ECLI:NL:RBMNE:2019:5724

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 december 2019
Publicatiedatum
2 december 2019
Zaaknummer
7684445 UC EXPL 19-3857
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van vennoten in vennootschap onder firma na uittreding

In deze zaak vordert de besloten vennootschap [eiseres] B.V. betaling van een bedrag van € 6.066 van de vennootschap onder firma [gedaagde sub 1] V.O.F. en haar vennoten, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3]. [gedaagde sub 3] is per 1 juni 2017 uitgetreden uit de VOF, maar voert verweer tegen de vordering, stellende dat hij niet aansprakelijk is voor verplichtingen die na zijn uittreding zijn ontstaan. De kantonrechter behandelt de vraag of [gedaagde sub 3] aansprakelijk is voor de vordering van [eiseres] op basis van de wetgeving omtrent vennootschappen onder firma, waarbij elke vennoot hoofdelijk aansprakelijk is voor de verplichtingen van de vennootschap zolang zij vennoot zijn. De kantonrechter concludeert dat [gedaagde sub 3] niet voldoende heeft aangetoond dat [eiseres] op de hoogte was van zijn uittreding, en dat hij dus medeaansprakelijk blijft voor de vordering. De vordering van [eiseres] wordt toegewezen, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten, en de gedaagden worden in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitgesproken op 4 december 2019.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 7684445 UC EXPL 19-3857 nig/1449
Vonnis van 4 december 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: Armaere B.V.,
tegen:
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 1] V.O.F.,
voorheen gevestigd in [vestigingsplaats 2] ,
verder ook te noemen de VOF,
gedaagde partij,
niet verschenen,
en haar (voormalig) vennoten:

2 [gedaagde sub 2] ,

wonend in [woonplaats 1] ,
verder ook te noemen [gedaagde sub 2] ,
gedaagde partij,
niet verschenen, en

3 [gedaagde sub 3] ,

wonend in [woonplaats 2] ,
verder ook te noemen [gedaagde sub 3] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J.K.A. van Loo.

1.Inleiding

1.1.
[gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hadden een vennootschap onder firma. [gedaagde sub 3] is per 1 juni 2017 uitgetreden uit de VOF; [gedaagde sub 2] heeft het bedrijf alleen voortgezet.
1.2.
In maart 2016 heeft de VOF een incasso-overeenkomst gesloten met [eiseres] . Op grond daarvan vordert [eiseres] nu betaling van € 6.066 met rente en kosten. De hoofdsom bestaat uit € 5.000,38 aan facturen, € 440,60 aan rente tot de dagvaarding en € 625,02 aan buitengerechtelijke incassokosten.
1.3.
[gedaagde sub 3] voert verweer: volgens hem is hij niet aansprakelijk voor opdrachten die gegeven zijn na zijn uittreding uit de VOF. De VOF en [gedaagde sub 2] hebben niet op de dagvaarding gereageerd. De zaak tegen [gedaagde sub 3] is schriftelijk verder behandeld met een conclusie van repliek, een conclusie van dupliek en een akte uitlating producties. [gedaagde sub 3] heeft intussen één factuur betaald, en [eiseres] heeft de vordering verminderd met dat bedrag (€ 213,77).
1.4.
Het vonnis is vervolgens eenmaal uitgesteld. Omdat [gedaagde sub 3] verweer voert, is het te beschouwen als een vonnis op tegenspraak.

2.Wat vindt de kantonrechter ervan?

