ECLI:NL:RBMNE:2019:5955

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 december 2019
Publicatiedatum
13 december 2019
Zaaknummer
16/706666-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens opzetheling van politiekleding met gevangenisstraf

Op 13 december 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1991 in Irak, die beschuldigd werd van opzetheling van politiekleding. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar de verwerving, het voorhanden hebben en de verkoop van gestolen politie-uniformen. De verdachte was op 4 juni 2018 in Almere betrokken bij de aankoop van deze kledingstukken, terwijl hij en zijn mededader(s) wisten dat het om door misdrijf verkregen goederen ging. Tijdens de zittingen op 28 juni, 28 november en 29 november 2019 zijn de standpunten van de officieren van justitie, mrs. B.S. Schnier en H.J. Starrenburg, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. H. de Kroon, besproken. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen was, en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier maanden op, met aftrek van het voorarrest, en benadrukte de ernst van het feit, de rol van de verdachte en de maatschappelijke impact van het onbevoegd gebruik van politiekleding. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 47 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/706666-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 december 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats] (Irak),
wonende te [woonplaats] , [adres]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 28 juni 2019, 28 november 2019 en 29 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officieren van justitie mrs. B.S. Schnier en H.J. Starrenburg (hierna gezamenlijk te noemen: de officier van justitie) en van hetgeen mr. H. de Kroon, advocaat te Hilversum, namens verdachte naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 28 juni 2019 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 4 juni 2018 in Almere in vereniging politiekleding heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) wisten althans redelijkerwijs moesten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde opzetheling in vereniging wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de vordering van de officier van justitie op dit onderdeel niet weersproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 23 juni 2018, proces-verbaalnummer PL0900-2018154083-3, opgemaakt door [verbalisant] , hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende als bevindingen van voornoemde verbalisant: [2]
[verdachte] , geboren op [1991] te [geboorteplaats] in Irak, verklaarde dat hij op het adres [adres] te [woonplaats] verblijft. Ik heb zijn telefoonnummer gevraagd om hem te kunnen bereiken. [verdachte] gaf mij het nummer [telefoonnummer] .
Een geschrift, zijnde de uitwerking van een tapgesprek, inhoudende zakelijk weergegeven: [3]
Beller: [telefoonnummer]
Gebelde: [telefoonnummer] , naam: [medeverdachte 1]
Datum: 04-06-2018 20:03:34
NNman5276: Joo, hey broer met mij, met [A] , jongen, die mattie van [verdachte] . Hey broer, ik heb die man gesproken. Hij zegt tegen mij, hij heeft nog vier polo’s en één brakka.
[medeverdachte 1] : Hoeveel wilt ie ervoor?
NNman5276: Hij zegt tegen mij zeven barkie.
Een geschrift, zijnde de uitwerking van een tapgesprek, inhoudende zakelijk weergegeven: [4]
Beller: [telefoonnummer]
Gebelde: [telefoonnummer] , naam: [medeverdachte 1]
Datum: 04-06-2018 21:06:48
NNman5276: Yo bro, ik ben uh onderweg, ik ga nu die dingen pakken en dan kom ik daar ja?
[medeverdachte 1] : Ja, ik ben ook, ik ben er ook bijna maar die andere is nog onderweg naar hier hè. Die gaat nemen. Kom naar Texaco.
NNman5276: Is goed.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen politieel pseudokopers A-4114 en A-4115 van 5 juni 2018, proces-verbaalnummer I04062018, opgemaakt door A-4114 en A-4115, als zodanig ingeschreven bij het Team Operationele Support, werkzaam bij het Team Werken Onder Dekmantel, afdeling Afgeschermde Operaties, Dienst Landelijke Operationele Samenwerking van de Landelijke Eenheid, inhoudende als bevindingen van verbalisanten: [5]
Op 4 juni 2018 omstreeks 20.04 uur stuurde [medeverdachte 1] mij, A-4114, de volgende WhatsApp-berichten:
[medeverdachte 1] om 20:04 uur: Heb die kleding
[medeverdachte 1] om 20:04 uur: Als je wil vandaag
[medeverdachte 1] om 20:05 uur: 4 polo’s en 2 broek
Om 20:30 uur en om 20:36 uur belde [medeverdachte 1] mij, A-4114, op en gaf hij aan dat hij die broeken en polo’s had en of ik die vanavond kon oppikken bij hem in Almere. Hij vroeg aan mij hoe laat ik daar kon zijn en we spraken af rond elf uur bij benzinestation Texaco in Almere Buiten in de wijk Tussen de Vaarten. De prijs was 2500 euro voor twee broeken en vier polo’s. [medeverdachte 1] zei tussen onze gesprekken dat hij nog die jongen ging bellen en dat hij ze vanavond had.
