In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 maart 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap Nedahuis B.V. en de verweerster, die sinds 1 juni 2012 in dienst was als Managing Director/Regiomanager Zorg. De verweerster had zich op 26 april 2018 ziek gemeld en was nog steeds arbeidsongeschikt. Nedahuis verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van een verstoorde arbeidsverhouding, waarbij beide partijen erkenden dat er geen verwijt te maken viel aan elkaar. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verstoring van de arbeidsrelatie zodanig ernstig was dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet redelijk was. De rechter oordeelde dat er voldoende grond was voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, ondanks de ziekte van de verweerster, aangezien het verzoek tot ontbinding niet verband hield met haar ziekte. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 juli 2019 en Nedahuis veroordeeld tot betaling van een beëindigingsvergoeding van € 30.000 bruto aan de verweerster, inclusief de wettelijke transitievergoeding. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen.