ECLI:NL:RBMNE:2019:5951

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 december 2019
Publicatiedatum
13 december 2019
Zaaknummer
16/659792-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van voorbereidingshandelingen voor een door politie in scène gezette overval met gebruik van politiekleding

Op 13 december 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van voorbereidingshandelingen voor een diefstal met geweld en opzetheling van politiekleding. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar een in scène gezette overval waarbij de verdachte en medeverdachten zich als politieagenten voordeden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de voorbereidingen voor de overval of dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van de politiekleding in de door hem gehuurde bestelbus. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet had kunnen weten dat de goederen die hij in zijn bezit had, bestemd waren voor een misdrijf. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging, maar dat de verdachte niet schuldig kon worden bevonden aan de hem ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven en gelast de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659792-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 december 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
opgegeven postadres: [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 januari 2019, 5 april 2019, 28 juni 2019 en – de inhoudelijke behandeling – op 28 november 2019 en 29 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officieren van justitie mrs. B.S. Schnier en H.J. Starrenburg (hierna gezamenlijk te noemen: de officier van justitie) en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. T.S.S. Overes, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 28 juni 2019 nader omschreven. De nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.in de periode 5 september 2018 tot en met 19 oktober 2018 op diverse plaatsen in Nederland, samen met anderen, ter voorbereiding van diefstal met geweldpleging in vereniging en/of afpersing in vereniging, opzettelijk diverse voorwerpen, waaronder voertuigen, (onderdelen van) politie-uniformen en bijbehorende attributen (imitatievuurwapens, wapenstokken, portofoons, politiekoppels, handboeien, traangas) en foto’s/filmpjes van personen in politiekleding,
welke voorwerpen bestemd waren tot het begaan van die misdrijven,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
2.zich in de periode 28 augustus 2015 tot en met 19 oktober 2018 op diverse plaatsen in Nederland, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan opzet- dan wel schuldheling van politiekleding.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig en de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde.
3.1
ONTVANKELIJKHEID OPENBAAR MINISTERIE
3.1.1
Het verweer
De verdediging heeft aan de hand van schriftelijke aantekeningen de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging bepleit. Het verweer komt er, samengevat, op neer dat de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] menen dat zij door opsporingsambtenaren zijn gebracht tot andere strafbare feiten dan waarop het opzet van ieder van hen reeds tevoren was gericht. Deze schending van het zgn. Tallon-criterium werkt direct door in de strafzaak tegen verdachte. Ook hij was nooit van plan een soortgelijk feit te plegen, en is hij daarvoor bovendien nooit veroordeeld..
3.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verwerping van het verweer.
3.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de verweren die zien op een schending van het Tallon-criterium in de strafzaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in al hun onderdelen verworpen. Die verwerping komt er in de kern op neer dat in de tijd herhaald bij de TCI binnengekomen en medeverdachte [medeverdachte 1] belastende informatie bevestiging vindt in de resultaten van het vervolgens ingestelde opsporingsonderzoek. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft laten zien dat hij de aanvankelijke verdenkingen ook feitelijk waar wist te maken, bijvoorbeeld door (snel) over politie-uniformen en wapens te kunnen beschikken en deze tegen betaling over te dragen. Hij heeft bovendien meermalen tegenover de met infiltratie belaste opsporingsambtenaren (hierna ook te noemen: infiltranten) uitgesproken beschikbaar te zijn in die politie-uniformen overvallen te plegen, zodat niet gezegd kan worden dat hij door opsporingsambtenaren is gebracht tot andere strafbare feiten dan waarop zijn opzet reeds tevoren was gericht. Ditzelfde geldt voor medeverdachte [medeverdachte 2] , nu uit het procesdossier niet blijkt dat [medeverdachte 2] door de infiltranten is uitgelokt tot het begaan van strafbare feiten waarop zijn opzet niet reeds tevoren was gericht. Het is [medeverdachte 1] geweest die op zijn beurt [medeverdachte 2] bij het plan heeft betrokken, bij welk plan [medeverdachte 2] zich heeft aangesloten en met de uitvoering van welk plan hij is doorgegaan tot het moment van onderschepping en aanhouding door de autoriteiten op 19 oktober 2018. Reeds gelet op het voorgaande wordt het verweer verworpen.
Het Openbaar Ministerie is dan ook ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn voorts geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK FEITEN 1 EN 2

