ECLI:NL:RBMNE:2019:5776

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2019
Publicatiedatum
6 december 2019
Zaaknummer
C/16/463197 / FO RK 18-1078
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.W.G. de Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag van beide ouders en omgangsregeling voor minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 december 2019 uitspraak gedaan over de beëindiging van het gezag van beide ouders over hun minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders in een ernstige conflictueuze situatie verkeren, wat de ontwikkeling van de kinderen bedreigt. Beide ouders hebben verzocht om eenhoofdig gezag, maar de rechtbank heeft besloten het gezag van beide ouders tijdelijk te beëindigen voor de duur van één jaar. Dit besluit is genomen om de kinderen te beschermen en hen de kans te geven om in een stabiele omgeving op te groeien.

De rechtbank benoemt het Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als tijdelijke voogd. De omgangsregeling tussen de kinderen en de vader is vastgesteld in twee fasen, waarbij in de eerste fase begeleide omgang plaatsvindt en in de tweede fase onbegeleide omgang. De rechtbank heeft ook een informatieregeling vastgesteld om de communicatie tussen de ouders te verbeteren en de betrokkenheid van de voogd te waarborgen.

De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, die in een loyaliteitsconflict verkeren door de strijd tussen hun ouders. De rechtbank hoopt dat de ouders in staat zullen zijn om hun onderlinge conflicten op te lossen en de kinderen de ruimte te geven om een gezonde relatie met beide ouders te onderhouden. De ondertoezichtstelling van de kinderen is beëindigd met de benoeming van de GI als voogd, en de overige verzoeken van de ouders zijn afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummers:
C/16/463197 / FO RK 18-1078 gezag
C/16/463199 / FO RK 18-1080 zorgregeling
C/16/479656 / FO RK 19-617 zorgregeling
C/16/449954 / JE RK 17-2356 zorgregeling
C/16/472725 / JE RK 18-2525 zorgregeling
C/16/486911 / FO RK 19-1306 wijzigen zorgregeling o.g.v. artikel 1:265g lid 2 BW
C/16/486913 / FOR K 19-1307 voorlopige voorziening wijzigen zorgregeling o.g.v. artikel 1:265 g lid 2 BW
C/16/485613 / JE RK 19-1621 vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing
C/488119 / JE RK 19-1975 verlenging OTS, aangehouden deel
C/16/490773 / JE RK 19-2253 wijziging zorgregeling binnen de ots
C/16/490934 / JE RK 19-2285 voorlopige voorziening wijziging zorgregeling binnen de ots
C/16/491718 / FO RK 19-1689 provisionele voorziening
Beschikking van 6 december 2019
in de zaken van
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente Renkum,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. C.J.P. Liefting,
en
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
haar gemachtigde mr. W.E. van Bentem en haar advocaat mr. H.H.M. de Vries-Veringa,
en
het
Leger Des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Alkmaar,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft op 7 maart 2019 en 18 juli 2019 beschikkingen gegeven tussen partijen. Voor het verloop van de procedure tot die datum verwijst de rechtbank naar die beschikkingen.
1.2.
In de beschikking van 18 juli 2019 is de voorlopige zorgregeling tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] als volgt gewijzigd:
  • tweemaal van vrijdagmiddag na schooltijd tot en met zaterdagmiddag 17.00 uur;
  • tweemaal van vrijdagmiddag na schooltijd tot en met zondagmiddag 17.00 uur;
  • daarna eenmaal per twee weken van vrijdagmiddag na schooltijd tot en met maandagochtend naar school.
Ook zijn er twee vaste belafspraken per week tussen de vader en [minderjarige 2] vastgesteld. Het verzoek van de vader tot vaststelling van een vakantieregeling is afgewezen. De verzoeken zijn voor het overige aangehouden.
1.3.
Daarna heeft de rechtbank de volgende stukken ontvangen:
  • het rapport van de Raad, ingekomen op 5 augustus 2019;
  • het verzoek van 21 augustus 2019 van de GI om [minderjarige 2] bij de vader te plaatsen,
  • de brief van 22 augustus 2019 van de vader met bijlage;
  • de brief van 22 augustus 2019 van de vader;
  • het verzoek van de moeder ten aanzien van de zorgregeling, ingekomen op
23 augustus 2019;
  • het verzoek van de moeder tot vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing, ingekomen op 23 augustus 2019;
  • de brief van 28 augustus 2019 van de man;
  • de brief van 19 september 2019 van de man;
  • de brief van 23 september 2019 van de vrouw met bijlagen;
  • de brief van 23 september 2019 van de man met bijlagen;
  • de brief van 24 september 2019 van de man met bijlagen;
  • de brief van 25 september 2019 van de vrouw met bijlagen;
1.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 13 augustus 2019 punt 1b van de schriftelijke aanwijzing van 18 juli 2019 (zie ook hierna) geschorst. Het verzoek tot schorsing van de schriftelijke aanwijzing voor het overige en de provisionele voorziening is in diezelfde beschikking afgewezen. De behandeling van het verzoek tot vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing is aangehouden tot de zitting van 25 september 2019.
