ECLI:NL:RBMNE:2019:5691

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 november 2019
Publicatiedatum
29 november 2019
Zaaknummer
8113133 UV EXPL 19-267
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.J. van Binsbergen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning vanwege ernstige en structurele overlast door huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 november 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting GroenWest en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De procedure volgde op eerdere ontruimingsmaatregelen die waren genomen vanwege ernstige overlast die de huurder veroorzaakte. GroenWest had de huurder een tweede kans geboden met een tijdelijke huurovereenkomst en woonbegeleiding, maar de huurder voldeed niet aan de voorwaarden van deze overeenkomst. De kantonrechter oordeelde dat de huurder zich niet als een goed huurder gedroeg en dat zijn gedrag leidde tot ernstige overlast voor de buren. De rechter concludeerde dat de vordering tot ontruiming van de woning gerechtvaardigd was, gezien de structurele overlast die de huurder veroorzaakte. De kantonrechter heeft de huurder veroordeeld om de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en de proceskosten te vergoeden aan GroenWest.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 8113133 UV EXPL 19-267 JP/36418
Kort geding vonnis van 15 november 2019
inzake
de stichting
Stichting GroenWest,
gevestigd te Woerden,
verder ook te noemen GroenWest,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.H. Andreae,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 1] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigden: mr. W.B. Schuller en drs. D. Stemerdink.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 oktober 2019 met vijftien producties;
  • de brief van 31 oktober 2019 met het verweer met twee producties van [gedaagde] ;
  • de brief van 29 oktober 2019 met twee aanvullende producties van GroenWest;
  • de brief van 29 oktober 2019 met nog één aanvullende productie van GroenWest;
  • de mondelinge behandeling van 31 oktober 2019;
  • de pleitnota van GroenWest;
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 21 november 2018 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland [gedaagde] in kort geding veroordeeld tot ontruiming van een woning in [woonplaats 2] , die hij huurde van GroenWest. De reden tot de ontruiming was de ernstige overlast die [gedaagde] veroorzaakte.
2.2.
GroenWest heeft [gedaagde] daarna een laatste kans geboden. In het kader hiervan is tussen [gedaagde] en GroenWest per 1 februari 2019 een tijdelijke huurovereenkomst tot stand gekomen voor de woning aan de [adres] in [woonplaats 1] , met woonbegeleiding. Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Huurvoorwaarden huurovereenkomst zelfstandige woonruimte van GroenWest van 10 mei 2012 van toepassing.
2.3.
De afspraken over de verplichte woonbegeleiding zijn vastgelegd in een begeleidingsovereenkomst tussen partijen en [organisatie 1] . In deze begeleidingsovereenkomst is opgenomen dat de overeenkomst integraal onderdeel uitmaakt van de huurovereenkomst.

3.Het geschil

3.1.
GroenWest vordert in deze procedure ontruiming van de woning binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, met veroordeling van [gedaagde] in de proces- en nakosten.
3.2.
Aan deze vordering legt GroenWest ten grondslag dat [gedaagde] tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huur- en woonbegeleidingsovereenkomst. [gedaagde] gedraagt zich niet als een goed huurder omdat hij vanaf mei/juni 2019 (wederom) ernstige overlast en hinder voor zijn omgeving veroorzaakt. Volgens GroenWest zijn de buren van [gedaagde] bang voor hem en hebben zij hierdoor geen woongenot meer. Daarnaast voert GroenWest aan dat [gedaagde] zich niet aan de verplichtingen uit de begeleidingsovereenkomst houdt, die onderdeel is van de huurovereenkomst met GroenWest. Volgens GroenWest aanvaardt [gedaagde] namelijk de hulp van [organisatie 1] (de woonbegeleiding) niet.
3.3.
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering.

4.De beoordeling

4.1.
GroenWest heeft door middel van overgelegde e-mails laten zien dat buurtbewoners klachten indienen over het gedrag van [gedaagde] , en heeft aangevoerd dat zij zorg moet dragen voor een veilige en prettige woonomgeving voor al haar huurders. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft GroenWest hiermee het spoedeisend belang voor het instellen van haar vordering voldoende aannemelijk gemaakt.
4.2.
Voor toewijzing van de voorlopige voorziening zoals door GroenWest wordt gevorderd, moet het in hoge mate waarschijnlijk zijn dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen.
4.3.
In deze zaak draait het om de vraag of [gedaagde] zodanige overlast veroorzaakt, dat dit de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van [gedaagde] rechtvaardigt. De kantonrechter overweegt hierbij dat [gedaagde] op grond van de wet (artikel 7:213 van het Burgerlijk Wetboek) en de huurovereenkomst zich ten aanzien van het gebruik van de gehuurde zaak als een goed huurder moet gedragen. Dit betekent niet alleen dat hij goed moet zorgen voor de zaak zelf, maar ook dat hij zich zodanig gedraagt dat hij geen overlast bezorgt aan derden die zich in de omgeving van de woning bevinden, zoals buren. Als de huurder hier niet aan voldoet, pleegt hij wanprestatie die, afhankelijk van alle omstandigheden van het geval, grond kan opleveren voor ontbinding van de huurovereenkomst. Bovendien geldt in dit specifieke geval dat ook in de begeleidingsovereenkomst is opgenomen dat [gedaagde] zich moet onthouden van gedragingen die overlast of hinder kunnen veroorzaken aan omwonenden en [gedaagde] woonbegeleiding zal moeten accepteren.
4.4.
GroenWest heeft in de door haar overgelegde stukken gesteld dat [gedaagde] overlast veroorzaakt door de volgende gedragingen: het vertonen van agressief en verwarrend gedrag (zoals het informeren naar een wapen bij een buurman en het opstellen van een dodenlijst), het bedreigen van buren, het spuiten van lijm in deursloten, het slopen van de intercom, het openbreken van de meterkast, het boren van spiekgaten in de voordeur van zijn woning, het stukmaken van de op het dak geplaatste schotel van de buurvrouw, het plaatsen van spullen in de gemeenschappelijke gang, zoals kleden en boekenkasten, het schilderen van de kozijnen in een andere kleur, het veroorzaken van geluidoverlast door timmeren en boren en het veroorzaken van angst voor brandstichting door [gedaagde] vanwege het kopen van een jerrycan met benzine. GroenWest heeft deze stellingen onderbouwd doordat zij meerdere e-mails met dergelijke klachten van buren van [gedaagde] heeft overgelegd (zie productie 5 en 18), overzichten heeft overgelegd met meldingen die [organisatie 2] heeft binnengekregen van omwonenden (productie 11 en 16) en een proces-verbaal van de wijkagent met meldingen die bij de politie zijn gemaakt (productie 12).
4.5.
Het overlastdossier dat door GroenWest is overgelegd, geeft de klachten van buurtbewoners uitgebreid weer, terwijl [gedaagde] deze overlast niet duidelijk onderbouwd heeft betwist. [gedaagde] heeft bovendien enkele gebeurtenissen erkend, zoals het leggen van de kleden in de gang, het verven van de kozijnen, het verwijderen en weggooien van een binnendeur, het openbreken van een kast in de hal en het informeren naar een wapen bij zijn buurman (hoewel dit laatste voorval volgens [gedaagde] uit zijn verband is getrokken). Ook heeft [gedaagde] tijdens de zitting verklaard wel eens boos te zijn geworden op buurtbewoners omdat ze hem van allerlei dingen beschuldigen. [gedaagde] heeft ontkend dat hij verantwoordelijk is voor de overige klachten die de buren hebben. De kantonrechter acht het echter voldoende aannemelijk dat [gedaagde] ook te maken heeft met deze klachten, aangezien de klachten zijn begonnen toen hij in het complex is komen wonen, en de huidige klachten vergelijkbaar zijn met zijn gedragingen in zijn vorige woonomgeving. Omdat de betwistingen van [gedaagde] slechts neerkomen op de enkele verklaring van hemzelf, heeft [gedaagde] niet voldoende ingebracht tegen de uitgebreid onderbouwde stellingen van GroenWest. De kantonrechter is van oordeel dat op basis van het voorgaande voldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagde] zorgt voor ernstige en structurele overlast in en om het wooncomplex.
4.6.
Het verweer van [gedaagde] dat de woonbegeleiding ( [organisatie 1] ) en GroenWest niet voldoende hebben gedaan om hem te helpen, slaagt niet. Ook deze argumenten heeft [gedaagde] niet of nauwelijks onderbouwd of aangetoond met bewijsstukken. Daartegenover staat dat uit de stukken die GroenWest heeft overgelegd, een beeld naar voren komt dat zij en [organisatie 1] meerdere keren contact hebben gezocht met [gedaagde] over de overlast die hij veroorzaakt, en dat zij hebben geprobeerd om afspraken te maken met hem, maar dat [gedaagde] de afspraken niet nakwam of bijvoorbeeld de deur niet opendeed (zie onder andere productie 7, 13 en 14 van GroenWest). Dat [gedaagde] de hulp niet lijkt te willen aanvaarden, acht de kantonrechter tevens van belang bij haar oordeel omdat hij van GroenWest een tweede en tevens laatste kans heeft gekregen onder de voorwaarde dat hij woonbegeleiding zou aanvaarden. [gedaagde] telt dus al als een gewaarschuwd man. Omdat [gedaagde] de hulp niet lijkt te willen aanvaarden, valt bovendien niet te verwachten dat hij zijn gedrag binnen afzienbare tijd zal staken of zal verbeteren.
4.7.
Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat voldoende aannemelijk is dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal worden ontbonden vanwege de ernstige en structurele overlast die [gedaagde] (heeft) veroorzaakt. Het woongenot van de buren wordt zodanig aangetast dat een voorziening moet worden uitgesproken. De kantonrechter wijst de vordering tot ontruiming van [gedaagde] daarom toe, waarbij een termijn van veertien dagen na betekening van dit vonnis gegeven wordt voor de ontruiming.
4.8.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van GroenWest worden begroot op:
- dagvaarding € 101,06
- griffierecht € 121,00
- salaris gemachtigde €
480,00
totaal € 702,06

5.De beslissing

De kantonrechter:
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om de woning aan de [adres] in [woonplaats 1] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover die aan hem toebehoren en niet aan GroenWest, en om de woning met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van GroenWest te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van GroenWest, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 702,06, waarin begrepen € 480,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. van Binsbergen, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 november 2019.