ECLI:NL:RBMNE:2019:5952

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 december 2019
Publicatiedatum
13 december 2019
Zaaknummer
16/659791-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van voorbereidingshandelingen van een in scène gezette overval door verdachten die zich voordoen als politieagenten, en veroordeling wegens voorhanden hebben van een balletjespistool

Op 13 december 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van voorbereidingshandelingen voor een overval en opzetheling van politiekleding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, in de periode van 5 september 2018 tot en met 19 oktober 2018, zich zou hebben voorbereid op een gewelddadige diefstal en afpersing, waarbij zij zich als politieagenten zouden voordoen. Tijdens de zittingen op 25 januari, 5 april, 28 juni, 28 en 29 november 2019 is het bewijs besproken. De officier van justitie eiste een veroordeling, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de voorbereidingshandelingen. De rechtbank oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de voorbereidingen voor de overval en sprak hem vrij van de eerste twee tenlastegelegde feiten. Echter, de verdachte werd wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een balletjespistool, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De rechtbank legde een geldboete op van € 550,00 en sprak de verdachte vrij van de andere beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659791-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 december 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1995] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 januari 2019, 5 april 2019, 28 juni 2019 en – de inhoudelijke behandeling – op 28 november 2019 en 29 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officieren van justitie mrs. B.S. Schnier en H.J. Starrenburg (hierna gezamenlijk te noemen: de officier van justitie) en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, J.P. Plasman, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 28 juni 2019 nader omschreven. De nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.in de periode 5 september 2018 tot en met 19 oktober 2018 op diverse plaatsen in Nederland, samen met anderen, ter voorbereiding van diefstal met geweldpleging in vereniging en/of afpersing in vereniging, opzettelijk diverse voorwerpen, waaronder voertuigen, (onderdelen van) politie-uniformen en bijbehorende attributen (imitatievuurwapens, wapenstokken, portofoons, politiekoppels, handboeien, traangas) en foto’s/filmpjes van personen in politiekleding,
welke voorwerpen bestemd waren tot het begaan van die misdrijven,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
2.zich in de periode 28 augustus 2015 tot en met 19 oktober 2018 op diverse plaatsen in Nederland, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan opzet- dan wel schuldheling van politiekleding;
3. op 19 oktober 2018 te Diemen, samen met anderen, een verboden wapen voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK FEITEN 1 EN 2

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, zoals betoogd in een ter zitting overgelegd en voorgedragen schriftelijk requisitoir.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Uit het procesdossier volgt niet meer dan dat verdachte lijfelijk aanwezig is geweest bij een door anderen, namelijk de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en een infiltrant op 19 oktober 2018 gevoerd gesprek, en voorts dat hij diezelfde dag in Hoogeveen is aangehouden met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Uit het procesdossier kan niet worden opgemaakt dat verdachte enige voorbereidingshandelingen heeft getroffen voor een diefstal met geweld of voor afpersing, noch dat hij wist wat er werd voorbereid en hierop opzet heeft gehad.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit de stukken van het dossier kan worden opgemaakt dat medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een overval hebben voorbereid, die op 19 oktober 2018 gepleegd zou worden op het vliegveld te Hoogeveen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zouden zich daarbij voordoen als dienstdoende politieagenten en aldus een geldbedrag ‘in beslag nemen’ van een door hen ‘te arresteren’ piloot, die in het complot zat.
Verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn op 19 oktober 2018 op heterdaad aangehouden in Hoogeveen. De verdachten zijn voorafgaand aan de aanhouding geobserveerd. Verdachte is op 19 oktober 2018, onder meer met medeverdachte [medeverdachte 1] , aanwezig geweest bij een bespreking in de [club] te [woonplaats] met één van de infiltranten. Aan verdachte is bij die bespreking op een telefoon een foto met geld getoond. Verdachte heeft op enig moment tijdens die bespreking gevraagd hoe lang het vliegen is van Engeland naar Nederland. In de door medeverdachte [medeverdachte 3] gehuurde en bestuurde bestelbus werden na de aanhouding op 19 oktober 2018 voorwerpen aangetroffen die verband houden met de voorbereiding van een door – in ieder geval – medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , met infiltranten, voorbereide overval, waaronder politiekleding en daarbij behorende attributen.
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden was terecht sprake van een stevige verdenking jegens verdachte, waarvoor hij ook enige tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Op basis van het onderzoek ter terechtzitting en uit het dossier kan echter niet ondubbelzinnig worden vastgesteld dat verdachte wist dat door medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , in samenwerking met infiltranten, een overval was voorbereid. Evenmin is wettig en overtuigend bewijs voorhanden van wetenschap bij verdachte van de aanwezigheid van goederen die door voornoemde medeverdachten in de door [medeverdachte 3] gehuurde en bestuurde bus waren geplaatst, laat staan dat hij wist dat deze goederen bestemd waren tot het plegen van een overval. Dat de verklaring van verdachte, kort gezegd erop neerkomend dat hij op
19 oktober 2018 uit verveling mee is gegaan naar de [club] en vervolgens naar Hoogeveen, maar nergens vanaf wist, de rechtbank allerminst geloofwaardig voorkomt, maakt dat niet anders.
De slotsom is dat verdachte, gelet op het hiervoor overwogene, bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs, zal worden vrijgesproken van zowel het onder 1 als ook het onder 2 ten laste gelegde.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS – FEIT 3

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, zoals betoogd in een ter zitting overgelegd en voorgedragen schriftelijk requisitoir.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 3 ten laste gelegde en daartoe, zakelijk weergegeven, onder meer aangevoerd dat het enkele feit dat verdachte in het verleden een balletjespistool heeft gehad, onvoldoende redengevend is voor het bewijs dat hij zich bewust was van de aanwezigheid van het aangetroffen wapen in zijn woning.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 3: [1]
In een proces-verbaal van bevindingen van binnentreden in woning is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 19 oktober 2018 vond een doorzoeking plaats in de woning aan de [adres] te [woonplaats] . In de berging op de eerste etage werd een op een echt gelijkend vuurwapen aangetroffen en in beslag genomen.’ [2]
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende een nader onderzoek in het kader van de Wet wapens en munitie is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Het voorwerp betreft een voorwerp in de vorm van een pistool van een onbekend merk en model, kaliber 6mm BB. Het voorwerp vertoont voor wat betreft vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis met een echt bestaand vuurwapen, namelijk een pistool, merk Beretta, model 92 en is derhalve voor bedreiging en afdreiging geschikt. Dit veerdrukpistool is voorzien van niet-functionele onderdelen die bedoeld zijn om het voorwerp juist op een vuurwapen te doen gelijken. [3] Dit voorwerp is een wapen in de zin van artikel 2, lid 1,categorie 1 onder 7 van de Wet wapens en munitie.’ [4]
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie d.d. 20 februari 2019 onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
‘Ik sta op het adres [adres] te [woonplaats] ingeschreven. Alle spullen in de woning zijn van ons. Het zou kunnen dat de persoon aan wie ik de woning verhuurde, geen toegang had tot de bergruimte.’ [5]
Verdachte heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 28 november 2019 onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
‘Ik heb vroeger wel eens een balletjespistool gehad. Het zou kunnen dat het in de berging aangetroffen balletjespistool van mij was. [6]
Bewijsoverwegingen feit 3:
Verdachte heeft erkend dat hij een balletjespistool heeft gehad en dat het zou kunnen dat het in zijn woning aangetroffen balletjespistool van hem is. De rechtbank leidt hieruit af dat sprake is geweest van een zekere mate van bewustheid bij de verdachte omtrent de aanwezigheid van dat wapen in zijn woning. De suggestie van verdachte dat hij lijkt te zijn vergeten dat hij dit balletjespistool nog had, doet aan het voorhanden hebben ervan in de zin van de Wet wapens en munitie niet af. De rechtbank acht het feit dan ook wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 6 omschreven.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
3.
op 19 oktober 2018 te Diemen een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een pistool (merk/model: Beretta/92), voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van het voorarrest.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het strafmaatverweer toegespitst op de feiten waarvan verdachte zal worden vrijgesproken, zodat dit hier verder onvermeld blijft.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft een balletjespistool voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van een dergelijk op een vuurwapen gelijkend voorwerp is verboden, omdat gemakkelijk misbruik van een dergelijk voorwerp kan worden gemaakt en dit kan worden aangewend voor criminele doeleinden. Immers, het is voor bedreiging of afdreiging geschikt.
De persoon van verdachte en zijn omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op:
- een op naam van verdachte gesteld Uittreksel Justitiële Documentatied.d. 17 mei 2019. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld;
- reclasseringsadviezen van Reclassering Nederland van 2 april 2019 en van 7 januari 2019. In eerstgenoemd rapport is opgenomen dat verdachte zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft gehouden aan de daaraan verbonden (bijzondere) voorwaarden en dat een reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden niet nodig wordt geacht.
De op te leggen straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gaan voor het voorhanden hebben van een wapen van categorie I, sub 7, uit van een geldboete ter hoogte van € 550,-. De rechtbank ziet geen redenen hiervan af te wijken en zal daarom een geldboete ter hoogte van voornoemd bedrag opleggen, met aftrek van het voorarrest, berekend naar de maatstaf van € 50,- per dag. Deze straf is in termen van soort en zwaarte anders dan de vordering van de officier van justitie, reeds omdat de rechtbank tot vrijspraak komt van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.