1.5.
De kinderrechter heeft op 9 september 2019 met [minderjarige 2] en op 11 september 2019 met [minderjarige 1] gepraat. Zij willen niet dat de kinderrechter vertelt wat ze hebben gezegd.
1.6.
De verzoeken zijn besproken tijdens de zitting van 25 september 2019. De vader heeft de behandelend kinderrechter gewraakt. De wrakingskamer heeft op 29 oktober 2019 uitspraak gedaan en de vader deels niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek en de wraking voor het overige deel ongegrond verklaard.
1.7.
Daarna heeft de rechtbank de volgende stukken ontvangen:
  • de brief van 17 oktober 2019 van de GI waarin zij hun verzoek van 21 augustus 2019 tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] bij zijn vader intrekken,
  • het verzoek van de GI tot voorlopige voorzieningen behorend bij hun verzoek tot wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedtaken, ingekomen op 22 oktober 2019,
  • het verzoek van de vader tot het treffen van provisionele voorzieningen, ingekomen op 18 november 2019 en het verzoek om een bijzondere curator te benoemen,
  • de brief van de vader van 18 november 2019 met het verzoek zijn verzoeken toe te wijzen,
  • de brief van de vader van 18 november 2019 met verklaringen van derden,
  • de brief van de vader van 18 november 2018 met het verzoek mevrouw mr. Simons te benoemen tot bijzondere curator voor [minderjarige 2] ,
  • het verweerschrift van de moeder met zelfstandig verzoek over de omgang, ingekomen op 18 november 2019,
  • de brief van de Raad van 20 november 2019 met heroverweging advies eenhoofdig gezag,
  • de brief van de vader van 20 november 2019,
  • het aanvullende verzoek van de moeder van 20 november 2019,
  • de brief van de moeder van 21 november 2019,
  • het verzoek van de vader van 21 november 2019 tot vervangende toestemming betreffende de school van [minderjarige 2] .
1.8.
Bij beschikking van 18 november 2019 (C/16/491910 / FO RK 19-1705) is het verzoek van de Raad afgewezen om de GI te belasten met de voorlopige voogdij over [minderjarige 2] .
1.9.
De verzoeken zijn opnieuw behandeld op de zitting van 22 november 2019. Daarbij zijn verschenen:
  • de vader met zijn advocaat,
  • de moeder met haar advocaat en haar gemachtigde,
  • mevrouw [A] , namens de Raad,
  • mevrouw [B] en de heer [C] , namens de GI.
Bijzondere toegang voor de gemachtigde
1.10.
De vader doet een beroep op de beslotenheid van de zitting en verzoekt de gemachtigde niet tot de zitting toe te laten als het niet gaat over de ondertoezichtstelling en de daarmee samenhangende verzoeken, omdat de ondersteuning dan is voorbehouden aan advocaten, verder omdat hij de gemachtigde niet kan uitstaan omdat die hem vaak diskwalificeert, en ten slotte omdat zijn eigen vertrouwenspersoon niet ook bij de zitting aanwezig mag zijn. De gemachtigde heeft verzocht bijzondere toegang te krijgen, omdat hij de moeder in alles als jurist bijstaat. Hij verzoekt alles gelijktijdig op de zitting te behandelen, zoals ook bij de eerdere zittingen.
1.11.
De rechter heeft het verzoek van de vader ingewilligd. Dat betekent dat de gemachtigde alleen voor de jeugdzaken (met kenmerk JE RK) namens de moeder het woord heeft mogen voeren en alleen bij de bespreking van die onderwerpen in de zittingszaal aanwezig mocht zijn. Een gemachtigde kan namelijk namens een ouder optreden zolang het – kortweg – over de ondertoezichtstelling in brede zin (artikel 1:265k BW) gaat. Gezag, hoofdverblijf, kinderalimentatie en dergelijke horen niet bij het onderwerp ondertoezichtstelling. De binnen de ondertoezichtstelling vastgestelde zorgregeling wel (art 1:265g BW). In een eerdere zitting waarbij een combinatie van onderwerpen aan de orde zou zijn, heeft de rechter de gemachtigde toegestaan in de zittingszaal te blijven, omdat toen uitsluitend de zorgregeling werd besproken. Nu is dat niet zo. Daarom heeft de rechter besloten de gemachtigde alleen toe te laten als hij het woord zou voeren over de ondertoezichtstelling in brede zin.