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, zoals betoogd in een ter zitting overgelegd en voorgedragen schriftelijk requisitoir.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde en daartoe onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1:
Uit het dossier kan niet worden opgemaakt dat verdachte voorbereidingshandelingen heeft getroffen voor een diefstal met geweld of voor afpersing en dat hij wist wat er werd voorbereid en hier opzet op had.
Ten aanzien van feit 2:
Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van politiekleding en dat hij daarover beschikkingsmacht had.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit de stukken van het dossier kan worden opgemaakt dat medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een overval hebben voorbereid, die op 19 oktober 2018 gepleegd zou worden op het vliegveld te Hoogeveen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zouden zich daarbij voordoen als dienstdoende politieagenten en een geldbedrag ‘in beslag nemen’ van een door hen ‘te arresteren’ piloot, die in het complot zat.
Verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn op 19 oktober 2018 op heterdaad aangehouden in Hoogeveen. Daags voor de aanhouding had verdachte contact met [medeverdachte 1] over het passen van kleding. [medeverdachte 1] vroeg hem daarbij naar zijn schoen- en broekmaat.
De verdachten zijn voorafgaand aan de aanhouding geobserveerd. Verdachte heeft op
19 oktober 2018 een bestelbus gehuurd. Over de huur hiervan heeft hij kort tevoren contact gehad met medeverdachte [medeverdachte 1] . Verdachte is met die bestelbus naar een benzinepomp in Almere gereden alwaar hij medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] heeft getroffen. Vervolgens zijn zij in hun voertuigen samen naar Hoogeveen gereden.
In de door verdachte gehuurde en bestuurde bestelbus werden na de aanhouding op
19 oktober 2018 voorwerpen aangetroffen die verband houden met de voorbereiding van een door medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , met infiltranten, voorbereide overval, waaronder politiekleding en daarbij behorende attributen.
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden was terecht sprake van een stevige verdenking jegens verdachte, waarvoor hij ook enige tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Op basis van het onderzoek ter terechtzitting en uit het dossier kan echter niet ondubbelzinnig worden vastgesteld dat verdachte wist dat door medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , in samenwerking met infiltranten, een overval was voorbereid. Evenmin is wettig en overtuigend bewijs voorhanden van wetenschap bij verdachte van de aanwezigheid van goederen die door voornoemde medeverdachten in de door verdachte gehuurde en bestuurde bus waren geplaatst, laat staan dat hij wist dat deze goederen bestemd waren tot het plegen van een overval. Dat de verklaring van verdachte, kort gezegd erop neerkomend dat hij de bus had gehuurd voor een verhuizing en dat hem naar zijn broek- en schoenmaat was gevraagd voor kleding ten behoeve van zijn medewerking aan die verhuizing, de rechtbank allerminst geloofwaardig voorkomt, maakt dat niet anders.
De slotsom is dat verdachte, gelet op het hiervoor overwogene, bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs zal worden vrijgesproken van zowel het onder 1 als ook het onder 2 ten laste gelegde.

5.VOORLOPIGE HECHTENIS

De officier van justitie heeft bij gelegenheid van het requisitoir gevorderd dat de rechtbank aan verdachte gevangenisstraf zal opleggen en die vordering vergezeld doen gaan van een andere vordering, te weten de opheffing van de schorsing van het bevel tot verdachtes voorlopige hechtenis. Nu de rechtbank verdachte integraal zal vrijspreken, zal de rechtbank in het verlengde daarvan het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

6.BESLAG

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht te beslissen overeenkomstig de ‘Beslaglijst 25Parka’, die de officier van justitie voorafgaande aan het onderzoek ter terechtzitting aan het procesdossier heeft doen toevoegen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de onder verdachte inbeslaggenomen, en aan hem toebehorende telefoon en simkaart, aan hem terug te geven.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de na te noemen in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- IPhone + simkaart (goednummer 483930).
Verdachte zal integraal worden vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde. Uit het dossier blijkt niet dat deze voorwerpen verband houden met de oorspronkelijk jegens hem gerezen verdenking. Nu uit het dossier kan worden opgemaakt dat deze voorwerpen aan hem in eigendom toebehoren, zullen deze aan hem worden teruggegeven.

7.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Voorlopige hechtenis
- wijst afde vordering tot opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis, en;
-
heft ophet (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
 IPhone + simkaart (goednummer 483930).
Dit vonnis is gewezen door mr. V.M.A. Sinnige, voorzitter, mrs. R. Veldhuisen en
P.K. Oosterling-van der Maarel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Laanstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 december 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 5 september 2018 tot en met 19 oktober 2018 te Almere en/of Amsterdam en/of Diemen en/of Hoogeveen, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een
gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met
geweldpleging in vereniging (artikel 312 Wetboek van Strafrecht) en/of
afpersing in vereniging (artikel 317 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk
- één of meer voertuigen, waaronder een autobus en/of twee, in elk geval één of meer, personenauto's en/of
- één of meer mobiele (prepaid) telefoon(s) en/of
- één of meer onderdelen van politie-uniformen van de Nationale Politie en/of kleding die
zeer gelijkend is op kleding die door politieagenten van de Nationale Politie wordt gedragen en/of
- één of meer imitatievuurwapen(s), zeer gelijkend op het merk en type vuurwapen(s)
(merk/model: Walther/P99) die in gebruik zijn bij de Nationale Politie en/of
- één of meer andere voorwerp(en), gelijk aan en/of gelijkend op voorwerpen die door
politieagenten in gebruik zijn bij de uitvoering van hun taken, te weten o.a. één of meer
paar schoenen en/of één of meer wapenstok(ken) en/of één of meer portofoon(s) en/of
één of meer zogenoemde (politie)koppel(s) met één of meer hoe(s)(zen) en/of houder(s)
en/of één of meer paar handboei(en) en/of één of meer paar handschoen(en) en/of één of
meer zaklamp(en) en/of één of meer gas- en/of verf- en/of identifier– en/of traangas
spray(s) en/of
- één of meer foto(’s) en/of filmpje(s) van een of meer pers(o)on(en) in politiekleding en/of
kleding die zeer gelijkend is op kleding die door politieagenten wordt gedragen,
althans één of meer goed(eren), welke goed(eren) - al dan niet in combinatie met elkaar - bestemd was/waren tot het begaan van dat misdrijf/die misdrijven,
heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 28 augustus 2015 tot en met 19 oktober 2018 te Almere en/of Diemen en/of Amsterdam en/of Hoogeveen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal een of meer goederen, te weten één of meer onderde(e)l(en) van politie-uniformen en/of politiekleding, waaronder nieuwe politiekleding en/of politiekleding van [A] , heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van voornoemd(e) goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen).