Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[gedaagde sub 2] ,
[gedaagde sub 3] ,
1.Waar gaat de zaak over?
2.Wat vindt de kantonrechter ervan?
240,00(2 punten x tarief € 120,00)
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een naamloze vennootschap (hierna: eiseres) en een vennootschap onder firma (hierna: gedaagde sub 1) en haar vennoten (gedaagde sub 2 en gedaagde sub 3). Eiseres had een vordering op een werknemer, aangeduid als [A], die in dienst was bij gedaagde sub 1. Deze werknemer had een betalingsachterstand bij eiseres en was in een arbitraal vonnis veroordeeld om deze achterstand te betalen. Eiseres had executoriaal beslag gelegd op het loon van [A] en verzocht gedaagde sub 1 om een 'derdenverklaring' in te vullen, wat gedaagde sub 1 weigerde te doen.
De kantonrechter oordeelde dat gedaagde sub 1 ten onrechte de gevraagde informatie niet had verstrekt. De wet biedt namelijk mogelijkheden voor schuldeisers om betaling af te dwingen, waaronder loonbeslag. De werkgever is verplicht om binnen vier weken na beslaglegging informatie te geven over het loon van de werknemer en eventuele andere beslagen. Gedaagde sub 1 had aangevoerd dat er al eerder beslag was gelegd door de Belastingdienst, maar de kantonrechter stelde vast dat dit geen reden was om de informatie niet te verstrekken.
De rechter veroordeelde gedaagde sub 1 om de schuld van [A] te betalen, die door eiseres was gevorderd. Het gevorderde bedrag van € 811,61 werd toegewezen, inclusief wettelijke rente. Daarnaast werd gedaagde sub 1 hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de kosten, samen met de vennoten. De totale proceskosten aan de zijde van eiseres werden begroot op € 830,42. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.