De rechter realiseert zich dat de wenselijkheid en effectiviteit van een zitting over een combinatie van ondertoezichtstelling gerelateerde onderwerpen en gezagsgerelateerde onderwerpen zoals hoofdverblijfplaats bij deze ouders in de toekomst opnieuw tegen het licht moet worden gehouden. Anderzijds zou de moeder ook een andere juridische bijstandsconstructie kunnen kiezen.

2.De feiten

2.1.
De rechtbank verwijst voor de feiten naar de beschikking van 7 maart 2019.
2.2.
De kinderen van partijen zijn:
  • [minderjarige 1](roepnaam: [minderjarige 1] ), geboren op [2007] te [geboorteplaats] ,
  • [minderjarige 2](roepnaam: [minderjarige 2] ), geboren op [2009] te [geboorteplaats] .
2.3.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] staan onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is bij beschikking van 8 november 2019 verlengd tot 15 december 2019. De beslissing op de rest van het verzoek is aangehouden.
2.4.
[minderjarige 1] is al enkele maanden niet meer de vader gegaan. Zij wil niet meer. Aanvankelijk is het de moeder na aandringen van de GI wel gelukt haar te motiveren. Daarna niet meer.
2.5.
[minderjarige 2] is na het omgangsweekend van vrijdag 16 augustus tot maandag 19 augustus tijdelijk bij de vader gebleven, omdat hij niet terug wilde naar de moeder en het belanghebbenden niet lukte om hem bij de moeder te krijgen. De kinderrechter heeft op 29 augustus 2019 een spoedmachtiging uithuisplaatsing voor de duur van vier weken, te weten tot 26 september 2019, bij de vader verleend. Op 10 september 2019 zijn partijen op een zitting gehoord over de spoeduithuisplaatsing. De kinderrechter heeft vervolgens op 11 september 2019 beslist dat de spoeduithuisplaatsing wordt opgeheven zodra [minderjarige 2] terug is bij de moeder doch uiterlijk met ingang van 19 september 2019.
2.6.
De moeder heeft na de wraking van de rechter op 10 september 2019 [minderjarige 2] niet meer naar de vader laten gaan. [minderjarige 2] is een aantal keer weggelopen waarna de vader hem heeft opgehaald. De vader heeft zo drie weekenden na elkaar omgang met [minderjarige 2] gehad. [minderjarige 2] is vervolgens een aantal weken niet meer bij zijn moeder geweest.

3.De verzoeken

3.1.
De vader heeft de volgende verzoeken gedaan:
  • het gezamenlijk gezag beëindigen en hem alleen belasten met het gezag over de kinderen, dan wel de moeder schorsen in haar gezag over beide kinderen,
  • het hoofdverblijf van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] bij hem te bepalen en een zorgregeling met de moeder vast te stellen die de GI in het belang de kinderen acht,
  • vervangende toestemming voor de vader te verlenen voor inschrijving op school voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] en voor hulpverlening,
  • de kinderalimentatie voor [minderjarige 2] op nihil te stellen per 21 augustus 2019 en te bepalen dat de vader vanaf die datum kindgebondenbudget en kinderbijslag ontvangt,
  • de kinderalimentatie voor [minderjarige 1] op nihil te stellen vanaf het moment dat [minderjarige 1] bij de vader woont en te bepalen dat de vader vanaf dat moment de kinderbijslag en kindgebondenbudget ontvangt.
  • een zorgregeling met de kinderen vast te stellen van één weekend per 14 dagen van vrijdag uit school tot en met maandagochtend, alsmede de helft van de vakanties,
  • een informatieregeling vast te stellen waarbij de moeder één keer per maand via de e-mail de vader moet informeren over de gezondheid, de school, sporten, hobby’s en andere interesses van de kinderen en hun rapporten, allemaal op straffe van een dwangsom van € 250,00 per keer,
  • te bepalen dat de moeder de ID-papieren van beide kinderen moet afgeven als hoofdverblijf van de kinderen bij de vader wordt bepaald.
Bij provisionele voorziening heeft de vader verzocht:
  • dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] met ingang van 5 november 2019 bij hem wordt bepaald,
  • dat de kinderalimentatie voor [minderjarige 2] met ingang van die datum op nihil wordt gesteld,
  • een contactregeling met de moeder vast te stellen zoals de GI wenselijk acht,
  • te bepalen dat de vader belast wordt met het eenhoofdig gezag, of in ieder geval te bepalen dat het gezamenlijk gezag wordt gehandhaafd.