Wij, A-4114 en A-4115, reden omstreeks 23.00 uur het terrein van het benzinestation Texaco in Almere Buiten op. We zien dat [medeverdachte 1] tussen twee auto’s staat. We reden naar [medeverdachte 1] toe. [medeverdachte 1] kwam op ons afgelopen met een plastic tas in zijn handen. [medeverdachte 1] nam plaats op de bijrijdersstoel in de auto en ik, A-4114, zat nog achter het stuur. [medeverdachte 1] overhandigde aan mij meteen de plastic tas. Ik zag dat er donkerkleurige kledingstukken in zaten. Ik, A-4114 haalde de kledingstukken eruit en ik zag dat dit kledingstukken waren van de politie. Ik telde drie polo’s en één broek. De polo’s waren donker van kleur met de gele stripings erop van de politie.
Op een gegeven moment komt er een NN1 persoon aan en die zegt: “ [B] , die andere ligt hier nog.” Door A-4115 wordt dan gezegd dat hij die andere op moet halen en vervolgens komt de NN1 aanlopen met een papieren zak van Primark en hierin zat nog één polo met dezelfde stripings als de andere polo’s. Deze tas gaf de NN1 persoon vervolgens aan A-4115 en werd vervolgens aan [medeverdachte 1] gegeven door A-4115. [medeverdachte 1] gaf vervolgens de zak aan mij en ik haalde hier de 4e polo uit.
[medeverdachte 1] gaf aan dat deze kledingstukken gejat waren hier in Almere. Nadat we hadden onderhandeld kwamen we overeen dat wij 2000,- moesten betalen aan [medeverdachte 1] voor de 4 polo’s en 1 broek.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen begeleiding A-4114 en A-4115 van 5 juni 2018, proces-verbaalnummer B04062018, opgemaakt door B-2826 en B-2852, als zodanig ingeschreven bij het Team Operationeel Support, werkzaam bij het Team Werken Onder Dekmantel, afdeling Afgeschermde Operaties, Dienst Landelijke Operationele Samenwerking van de Landelijke Eenheid, inhoudende als bevindingen van verbalisanten: [6]
Kort na de inzet vertelden A-4114 en A-4115 aan ons dat:
 zij [medeverdachte 1] ontmoet hadden bij de Texaco te Almere.
 zij vijf delen van het politie uniform hadden gekocht, namelijk vier polo’s en één broek.
Wij toonden aan A-4114 en A-4115, afzonderlijk van elkaar, de aan ons door het tactisch team verstrekte foto van [verdachte] , geboren op [1991] te [geboorteplaats] . Wij hoorden dat zij deze persoon herkenden als zijnde de persoon die bij de ontmoeting aanwezig was geweest.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
hij op 4 juni 2018 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander goederen, te weten politiekleding, heeft verworven, voorhanden gehad en overgedragen, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplegen van opzetheling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 4 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de rol van verdachte bij de heling minimaal is geweest. Voorts is het recidiverisico laag omdat verdachte beschikt over een woning en werk en een relatie heeft. Omdat hij bovendien anderhalf jaar heeft moeten wachten op de inhoudelijke behandeling van zijn zaak heeft de raadsvrouw verzocht een gevangenisstraf overeenkomstig de duur van het voorarrest op te leggen en voor het overige te volstaan met de het opleggen van een taakstraf voor de duur van 100 uren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan heling van politiekleding. Zij hebben deze kleding verkocht aan – naar hen later bleek – opsporingsambtenaren in het kader van pseudokoop.
Door toedoen van de verdachte is een afzetmarkt voor gestolen goederen in stand gehouden. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met de aard van de goederen. Het door onbevoegden in bezit hebben en gebruiken van politiekleding veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de samenleving, omdat erop vertrouwd moet kunnen worden dat personen in politiekleding ook daadwerkelijk bevoegde politieagenten zijn. Mede gezien de gevaarsaspecten van het onbevoegd bezitten en gebruiken van politiekleding dient tegen de heling daarvan streng te worden opgetreden.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 17 mei 2019, waaruit blijkt dat verdachte vaker is veroordeeld wegens vermogensdelicten.
Gelet op de ernst van het feit en het strafrechtelijk verleden van verdachte kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, passend en geboden is.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 47 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 4 (vier) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.M.A. Sinnige, voorzitter, mrs. R. Veldhuisen en
P.K. Oosterling-van der Maarel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Laanstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 december 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 juni 2018 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer goederen, te weten één of meer onderde(e)l(en) van politie-uniformen en/of politiekleding heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van voornoemd(e) goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen).

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd MDRAA17011 (Onderzoek 25Parka), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina’s 1 tot en met 3396. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 744.
3.Pagina 736.
4.Pagina 742.
5.Pagina 726-728.
6.Pagina 724-725.