ECLI:NL:RBMNE:2019:591

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2019
Publicatiedatum
14 februari 2019
Zaaknummer
C/16/471920 / KG ZA 18-772
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning in kort geding door een bewindvoerder

In deze zaak heeft de bewindvoerder van [vader] een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] met als doel de ontruiming van de woning van [vader]. De bewindvoerder heeft op 21 januari 2019 de gedaagde gedagvaard, maar [gedaagde] is niet verschenen op de zitting die op 30 januari 2019 heeft plaatsgevonden. De voorzieningenrechter heeft verstek verleend tegen [gedaagde]. De bewindvoerder heeft aangevoerd dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verblijft en dat de woning moet worden verkocht om de schulden van [vader] te kunnen betalen. De vader verblijft in een verzorgingstehuis en zal niet meer terugkeren naar de woning.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering van de bewindvoerder niet onrechtmatig of ongegrond is. De termijn voor de ontruiming is vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis, zodat [gedaagde] voldoende tijd heeft om zich voor te bereiden. De voorzieningenrechter heeft de gevorderde machtiging om de ontruiming met behulp van de sterke arm van justitie uit te voeren afgewezen, omdat dit overbodig is. Ook de gevorderde vergoeding voor de ontruimingskosten is afgewezen, omdat deze kosten niet vóór de uitspraak zijn gemaakt.

De voorzieningenrechter heeft besloten de proceskosten tussen partijen te compenseren, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door mr. J.O. Zuurmond op 13 februari 2019 en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/471920 / KG ZA 18-772
Vonnis in kort geding van 13 februari 2019
in de zaak van
[eiseres] BEWINDVOERDER VAN [vader],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M.R.A. Rutten te Utrecht,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna de bewindvoerder, [vader] of de vader ( [vader] ) en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
De bewindvoerder heeft in eerste instantie beide zonen van [vader] gedagvaard op 21 januari 2019 (met producties 1 t/m 15). De mondelinge behandeling is gehouden op 30 januari 2019. Eén dag voor de zitting heeft de bewindvoerder de zaak tegen één van de zonen ( [A] ) ingetrokken, omdat er een regeling was getroffen met hem en hij de woning had verlaten. [gedaagde] is niet op de zitting verschenen en de voorzieningenrechter heeft verstek verleend tegen hem. Aan het einde van de zitting heeft de voorzieningenrechter beslist dat hij een vonnis zal wijzen.

2.De overwegingen van de voorzieningenrechter

2.1.
De spoedeisendheid van de zaak is gegeven met de aard van de vordering.
2.2.
Voor toewijzing van de voorlopige voorziening zoals door de bewindvoerder wordt gevorderd, moet het in hoge mate waarschijnlijk zijn dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen.
2.3.
De bewindvoerder vordert veroordeling van [gedaagde] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] in [woonplaats] te ontruimen, met veroordeling van hem in de proceskosten en nakosten. De bewindvoerder voert hiervoor aan dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning van de vader verblijft. De woning moet verkocht worden om de schulden van de vader (waaronder een door de bank opgeëiste hypotheekschuld) te kunnen betalen. Voor een goed verloop van de verkoop moet [gedaagde] de woning verlaten. De vader zit in een verzorgingstehuis en zal niet meer terugkeren naar de woning.
2.4.
Deze vordering komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal als volgt worden toegewezen. De termijn voor de ontruiming wordt gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis, zodat [gedaagde] voldoende tijd heeft om zich hierop voor te bereiden. Een termijn van drie dagen komt de voorzieningenrechter onredelijk kort voor als ontruimingstermijn.
2.5.
De voorzieningenrechter wijst de gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie af, omdat zij ingevolge art. 556 lid 1 en art. 557 Rv overbodig is.
2.6.
Ook de gevorderde vergoeding voor de kosten voor de ontruiming worden afgewezen. Ingevolge artikel 237 lid 3 Rv wordt het bedrag van de kosten waarin de verliezende partij wordt veroordeeld bij het vonnis vastgesteld, voor zover die kosten vóór de uitspraak zijn gemaakt. Daarvan is bij ontruimingskosten geen sprake.
2.7.
Omdat partijen feitelijk gezien in een familierechtelijke relatie staan tot elkaar, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd. Hierdoor draagt iedere partij de eigen kosten.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het pand aan de [adres] te [woonplaats] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken tenzij deze zaken van [vader] zijn, en de sleutels af te geven aan de bewindvoerder,
3.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.O. Zuurmond en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2019. [1]

Voetnoten

1.type: 5033