Daarna heeft de vader nog verzocht:
  • om mr. Simons benoemen tot bijzondere curator voor [minderjarige 2] .
  • om de vader vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 2] naar de school in de omgeving van de vader te laten blijven gaan.
3.2.
De moeder heeft de volgende verzoeken gedaan:
  • het gezamenlijk gezag beëindigen en haar alleen te belasten met het gezag over de kinderen,
  • de zorgregeling te wijzigen:
 bij wijze van voorlopige voorziening: in die zin dat de omgang tussen de vader en [minderjarige 2] eens per veertien dagen onder begeleiding zal plaatsvinden.
 in de bodemzaak: eens in de veertien dagen onder begeleiding van OC Trompendaal.
  • de schriftelijke aanwijzing van 18 juli 2019 geheel vervallen verklaren; de moeder heeft dit verzoek inmiddels ingetrokken zodat volgens haar de rechter alleen dient te beslissen op de veroordeling in de proceskosten,
  • om de vader de omgang [minderjarige 2] te ontzeggen voor de duur van één jaar op verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 voor ieder dag die vader in strijd met het verbod handelt en een omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige 1] vast te stellen zoals de rechtbank juist acht,
  • te bepalen dat de vader [minderjarige 2] dient over te dragen aan een door de GI en moeder gezamenlijk aan te wijzen persoon of instelling, overeenkomstig een door de GI aan de vader te geven aanwijzing,
  • te bepalen dat de vader zich dient te onthouden van contacten met [minderjarige 2] anders dan de momenten waarop hij gerechtigd is tot contact,
  • te bepalen dat de vader een dwangsom zal verbeuren van € 50.000,00 voor iedere keer dat hij in strijd handelt met het bovenstaande.
3.3.
De GI heeft verzocht:
  • de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van één jaar,
  • [minderjarige 2] uit huis te plaatsen bij de vader. De GI heeft dit verzoek bij brief van 17 oktober 2019 ingetrokken,
  • de verdeling van de zorg- en opvoedtaken te wijzigen, alsmede bij voorlopige voorziening te bepalen dat de contacten tussen [minderjarige 2] en de vader onder begeleiding plaatsvinden.
3.4.
De Raad heeft schriftelijk en ter zitting geadviseerd over het gezag, de omgang en een informatieregeling.

4.De beoordeling

4.1.
Alle genoemde verzoeken van de vader, de moeder en de GI hangen sterk met elkaar samen en overlappen elkaar deels. De rechter zal de verzoeken over het gezag van de ouders en de omgang met de kinderen als eerste beoordelen. Daarmee wordt impliciet over veel andere verzoeken een oordeel gegeven. Dit zal de rechter vervolgens expliciet maken.
Iedereen wil rust en duidelijkheid en realiseert zich dat doorgaan op de huidige weg geen optie meer is. Dit gaat over normaliseren in de verhoudingen en contacten. De betrokkenen zijn het niet eens over de manier waarop dat het beste kan gebeuren. Dat betekent dat de rechter hierover een beslissing zal nemen.
Gezag
4.2.
Beide ouders hebben verzocht eenhoofdig gezag over beide kinderen te krijgen, met andere woorden om het gezag van de ander te beëindigen. De rechtbank zal beide verzoeken toewijzen. Dat betekent dat het gezag van zowel de vader als van de moeder wordt beëindigd, zij het tijdelijk voor de duur van één jaar. De beëindiging van het gezag van beide ouders maakt dat de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid BW een voogd dient te benoemen. De rechtbank zal de GI tot voogd benoemen. Deze heeft zich op de zitting bereid verklaard om de voogdij uit te oefenen. Deze beslissing houdt in dat de GI voortaan de beslissingen over de kinderen neemt. Hieronder zal de rechter deze beslissingen uitleggen.
4.3.
Beide ouders stellen dat beide kinderen klem en verloren zijn geraakt. De GI en de Raad vinden dit ook. De rechter is het met hen eens. De kinderen lijken nu ieder voor één van hun ouders te kiezen. [minderjarige 1] heeft volledig voor haar moeder gekozen ten koste van haar vader. Dit moet verschrikkelijk voelen voor hem. Hij heeft haar al lang niet meer gezien. [minderjarige 2] heeft zich daarentegen volledig vereenzelvigd met zijn vader en is agressief en brutaal tegen zijn moeder. Dit moet verschrikkelijk voelen voor haar.
