ECLI:NL:RBMNE:2019:591
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontruiming van een woning in kort geding door een bewindvoerder
In deze zaak heeft de bewindvoerder van [vader] een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] met als doel de ontruiming van de woning van [vader]. De bewindvoerder heeft op 21 januari 2019 de gedaagde gedagvaard, maar [gedaagde] is niet verschenen op de zitting die op 30 januari 2019 heeft plaatsgevonden. De voorzieningenrechter heeft verstek verleend tegen [gedaagde]. De bewindvoerder heeft aangevoerd dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verblijft en dat de woning moet worden verkocht om de schulden van [vader] te kunnen betalen. De vader verblijft in een verzorgingstehuis en zal niet meer terugkeren naar de woning.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering van de bewindvoerder niet onrechtmatig of ongegrond is. De termijn voor de ontruiming is vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis, zodat [gedaagde] voldoende tijd heeft om zich voor te bereiden. De voorzieningenrechter heeft de gevorderde machtiging om de ontruiming met behulp van de sterke arm van justitie uit te voeren afgewezen, omdat dit overbodig is. Ook de gevorderde vergoeding voor de ontruimingskosten is afgewezen, omdat deze kosten niet vóór de uitspraak zijn gemaakt.
De voorzieningenrechter heeft besloten de proceskosten tussen partijen te compenseren, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door mr. J.O. Zuurmond op 13 februari 2019 en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.