10.Voorlopige hechtenis

De officier van justitie heeft bij gelegenheid van het requisitoir gevorderd dat de rechtbank aan verdachte gevangenisstraf zal opleggen en die vordering vergezeld doen gaan van een andere vordering, te weten de opheffing van de schorsing van het bevel tot verdachtes voorlopige hechtenis. Nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het hem onder 1 en 2 ten laste gelegde en aan verdachte een geldboete zal opleggen ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde feit, zal de rechtbank in het verlengde daarvan voornoemde vordering van de officier van justitie afwijzen en het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

11.BESLAG

11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht te beslissen overeenkomstig de ‘Beslaglijst 25Parka’, die de officier van justitie voorafgaande aan het onderzoek ter terechtzitting aan het procesdossier heeft doen toevoegen.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de met betrekking tot het beslag te nemen beslissingen.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal beslissen conform de door de officier van justitie aan de rechtbank verstrekte ‘Beslaglijst 25Parka’, hetgeen de volgende overweging en beslissing met zich brengt.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het na te noemen in beslag genomen voorwerp onttrekken aan het verkeer:
- Balletjespistool met 1 houder (goednummer 483791).
Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot dit voorwerp is bovendien het onder 3 bewezen verklaarde feit begaan.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De beslissing berust op de artikelen
  • 23, 24c, 36b, 36c van het Wetboek van Strafrecht en
  • 13 en 55 van de Wet wapens en munitie,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het onder 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte voor van het onder 3 bewezen verklaarde tot een
geldboete van
€ 550,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 11 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de geldboete in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van € 50,00 per dag;
Voorlopige hechtenis
- wijst afde vordering tot opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis, en;
-
heft ophet (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
 Balletjespistool met 1 houder (goednummer 483791).
Dit vonnis is gewezen door mr. V.M.A. Sinnige, voorzitter, mrs. R. Veldhuisen en
P.K. Oosterling-van der Maarel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Laanstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 december 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 5 september 2018 tot en met 19 oktober 2018 te Almere en/of Amsterdam en/of Diemen en/of Hoogeveen, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweldpleging in vereniging (artikel 312 Wetboek van Strafrecht) en/of afpersing in vereniging (artikel 317 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk
- één of meer voertuigen, waaronder een autobus en/of twee, in elk geval één of meer, personenauto's en/of
- één of meer mobiele (prepaid) telefoon(s) en/of
- één of meer onderdelen van politie-uniformen van de Nationale Politie en/of kleding die
zeer gelijkend is op kleding die door politieagenten van de Nationale Politie wordt
gedragen en/of
- één of meer imitatievuurwapen(s), zeer gelijkend op het merk en type vuurwapen(s)
(merk/model: Walther/P99) die in gebruik zijn bij de Nationale Politie en/of
- één of meer andere voorwerp(en), gelijk aan en/of gelijkend op voorwerpen die door
politieagenten in gebruik zijn bij de uitvoering van hun taken, te weten o.a. één of meer
paar schoenen en/of één of meer wapenstok(ken) en/of één of meer portofoon(s) en/of
één of meer zogenoemde (politie)koppel(s) met één of meer hoe(s)(zen) en/of houder(s)
en/of één of meer paar handboei(en) en/of één of meer paar handschoen(en) en/of één of
meer zaklamp(en) en/of één of meer gas- en/of verf- en/of identifier– en/of traangas
spray(s) en/of
- één of meer foto(’s) en/of filmpje(s) van een of meer pers(o)on(en) in politiekleding en/of
kleding die zeer gelijkend is op kleding die door politieagenten wordt gedragen,
althans één of meer goed(eren), welke goed(eren) - al dan niet in combinatie
met elkaar - bestemd was/waren tot het begaan van dat misdrijf/die misdrijven,
heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of
voorhanden heeft gehad;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 28 augustus 2015 tot en met
19 oktober 2018 te Almere en/of Diemen en/of Amsterdam en/of Hoogeveen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal een of meer goederen, te weten één of meer onderde(e)l(en) van politie-uniformen en/of politiekleding, waaronder nieuwe politiekleding en/of politiekleding van [A] , heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van voornoemd(e) goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen);
3.
hij op of omstreeks 19 oktober 2018 te Diemen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een pistool (merk/model: Beretta/92) voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd MDRAA17011 (Onderzoek 25Parka), opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 3396. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 1741-1742.
3.Pagina 3065.
4.Pagina 3066.
5.Pagina 967.
6.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 28 november 2019.