De keuzes van de kinderen onderstrepen waarover iedereen het eens is, namelijk dat de huidige situatie niet in stand kan blijven. De kinderen zitten in een loyaliteitsconflict waar ze zelf niet meer uitkomen en waarbij het de ouders niet lukt om de druk op de kinderen te verminderen. Integendeel, zij vergroten de problematiek bij de kinderen door de andere ouder af te keuren. Ze zijn niet meer in staat te bezien of deskundigen dan wel de andere ouder een goed punt heeft over henzelf. Het eigen aandeel in het geheel zien is voor deze ouders onmogelijk geworden. Zij leggen de schuld bij de ander neer. Beiden tonen zich op zitting enerzijds aangeslagen, machteloos, verdrietig, bang en boos en anderzijds energiek en overtuigd van hun eigen gelijk en van de noodzaak van hun eigen plannen en de goede kans op het slagen hiervan. Beiden doen een dringend beroep op de rechter en de GI om hun plannen mogelijk te maken.
4.4.
De Raad adviseert de moeder het eenhoofdig gezag te verlenen. Volgens de Raad kunnen beide ouders in principe de kinderen verzorgen en opvoeden, maar zolang de ouders samen het gezag hebben maken ze het elkaar lastig. Daarom moet één van de ouders het gezag kwijtraken. Omdat de kinderen altijd bij de moeder hebben gewoond, adviseert de Raad om het gezag bij haar te leggen. De rechtbank volgt dit advies van de Raad echter niet op. De rechtbank heeft eerder het gezag van de vader drie maanden geschorst. De ouders hebben toen laten zien hoe zij in zo’n situatie met de zorgregeling en de informatie aan elkaar omgaan met verstrekkende gevolgen voor de kinderen. Inmiddels is de GI net zoals de moeder ervan overtuigd dat de vader [minderjarige 2] belast met volwassen zaken en sterk beïnvloedt (manipuleert zou de moeder zeggen). De rechtbank is er niet van overtuigd dat het toekennen van eenhoofdig gezag aan de moeder voor rust en duidelijkheid gaat zorgen en de huidige neerwaartse spiraal doorbreekt. De vader heeft bovendien aan de Raad laten weten dat er geen rust komt als de moeder het eenhoofdig gezag zou krijgen.
4.5.
Op grond van artikel 1:266 lid 1 (en 267) van het BW kan de rechtbank het gezag van een ouder beëindigen indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Deze artikelen zijn op zich niet aan de orde omdat niemand van de in deze artikelen genoemde mogelijke verzoekers een verzoek hiertoe heeft ingediend. Indien de rechter echter de verzoeken van de ouders over het gezag beide zou toewijzen, zou dit leiden tot beëindiging van het gezag van beide ouders. Omdat dit een zeer vergaande maatregel is, zal de rechter ook toetsen aan de criteria van artikel 1:266 BW.
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat aan beide criteria is voldaan. De kinderen worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd doordat de ouders het elkaar onmogelijk maken de verantwoordelijkheid voor de verzorging en de opvoeding voor de kinderen te dragen. De ouders misbruiken daarom in dit opzicht hun gezag. De rechter komt om de volgende redenen tot dit oordeel.
4.7.
In de eerste plaats is het conflict tussen de ouders in juridische zin geëxplodeerd. Er liggen zoveel verzoeken voor dat het belang van de kinderen bijna verloren dreigt te raken in de juridische saus over wat eigenlijk speelt. Deels komen dezelfde verzoeken steeds terug, deels worden telkens nieuwe en andere verzoeken gedaan. De Raad, de GI en Fornhese pleiten voor rust en duidelijkheid. Het juridisch touwtrekken biedt dat niet en zorgt telkens voor enorme onrust en spanning bij alle betrokkenen, de kinderen niet in het minst. Hierin worden de Raad, de rechter, de GI en hulpverleners niet gespaard. Klachten indienen, dreigen met klachten of juridische procedures, mensen diskwalificeren, zijn allemaal middelen die door beide ouders worden ingezet. Het effect lijkt te zijn dat vrijwel iedereen rondom de kinderen heel voorzichtig is geworden en grenzen niet in de gaten houdt. De juridische procedures liggen bij de rechtbank, het Hof, de Hoge Raad, tuchtcolleges en klachtcommissies. De juridische adviseurs van de ouders lijken de ouders hierin niet alleen te steunen maar zelfs te stimuleren. Zij zijn creatief en betrokken, maar tegelijkertijd enorm escalerend.
