en toen moest ik die weer uittrekken en toen deed hij het weer. Ik was toen nog steeds op mijn bed. Ik zat op mijn knieën. [verdachte] ging likken aan mijn billen, hetzelfde als op mijn plassertje.
Opmerking verbalisant:
[slachtoffer] doet het voor bij beer: wijst het kruis aan van beer en maakt likbewegingen met haar tong vlakbij het kruis van beer. Ze draait beer om en legt beer op zijn knieën en maakt likbewegingen met haar tong ter hoogte van de billen van beer. [verdachte] zat toen achter haar, toen hij haar billen likte. Hij zat op zijn knieën en likte aan haar billen.
[verdachte] had zijn kleren aan. Alleen zijn broek was een beetje uit geweest en toen ging hij zijn piemel masseren. Zijn piemel zag er een beetje harig uit. Zijn piemel was omhoog, hij stak omhoog. Hij ging zo masseren ( [slachtoffer] beweegt haar handen van boven naar beneden). Zij broek was naar beneden tot hier (wijst naar haar bovenbenen). Hij zat toen op mijn bed toen hij zijn piemel ging masseren. Ik zat naast [verdachte] op bed. [4]
[verdachte] likte op mijn plasser, dat voelde ik. Hij likte op mijn billen. Hij likte op dat stukje. (wijst het aan op beer, wijst naar de anus). Daar kun je mee poepen. [verdachte] heeft daar gelikt waar ik uit poep. Dat voelde ik. [5]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hoorden na de eerste melding door aangeefster op 16 juni 2019 dat het onderbroekje van [slachtoffer] nog niet gewassen was. De onderbroek is door verbalisanten op sporen veiliggesteld middels een DNA kitt. [6]
Uit de deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek afkomstig van The Maastricht Forensic Institute (TMFI) is het volgende gebleken:
Vooronderzoek en bemonstering:
Aan de binnenzijde van de slip zijn in het kruis bij de anus met een forensische lichtbron fluorescerende vlekken waargenomen. Deze positie is bemonsterd met een wattenstaafje. De bemonstering is met de RSID Saliva test (Galantos) onderzocht op de aanwezigheid van speeksel. In de bemonstering is speeksel aangetoond. [7]
Van elke bemonstering zijn twee DNA-profielen opgesteld. [8]
Het DNA-hoofdprofiel afkomstig van de bemonstering slip (AALL7589NL#01) is op 03 september 2019 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Hierbij is een match gevonden met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] , geboren op [2000] .
Bemonstering:
Slip kruis rond de anuspositie (AALL7589NL#01)
DNA profiel:
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van twee donoren, van wie zeker één man.
Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard.
Mogelijke donor van celmateriaal:
Het DNA-hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] . [9]
Verdachte heeft verklaard dat hij, gezien het forensisch bewijs, het onder 1, subsidiair ten laste gelegde niet kan ontkennen. [10]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt vast dat aan verdachte een tweetal afzonderlijke strafbare handelingen zijn tenlastegelegd die zich hebben afgespeeld binnen de context van één en dezelfde gebeurtenis. De verklaring van [slachtoffer] ten aanzien van het onder 1, subsidiair ten laste gelegde wordt ondersteund door de uitslag van het hiervoor weergegeven DNA-onderzoek. De bemonstering van haar slipje heeft immers geleid tot een match met het DNA-profiel van verdachte. Nu [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte haar onder meer op die plaats heeft gelikt, gaat de rechtbank ervan uit dat deze bemonstering het speeksel van verdachte betreft.
[slachtoffer] heeft voorts verklaard dat verdachte in haar bijzijn zijn penis heeft gemasseerd. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit ook een gedetailleerde verklaring heeft afgelegd. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan deze verklaring te twijfelen, nu deze ondersteund wordt door de overige, onder 1 subsidiair genoemde en bewezenverklaarde ontuchtige handelingen en binnen dezelfde context van gebeurtenissen op 15 juni 2019 heeft plaatsgevonden.
Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd door het duwen/op en neer bewegen van zijn (blote) penis op/tegen het lichaam van [slachtoffer] . De rechtbank overweegt daartoe dat [slachtoffer] juist heeft verklaard dat zij de penis van verdachte niet tegen haar lichaam heeft gevoeld. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1, subsidiair, laatste gedachtestreep ten laste gelegde.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 15 juni 2019 heeft schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen jegens de toen nog zevenjarige en aan zijn zorg toevertrouwde [slachtoffer] en dat verdachte haar daarnaast met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Onder 1, subsidiair:
op 15 juni 2019 te Bunnik, met de aan zijn, verdachtes, zorg toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] , geboren op [2011] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het likken op haar vagina, het likken tussen haar blote billen en het likken op de anus.
Onder 2
op 15 juni 2019 te Bunnik, een persoon van wie hij wist dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer] , geboren op [2011] , met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen,
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Onder 1, subsidiair:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige.
Onder 2:
Met ontuchtig oogmerk iemand, van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met de (bijzondere) voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de in detentie doorgebrachte maanden veel met verdachte hebben gedaan. Verdachte ondervindt daardoor een aantal stress-gerelateerde medische klachten. Daar komt bij dat het hele toekomstbeeld van verdachte is komen te vervallen. Verdachte zal zich moeten herpakken om zijn toekomst weer opnieuw in te richten. Verdachte grijpt alles aan om te onderzoeken wat er psychisch gezien met hem aan de hand is en is bereid aan zichzelf te werken, mee te werken aan de benodigde onderzoeken en de voorwaarden zoals die worden opgelegd te accepteren. Deze stappen kunnen echter het beste in vrijheid worden ondernomen. De raadsvrouw verzoekt dan ook een eventueel op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot de dag van de uitspraak, in combinatie met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij [slachtoffer] . Dit minderjarige meisje was ten tijde van de ontuchtige handelingen in goed vertrouwen door de ouders van [slachtoffer] aan de zorg van verdachte toevertrouwd. Verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen van de ouders van [slachtoffer] en zijn positie als oppas en verdachte heeft hierdoor in ernstige mate inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] , ook door haar getuige te laten zijn van zijn seksuele handelingen. De handelingen hebben bovendien plaatsgevonden in de eigen slaapkamer van [slachtoffer] , een plek waar zij zich juist veilig zou moeten kunnen voelen.
Zoals blijkt uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring door de moeder van [slachtoffer] , hebben de strafbare handelingen grote impact gehad op [slachtoffer] . Ter zitting verklaarde haar moeder dat [slachtoffer] er de eerste tijd na het gebeuren er nog wel eens op terug kwam, maar dat zij zich thans -gelukkig -weer gedraagt zoals een meisje van (inmiddels) 8 jaar. Feit is echter dat slachtoffers van zedendelicten hier nog jarenlang last van kunnen hebben of hiervan alsnog op latere leeftijd last ondervinden. Het is te hopen dat [slachtoffer] dit bespaard zal blijven, maar de toekomst zal dit uitwijzen.
De rechtbank acht het kwalijk dat verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen. Verdachte stelt dat hij geen herinneringen heeft aan het gebeuren. Zoals de rechtbank op zitting ook met verdachte heeft besproken, vindt de rechtbank dit moeilijk te begrijpen onder meer omdat verdachte geen historie kent van geheugenverlies en het hierna te bespreken psychologische rapport ook geen steun biedt voor deze verklaring. Hoewel verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde ‘niet ontkent’, heeft de rechtbank door de houding van verdachte weinig inzicht gekregen in zijn motieven. Dit vindt de rechtbank, gelet op de ernst van de feiten, erg zorgelijk.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 27 september 2019, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van dergelijke delicten is veroordeeld. De rechtbank weegt dit in het voordeel noch in het nadeel van verdachte mee.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met:
- een psychologisch onderzoek Pro Justitia van 21 oktober 2019, opgesteld door S. Matthijssen, klinisch psycholoog-psychotherapeut;
- een reclasseringsadvies van 6 november 2016 van Reclassering Nederland, uitgebracht door M. Bouius, reclasseringswerker.
Uit de rapportage Pro Justitia is gebleken dat er geen ernstig psychiatrisch toestandsbeeld,
persoonlijkheidsproblematiek of gebrekkige ontwikkeling kan worden vastgesteld. De door
verdachte gerapporteerde geheugenklachten ten aanzien van het ten laste gelegde kunnen niet
worden geobjectiveerd en het is niet duidelijk of er sprake is van echte geheugenproblemen
of een procespositie.
Concluderend is er onvoldoende zicht op de aanloop tot, de totstandkoming van en het
verdere beloop van het ten laste gelegde én ontbreekt een diagnose. De rapporteur kan
hierdoor geen volledige risicoanalyse maken.
Gezien het niet kunnen stellen van een diagnose, de ontkenning van de ten laste gelegde
feiten en een daaruit voortvloeiende onmogelijkheid om een verband tussen een eventuele
diagnose en het ten laste gelegde te leggen is het ook niet mogelijk een interventieadvies te
geven. Wel zou in eerste instantie geadviseerd kunnen worden om verdachte hulp te verlenen
waardoor er mogelijk meer helderheid kan worden verkregen op de diagnostiek.
Ten aanzien van de diagnostiek betreffende seksuele stoornissen kan een stoornis op dit
moment niet worden vastgesteld daar verdachte geen enkele vraag welke op seksuele
deviatie duidt bevestigend heeft beantwoord. Mocht deze stoornis wel bestaan, dan
heeft de rapporteur daar geenszins inzicht in kunnen krijgen.
In genoemd reclasseringsadvies wordt aanvullend opgemerkt dat verdachte in algemeen opzicht zijn leven op orde heeft. Hij heeft zijn vwo-diploma gehaald, heeft een bijbaan en van schuldenproblematiek is geen sprake. Daarnaast heeft hij steunende sociale contacten en er is geen sprake van overmatig drugsgebruik. Verdachte kan na detentie tijdelijk bij zijn ouders wonen en zal daarna op zoek gaan naar eigen huisvesting.
Gelet op het feit dat verdachte gedurende het psychologisch onderzoek de ten laste gelegde feiten ontkende en delictamnesie claimde, is er geen volledige risicoanalyse gemaakt en heeft de psycholoog geen interventieadvies kunnen geven. Aangezien verdachte in gesprek met de reclassering een deels bekennende verdachte was, acht de reclassering het noodzakelijk dat verdachte opnieuw psychologisch onderzocht zal worden en de eventueel daaruit voortvloeiende behandeling zal volgen. Hierbij dient aandacht te zijn voor een delict analyse. Verder acht de reclassering in het kader van slachtofferbescherming een contactverbod en locatieverbod van belang.
Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De ernst van de feiten maakt dat een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden passend en geboden is. Om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom aan strafbare feiten schuldig te maken en om verdachte ook de kans te geven zijn toekomst weer vorm te geven, zal de rechtbank een gedeelte van deze straf, te weten 7 maanden, voorwaardelijk opleggen, in combinatie met de algemene en bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank acht daarentegen een proeftijd voor de duur van drie jaren geïndiceerd, mede omdat de rechtbank een nadere diagnostiek noodzakelijk acht.
Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, waaronder de omstandigheid dat de rechtbank komt tot een vrijspraak van het onder 1, primair ten laste gelegde, wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.

10.BENADEELDE PARTIJ

[moeder] heeft zich als wettelijk vertegenwoordiger namens de minderjarige [slachtoffer] , als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 8.523,97,-. Dit bedrag bestaat uit € 23,97,- materiële schade en € 8.500,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1, subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering in het geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het immateriële gedeelte van de vordering dient te worden afgewezen dan wel een niet-ontvankelijkheidverklaring dient te volgen. In de toelichting op dit gedeelte van de vordering wordt onder meer opgemerkt dat de gebeurtenissen tevens grote impact hebben gehad op de ouders van de minderjarige. Vergoeding van schade is echter slechts aan de orde indien de schade door het minderjarige slachtoffer rechtstreeks is geleden. Schade geleden door de ouders komt niet voor vergoeding in aanmerking. Subsidiair verzoekt de raadsvrouw de vordering te matigen tot een bedrag van €1.500,-.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat [slachtoffer] als gevolg van het hiervoor onder 1, subsidiair en onder 2 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden, omdat de ontuchtige handelingen die verdachte met haar heeft gepleegd grote impact op haar hebben gehad. Hoewel deze schade op dit moment moeilijk te begroten is, is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 1500,00 wegens immateriële schade billijk is. De gevorderde materiele schade ad € 23,97 acht de rechtbank eveneens toewijsbaar. Aldus wordt een bedrag van € 1.523,97,- toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 juni 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [moeder] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.523,97,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 juni 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 25 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [moeder] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel (namelijk het meerdere van de immateriële schadevergoeding) een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank kan op basis van de gegeven onderbouwing niet eenvoudig vaststellen of het handelen van verdachte tot - en zo ja tot welk bedrag - aan schade heeft geleid. Het nader uitzoeken en onderbouwen van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 247 en 248d van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Vrijspraak
verklaart het onder 1, primair, ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, subsidiair, en onder 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, subsidiair, en onder 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 14 (veertien) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een
gedeelte van 7 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 3 (drie) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* verdachte meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland, op het adres Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
* verdachte verleent zijn medewerking aan verdiepingsdiagnostiek/nader psychologisch onderzoek en een eventueel daaruit voortvloeiende behandeling;
* verdachte laat zich behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met het slachtoffer [slachtoffer] (geboortedatum: [2011] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
* verdachte bevindt zich niet in Bunnik, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit locatieverbod;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [moeder] toe tot een bedrag van € 1.523,97,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [moeder] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2019 tot de dag van de algehele voldoening;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [moeder] aan de Staat
€ 1.523,97,-; te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 25 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
  • verklaart [moeder] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, voorzitter, mrs. C. van de Lustgraaf en
L. Verschoor-Bergsma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Gardenier, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 november 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 15 juni 2019 te Bunnik, althans in Nederland, met de aan zijn, verdachtes, zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] (geboren op [2011] ), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het likken en/of brengen van zijn tong in haar vagina en/of tussen haar schaamlippen en/of
- het likken en/of brengen van zijn tong in/tussen haar (blote) billen en/of op/tegen haar anus en/of
- het duwen/op en neer bewegen van zijn (blote) penis op/tegen haar lichaam;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 15 juni 2019 te Bunnik, althans in Nederland, met de aan zijn, verdachtes, zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] (geboren op [2011] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had
bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het likken en/of brengen van zijn tong in/op/over haar vagina en/of tussen haar schaamlippen en/of
- het likken en/of brengen van zijn tong in/op/over/tussen haar (blote) billen en/of anus en/of
- het duwen/op en neer bewegen van zijn (blote) penis op/tegen haar lichaam;
2
hij op of omstreeks 15 juni 2019 te Bunnik, althans in Nederland, een of meer perso(o)nen van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, te weten [slachtoffer] (geboren op [2011] ), met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier ( PL0900/2019175757) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pag. 26 (proces-verbaal van aangifte)
3.Pag. 35 (proces-verbaal van bevindingen)
4.Pag. 36 (proces-verbaal van bevindingen)
5.Pag. 37 (proces-verbaal van bevindingen)
6.Pag. 19 (proces-verbaal van bevindingen)
7.Pag. 6 (deskundigenrapportage Forensisch Onderzoek van het TMFI)
8.Pag. 7 (deskundigenrapportage Forensisch Onderzoek van het TMFI)
9.Pag. 8 (deskundigenrapportage Forensisch Onderzoek van het TMFI)
10.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 8 november 2019.