Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eisers wonen op het adres [adres] in [woonplaats] . Op 1 oktober 2018 heeft vergunninghouder een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het uitbreiden van de woning op het adres [adres] in [woonplaats] (hierna: de woning). Vervolgens heeft verweerder de besluiten genomen zoals weergegeven onder ‘Procesverloop’.
2. Verweerder heeft de omgevingsvergunning verleend voor de activiteit bouwen (artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)). Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eisers ongegrond verklaard, omdat geen van de wettelijke weigeringsgronden van toepassing is.
Het beoordelingskader
3. In artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo staan de gronden opgesomd waarop de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen moet worden geweigerd. Dit is onder meer het geval wanneer het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, met de redelijke eisen van welstand, de Bouwverordening of het Bouwbesluit 2012. Dit stelsel voor de beoordeling van aanvragen om vergunningen wordt een ‘limitatief-imperatief stelsel’ genoemd. Dat betekent dat dat de vergunning moet worden geweigerd, als één of meer van de in dat artikel genoemde weigeringsgronden zich voordoen. Het betekent aan de andere kant ook dat de vergunning moet worden verleend als géén van de weigeringsgronden zich voordoet. Er is dan sprake van een gebonden beschikking, waarbij verweerder geen ruimer toetsingskader mag hanteren. Verweerder kan bijvoorbeeld geen belangenafweging in de beoordeling betrekken.
4. Eisers hebben aangevoerd dat er een verkeerde procedure is gekozen door verweerder, omdat de vergunning eerst is verleend en ze daarna pas bezwaar konden maken. Eisers hebben in het verleden mee gemaakt dat er al vóór het verlenen van de vergunning bezwaar gemaakt kon worden en dat had in dit geval ook moeten gebeuren.
5. In artikel 6:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat dat het maken van bezwaar geschiedt door het indienen van een bezwaarschrift bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. Hieruit volgt dus dat er éérst een besluit wordt genomen en dat er daarna bezwaar gemaakt kan worden. Dit is de normale gang van zaken en wordt de ‘reguliere procedure’ genoemd. Deze procedure is altijd van toepassing, tenzij in de wet is bepaald dat een andere procedure van toepassing is. Bij deze vergunning is dat laatste niet het geval. De rechtbank is daarom van oordeel dat de juiste procedure is gevolgd en dat verweerder niets fout heeft gedaan door de vergunning te verlenen voordat eisers bezwaar konden maken. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Eisers voeren aan dat het welstandsadvies incorrect is. De verbouwing tast het beschermd stadsgezicht namelijk wel aan. Er is alleen maar naar de foto’s gekeken, terwijl het beter was geweest als er iemand ter plaatse was gaan kijken.
7. Het is vaste rechtspraak dan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de hoogste rechter in dit soort zaken, dat verweerder een welstandsadvies zonder motivering over mag nemen. Dit is alleen anders als iemand een tegenadvies heeft overgelegd van een andere deskundige, of als het advies van de welstandscommissie zodanige gebreken vertoont dat verweerder het niet zomaar voor zijn oordeel over welstand mocht gebruiken.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het welstandsadvies heeft mogen overnemen. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat het advies volgens hem niet gebrekkig is. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om het advies gebrekkig te achten. Dat de welstandscommissie niet ter plaatse is gaan kijken, maakt het advies niet incorrect. Bovendien hebben eisers geen tegenadvies overgelegd. De beroepsgrond slaagt niet.
Schoongrondverklaring en heien
9. Eisers voeren aan dat er geen schoongrondverklaring is opgevraagd bij vergunninghouder, terwijl dit volgens de reglementen wel moet. Er wordt meer dan 30 centimeter afgegraven, dus het is verplicht een schoongrondverklaring te hebben. Daarnaast stellen eisers dat er geheid wordt, terwijl dit niet is toegestaan in de binnenstad.
10. Op grond van artikel 8, derde lid, van de Woningwet is een bodemonderzoekrapport (ook wel schoongrondverklaring genoemd in het dagelijks taalgebruik) alleen voorgeschreven voor bouwwerken waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, met uitzondering van bouwwerken die naar aard en omvang gelijk zijn aan vergunningvrije bouwwerken uit bijlage II van het Bor.
11. De rechtbank is van oordeel dat dit geval sprake van is van de hiervoor genoemde uitzondering. De uitbreiding aan de woning is alleen vergunningplichtig vanwege de bestemming ‘Beschermd stadsgezicht’. Als die bestemming er niet was, was de uitbreiding vergunningvrij geweest. Dit maakt dat het bouwwerk naar aard en omvang gelijk is aan de vergunningvrije bouwwerken uit bijlage II van het Bor. Er is dus geen bodemonderzoeksrapport nodig. Verweerder heeft verder toegelicht dat er geen sprake is van een verbod op heien in de binnenstad. Eisers hebben ook niet kunnen onderbouwen waar dat verbod staat. De beroepsgrond slaagt niet.
De eigendommen van eisers
12. Eisers voeren aan door het verlenen van de vergunning, hun eigendom aangetast wordt. De schuren hebben doorlopende balken en boeiboorden en die worden nu doorgezaagd.
13. Dit is geen weigeringsgrond in het beoordelingskader, zoals toegelicht onder 3. Uit het stelsel van vergunningverlening vloeit voort dat geen ruimte bestaat om omgevingsvergunningen voor alleen ‘bouwen’ op andere gronden, zoals het bestaan van een privaatrechtelijke belemmering, te weigeren. De beroepsgrond slaagt niet.
13. Eisers hebben verder nog aangevoerd dat de tekeningen en het welstandsadvies niet bij de vergunning zaten, maar dat ze die stukken zelf hebben moeten opvragen. Daarnaast is het verslag van hoorzitting niet volledig, is de hoorzitting opgenomen zonder dat ze daarvoor toestemming hebben gegeven en zijn het advies en verslag niet ondertekend door de secretaris van de bezwaarschriftenadviescommissie.
14. Deze punten zijn ook geen weigeringsgronden in het beoordelingskader, zoals toegelicht onder 3. Deze gronden kunnen dan ook niet leiden tot de conclusie dat verweerder de vergunning niet had mogen verlenen. De beroepsgronden slaagt niet.
15. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden van toepassing zijn. Dit betekent dat verweerder verplicht was de vergunning te verlenen en verweerder het bezwaar van eisers terecht ongegrond heeft verklaard.
16. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.