In de tweede plaats claimen en eisen beide ouders zoveel tijd en aandacht van iedereen dat dit ten koste gaat van andere ouders en kinderen. Ontelbare telefoontjes, smsjes, mails, faxen, brieven en verzoeken. Een grens stellen blijkt moeilijk. De wet, de zorg voor de kinderen en het dreigen met klachten en procedures werken dit in de hand. Omdat ouders het zo oneens zijn met elkaar is er altijd wel iets waar één van de ouders het niet mee eens is en dus actie onderneemt. Dat betekent: geen rust en geen duidelijkheid.
In de derde plaats nemen ouders het recht in eigen hand. Beiden hebben zich meermalen niet gehouden aan aanwijzingen van de GI en beschikkingen van de rechter. Enkele voorbeelden hiervan zijn: tijdens de schorsing van het gezag wel gezagsmatige handelingen uitvoeren, geen informatie meer verstrekken, een kind niet meer naar de andere ouder laten gaan, een kind te lang bij zich houden, voorkomen dat een kind naar school kan gaan, hulpverlening niet toestaan, de media opzoeken en inzetten. Soms met opzet, soms uit onmacht. Het gezag wordt zo niet uitgeoefend of verkeerd uitgeoefend. Dit is zo destructief dat de Raad naar het middel van een crisisverzoek van voorlopige voogdij heeft gegrepen. Hierna volgde nog het ene na het andere verzoek aan de rechter door de ouders en werd de zorgregeling nog steeds niet goed uitgevoerd. Wederom biedt dit geen rust en geen duidelijkheid.
4.8.
Niet op dezelfde manier doorgaan betekent een heel andere invalshoek kiezen. De mogelijkheden zijn: de ondertoezichtstelling beëindigen, de verblijfplaats bij ouders beëindigen (uithuisplaatsing) of het gezag beëindigen. Een uithuisplaatsing is niet verzocht. Het dilemma van de rechter is daarom het volgende: ofwel de ouders krijgen alle ruimte om hun gezag ten volle te benutten en om te gaan met hun kinderen zoals het hun goeddunkt waar dan geen ondertoezichtstelling meer bij past. Als de kinderen verder beschadigen, doen de ouders dit zelf. Anderen worden hier niet meer bij betrokken en beschadigd. Als het goed gaat, is het ook hun eigen verdienste. Het gevolg zal ongetwijfeld zijn dat [minderjarige 1] bij haar moeder opgroeit en [minderjarige 2] bij zijn vader. Het is twijfelachtig of de ouders het andere kind nog zullen zien. Voor de kinderen is dit scenario erg beschadigend. De andere optie is dat de ouders het gezag niet meer houden, waardoor de onderlinge strijd minder waarde heeft. De GI kan dan zijn deskundigheid en gezag inzetten om de kinderen te beschermen en te laten helpen. Mogelijk kunnen de kinderen hiervan profiteren.
4.9.
De rechter kiest voor dit laatste. De rechter wil de kinderen nog niet in de steek laten en de GI de kans geven om bescherming te bieden. De rechtbank is van oordeel dat de gevolgen van wat deze ouders doen voor de kinderen zo ernstig is dat het noodzakelijk is om het gezag van beide ouders te beëindigen. Dit is uitzonderlijk op het moment dat kinderen wel bij één van hun ouders (kunnen) wonen en de ouders op zich in staat lijken te zijn om de verantwoordelijkheid voor de zorg en opvoeding te dragen. Maar de situatie van deze kinderen maakt dat zo’n uitzonderlijke beslissing wel nodig is om de kinderen te beschermen.
De rechter zal daarom beide verzoeken van de ouders toewijzen voor zover dit gaat over de beëindiging van het gezag van de andere ouder.
4.10.
De rechter heeft er vertrouwen in dat de ouders goed voor hun kinderen kunnen zorgen als het onderlinge vertrouwen groter is geworden dan wel het onderling wantrouwen niet meer gevoed gaat worden. De rechter gaat er vanuit dat de ouders hun procedures zullen staken en beide kinderen de omgang met de andere ouder zullen gunnen waardoor de kinderen zich vrijer zullen voelen om bij beiden te zijn. Voor parallel ouderschap is dat ook een vereiste. De rechter zal daarom het gezag tijdelijk, dwz voor een jaar, beëindigen. Als de ouders op de huidige voet verdergaan, ligt het voor de hand dat dan de beëindiging definitief zal worden gemaakt. De rechter gaat er echter vanuit dat ouders zich anders zullen gaan gedragen en het belang van hun kinderen voor zullen laten gaan op het voeren van een onderlinge strijd. Deze gedragsverandering zal wel enige tijd vergen. Daarom is een schorsing (die ‘slechts’ drie maanden duurt) niet op haar plaats. Het is aan de ouders om na een jaar te laten zien dat er voldoende bij hen is veranderd.
