Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
2 [gedaagde sub 2] ,
3 [gedaagde sub 3] ,
1.Inleiding
2.Wat vindt de kantonrechter ervan?
300,00(1 punt x tarief € 300,00)
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak vordert de besloten vennootschap [eiseres] B.V. betaling van een bedrag van € 6.066 van de vennootschap onder firma [gedaagde sub 1] V.O.F. en haar vennoten, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3]. [gedaagde sub 3] is per 1 juni 2017 uitgetreden uit de VOF, maar voert verweer tegen de vordering, stellende dat hij niet aansprakelijk is voor verplichtingen die na zijn uittreding zijn ontstaan. De kantonrechter behandelt de vraag of [gedaagde sub 3] aansprakelijk is voor de vordering van [eiseres] op basis van de wetgeving omtrent vennootschappen onder firma, waarbij elke vennoot hoofdelijk aansprakelijk is voor de verplichtingen van de vennootschap zolang zij vennoot zijn. De kantonrechter concludeert dat [gedaagde sub 3] niet voldoende heeft aangetoond dat [eiseres] op de hoogte was van zijn uittreding, en dat hij dus medeaansprakelijk blijft voor de vordering. De vordering van [eiseres] wordt toegewezen, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten, en de gedaagden worden in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitgesproken op 4 december 2019.