2.1.
Wie is er aansprakelijk voor verplichtingen van een vennootschap onder firma? Zo’n vennootschap is geen rechtspersoon, maar een samenwerkingsverband van zelfstandige personen. Voor de aansprakelijkheid heeft de wet een speciale regeling in artikel 18 van het Wetboek van Koophandel. In de oude spelling:
In vennootschappen onder eene firma is elk der vennooten, wegens de verbindtenissen der vennootschap, hoofdelijk verbonden.
Dat betekent in principe, dat alle vennoten aansprakelijk zijn, maar wel alleen zo lang zij vennoot zijn. Maar daar zit een addertje onder het gras. Iemand die een voortdurende overeenkomst (een duurovereenkomst) sluit met een VOF, hoeft niet steeds weer het handelsregister te raadplegen om te zien met wie hij deze week te maken heeft. In zo’n geval blijft een vennoot in principe aansprakelijk, totdat hij de wederpartij heeft meegedeeld dat hij is uitgetreden. Die kan dan zelf beslissen of hij de overeenkomst wel wil voortzetten met de uitgedunde VOF.
2.2.
Hebben we hier te maken met een duurovereenkomst? De overeenkomst is gesloten in maart 2016. Hij had een looptijd van twaalf maanden (en is daarna waarschijnlijk verlengd). Binnen die looptijd kon de VOF onbeperkt incasso-opdrachten insturen. Pas door die afzonderlijke incasso-opdrachten ontstond een betalingsverplichting. In de overeenkomst zijn wel de voorwaarden voor die incasso-opdrachten vastgelegd, zoals de tarieven. Wat ook in de raamovereenkomst is vastgelegd, zijn de gegevens van de opdrachtgever: namelijk de VOF, met als contactpersoon [gedaagde sub 3] . De VOF hoefde die niet bij iedere incasso-opdracht opnieuw op te geven; de VOF zou als zodanig partij zijn bij alle afzonderlijke incasso-opdrachten binnen deze raamovereenkomst. Dan was het in zoverre een duurovereenkomst.
2.3.
Omdat de VOF partij was bij de afzonderlijke opdrachten die gegeven werden binnen het kader van de raamovereenkomst, waren de vennoten hoofdelijk aansprakelijk voor de kosten van die opdrachten, totdat zij aan [eiseres] hebben meegedeeld dat zij zijn uitgetreden. [gedaagde sub 3] heeft dat kennelijk niet gedaan, en zijn voormalig medevennoot [gedaagde sub 2] ook niet. [gedaagde sub 3] is dus medeaansprakelijk, tenzij dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet acceptabel is.
2.4.
Volgens [gedaagde sub 3] wist [eiseres] ‘van de hoed en de rand’ van zijn uittreden. [eiseres] had een nevenvestiging op hetzelfde adres waar de VOF kantoor hield, en zij hadden veel contact met elkaar. Zijn uittreden is ook ‘niet stilletjes verlopen’. Als bewijs heeft hij een mailtje overgelegd van 28 mei 2017 van hemzelf aan [A] van [eiseres] :
Beste [voornaam van A] ,
Ik vind het heel jammer dat er geen contact is gezocht met mij, na het verlaten van [gedaagde sub 1] . Natuurlijk begrijp ik ook jouw verstandhouding met [voornaam van gedaagd sub 2] , maar ik dacht dat wij ook een vriendschap delen. Dat ik [gedaagde sub 1] heeft/moest verlaten heeft diverse redenen, hoofdzakelijk zakelijk, ook privé. Ik zou het fijn vinden om dit persoonlijk met jouw te willen bespreken.
Of [eiseres] dit mailtje ontvangen heeft, is niet zeker. [gedaagde sub 3] heeft een antwoordmail gekregen, maar zonder enige inhoud. Volgens [eiseres] zou ook bij een leeg antwoord in ieder geval de ondertekening automatisch zijn toegevoegd.
2.5.
[eiseres] ontkent niet dat zij contacten had met [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] , en dat zij wist van problemen binnen de VOF. Betekent dat, dat zij wist dat [gedaagde sub 3] was uitgetreden? Dat hangt ervan af. ‘Veel contact’ is nogal een algemene uitdrukking: dat kan betekenen dat ze elkaar wekelijks belden, of dat ze dagelijks urenlang intensief samenwerkten. Ook als iets ‘niet stilletjes’ verloopt wil dat niet zeggen dat alle mensen die in hetzelfde pand kantoor houden daarvan weten: dat hangt er onder meer van af hoe groot dat pand is, en wat ‘niet stilletjes’ concreet betekent (boze mailtjes? politie aan de deur?). En wat waren dan de problemen waar [eiseres] van wist: verschil van mening over het koffiezetten, of hoogoplopende ruzies over de bedrijfsvoering?
2.6.
Kortom deze stellingen zijn te algemeen en te weinig concreet. De kantonrechter kan daaruit niet afleiden dat [eiseres] zodanige informatie had dat zij had moeten begrijpen dat [gedaagde sub 3] formeel was uitgetreden als vennoot, of dat zij dat uit zichzelf had moeten gaan onderzoeken. Daarmee heeft [gedaagde sub 3] dit verweer onvoldoende concreet onderbouwd. Dat betekent dat er ook geen ruimte is voor een bewijsopdracht. Een bewijsopdracht is niet bedoeld om erachter te komen wat er concreet bedoeld wordt met een stelling.
2.7.
[gedaagde sub 3] is dus naast de VOF en [gedaagde sub 2] hoofdelijk aansprakelijk voor de vordering van [eiseres] . Zij zullen hoofdelijk veroordeeld worden tot het betalen daarvan. Hoe zij die kosten uiteindelijk moeten verdelen, is een zaak tussen hen, waar [eiseres] buiten staat. Omdat [gedaagde sub 3] was uitgetreden, kan het best zijn dat [gedaagde sub 2] hem alles wat hij betaalt, moet vergoeden. Maar dat kan in deze zaak niet beoordeeld worden.
2.8.
De bedragen van de facturen worden niet betwist. Daarom zal de hoofdsom gewoon worden toegewezen (na aftrek van de € 213,77 die [gedaagde sub 3] inmiddels betaald heeft). Ook de rente en de buitengerechtelijke incassokosten worden niet afzonderlijk betwist. Ook die zullen dus worden toegewezen.
2.9.
Omdat [gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 2] en de VOF ongelijk krijgen, worden zij ook in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de kant van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 93,10
- griffierecht € 486,00
- salaris gemachtigde €
300,00(1 punt x tarief € 300,00)
Totaal € 879,10
Voor [gedaagde sub 3] komt daar anderhalve punt aan salaris bij. Omdat hij verweer voerde, heeft [eiseres] namelijk extra salariskosten moeten maken (de conclusie van repliek en de akte).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de VOF, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hoofdelijk (dat wil zeggen: een betaling van één van hen geldt als een betaling van alle drie), om aan [eiseres] € 4.786,61 te betalen aan facturen, € 440,60 aan rente tot de dagvaarding en € 625,02 aan buitengerechtelijke incassokosten, met de wettelijke handelsrente over € 4.786,61 vanaf 3 april 2019 tot de betaling;
3.2.
veroordeelt de VOF, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] , eveneens hoofdelijk, tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 879,10, waarin begrepen € 300,00 aan salaris gemachtigde, en veroordeelt [gedaagde sub 3] alleen tot betaling van € 450,00 extra aan salaris;
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Slootweg, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 december 2019.