Hoofdverblijfplaats en omgangsregeling
4.11.
Er liggen heel verschillende voorstellen over de omgang. Duidelijk is dat iedereen de kinderen (en zichzelf) rust gunt. De rechter zal bepalen dat de kinderen bij de moeder gaan wonen en in beginsel omgang met hun vader hebben. [minderjarige 1] wanneer ze daaraan toe is, [minderjarige 2] geregeld, zij het in het begin beperkt in tijd en begeleid om de afgelopen periode af te sluiten en hem de rust te geven om aan zijn behandeling bij Fornhese te beginnen. De rechter legt hieronder uit waarom hij zo beslist.
4.12.
De GI heeft een duidelijke lijn uitgezet: de kinderen wonen bij hun moeder. Zij heeft de kinderen altijd opgevoed. De GI heeft verder betrouwbare signalen dat de vader zich negatief uitlaat over de moeder terwijl dit andersom niet gebeurt. Daarnaast willen ze [minderjarige 1] nu vrijlaten in het contact met haar vader. Zij hebben er vertrouwen in dat [minderjarige 1] zelf aangeeft wanneer zij weer openstaat voor contact met haar vader. Voor [minderjarige 2] vinden zij het wel heel belangrijk dat hij contact met zijn vader behoudt. Hij geniet ook van het contact met zijn vader. Zij staan absoluut niet achter het verzoek van de moeder om de omgang tussen [minderjarige 2] en zijn vader een jaar te stoppen. Zij denken dat dit heel schadelijk is voor [minderjarige 2] . Schadelijker dan de beïnvloeding van [minderjarige 2] door de vader. De GI denkt dat de overgang van [minderjarige 2] van zijn vader terug naar zijn moeder wel heel lastig gaat zijn omdat [minderjarige 2] nu zo volledig voor zijn vader heeft gekozen. Er zal een tussenstap nodig zijn. De rechtbank kan zich vinden in deze lijn. Dit is in overeenstemming met wat de Raad en andere deskundigen adviseren. De GI overweegt om een neutraal pleeggezin als tussenstap in te zetten. Dit verzoek is nog niet gedaan.
4.13.
De rechtbank zal het verzoek van de GI, nu voogd, overnemen en de omgang tussen de vader en [minderjarige 2] vaststellen als volgt:
  • fase 1: de omgang tussen de vader en [minderjarige 2] zal vier keer begeleid plaatsvinden. Dit eenmaal per week gedurende drie uur. [minderjarige 1] kan, als zij dat wil, bij de begeleide omgang aansluiten. De begeleide omgang zal in eerste instantie plaatsvinden bij de GI aan de Zeehaenkade 30 te Utrecht op een nader door de GI te bepalen dag en tijdstip. De GI bepaalt wanneer de omgang verandert qua begeleiding, dag, duur, enzovoort. Fase 1 kan maximaal twee keer verlengd worden met twee begeleide omgangsmomenten per verlenging,
  • fase 2:
 tweemaal onbegeleide omgang eenmaal per twee weken op vrijdagmiddag na school voor de duur van vier uur,
 tweemaal onbegeleide omgang eenmaal per twee weken op vrijdagmiddag na school tot en met zaterdagmiddag 17.00 uur bij de vader,
 tweemaal onbegeleide omgang eenmaal per twee weken van vrijdagmiddag na school tot en met zondagmiddag 17.00 uur,
 vanaf dan weer onbegeleide omgang eenmaal per twee weken van vrijdagmiddag na school tot en met maandagochtend naar school.
4.14.
[minderjarige 2] is nu bij zijn vader. Nu de GI tot voogd is benoemd en de hoofdverblijfplaats nog bij de moeder is, dient de vader mee te werken aan de instructies die de GI als voogd geeft over de overdracht van [minderjarige 2] aan de moeder. Wanneer de GI meent dat eerst een neutrale plaatsing nodig is, zal de GI in het kader van de voogdij om een uithuisplaatsing kunnen verzoeken.
Informatieregeling
4.15.
De Raad stelt de volgende consultatie- en informatieregeling voor:
  • voor elk omgangsmoment mailt de moeder de meest belangrijke dingen voor de kinderen naar de vader
  • de moeder mailt één keer per maand over de hulpverlening van de kinderen,
  • de vader mailt maximaal één bericht in de twee weken betreffende vragen over voorkomende zaken (beperkt tot omgang).
  • de moeder antwoordt eenmaal per maand op die mail van de vader, zodat dat meekan met haar mail over de hulpverlening.
De moeder is bezorgd over het mailcontact tussen haar en de vader. De rechter neemt het advies van de Raad over met dien verstande dat de voogd tussen het mailverkeer tussen de vader en de moeder zit totdat de voogd van mening is dat dit niet meer nodig is.
De ondertoezichtstelling
4.16.
De rechter beëindigt de ondertoezichtstelling, omdat hij het gezag van ouders beëindigt en de GI tot voogd benoemt.
De overige verzoeken
4.17.
De rechter zal, gelet op het voorgaande, de overige verzoeken van de ouders en de GI afwijzen. Ook zal de rechter geen bijzonder curator benoemen zoals gevraagd door de vader. De argumenten om geen bijzondere curator te benoemen zoals die eerder door de rechtbank en het Hof zijn gebruikt, gelden nog steeds. Daar komt bij dat de vader en de moeder niet langer het gezag hebben.
Tot slot
4.18.
Ten slotte. De rechter doet nu binnen twee weken uitspraak omdat er provisionele voorzieningen zijn gevraagd en vanwege de huidige situatie rondom [minderjarige 2] .
Bij normaliseren hoort ook dat de rechter deze ouders bejegent zoals andere (procederende) ouders. Dus dat betekent dat er geen voorrang (meer) wordt verleend om hun verzoeken op zitting te laten behandelen, geen extra tijd meer wordt uitgetrokken, geen proces-verbaal bij voorrang wordt opgemaakt en er niet langer versneld zal worden beslist.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
beëindigt het gezag van beide ouders voor de duur van één jaar, dus tot 6 december 2020, over:
  • [minderjarige 1](roepnaam: [minderjarige 1] ), geboren op [2007] te [geboorteplaats] ,
  • [minderjarige 2](roepnaam: [minderjarige 2] ), geboren op [2009] te [geboorteplaats] ;
5.2.
houdt de definitieve beslissing over het gezag
PRO FORMAaan tot
30 oktober 2020, met het verzoek aan de advocaten en de GI om de rechtbank uiterlijk die datum te informeren over het verloop van het afgelopen jaar en hun standpunt over gezag (gezamenlijk of eenhoofdig of geen) te geven, onder opgave van verhinderdata, waarna de rechtbank een zittingsdatum zal bepalen;
5.3.
benoemt de gecertificeerde instelling het Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot tijdelijke voogd;
5.4.
stelt de volgende omgangsregeling vast tussen de kinderen en de vader:
  • fase 1: de omgang tussen de vader en [minderjarige 2] zal vier keer begeleid plaatsvinden. Dit eenmaal per week gedurende drie uur. [minderjarige 1] kan, als zij dat wil, bij de begeleide omgang aansluiten. De begeleide omgang zal in eerste instantie plaatsvinden bij de GI aan de Zeehaenkade 30 te Utrecht op een nader door de GI te bepalen dag en tijdstip. De GI bepaalt wanneer de omgang verandert qua begeleiding, dag, duur, enzovoort. Fase 1 kan maximaal twee keer verlengd worden met twee begeleide omgangsmomenten per verlenging,
  • fase 2:
 tweemaal onbegeleide omgang eenmaal per twee weken op vrijdagmiddag na school voor de duur van vier uur,
 tweemaal onbegeleide omgang eenmaal per twee weken op vrijdagmiddag na school tot en met zaterdagmiddag 17.00 uur bij de vader,
 tweemaal onbegeleide omgang eenmaal per twee weken van vrijdagmiddag na school tot en met zondagmiddag 17.00 uur,
 vanaf dan weer onbegeleide omgang eenmaal per twee weken van vrijdagmiddag na school tot en met maandagochtend naar school.
5.5.
stelt de volgende informatieregeling vast:
  • voor elk omgangsmoment mailt de moeder de meest belangrijke dingen voor de kinderen naar de vader,
  • de moeder mailt één keer per maand over de hulpverlening van de kinderen,
  • de vader mailt maximaal één bericht in de twee weken betreffende vragen over voorkomende zaken (beperkt tot omgang).
  • de moeder antwoordt eenmaal per maand op die mail van de vader, zodat dat meekan met haar mail over de hulpverlening,
  • de ouders nemen de GI mee in de cc tot de GI beslist dat dit niet langer nodig is;
5.6.
beëindigt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van de datum van deze beschikking;
5.7.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijsthet meer of anders verzochte
af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.W.G. de Beer, (kinder-)rechter, in aanwezigheid van mr. M. Cox-Weber als griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2019.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.