Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de niet betekende dagvaarding met zes producties;
- de brief van 29 oktober 2019 met twee producties van [gedaagde] ;
- de brief van 30 oktober 2019 met de pleitaantekeningen van [gedaagde] ;
- de brief van 31 oktober 2019 met één aanvullende productie van [eiseres sub 1] ;
- de mondelinge behandeling van 31 oktober 2019, waarop [gedaagde] vrijwillig met zijn gemachtigde is verschenen, en waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
- de pleitnota van [eiseres sub 1] .
2.De feiten
opzegt’.
3.Het geschil
4.De beoordeling
‘huurovereenkomst: 12 maanden’is hiervoor niet voldoende. Bovendien merkt de kantonrechter op dat [eiseres sub 1] in haar brieven van 19 april, 27 mei en 17 juni 2019 ook niet eenduidig is geweest in haar formuleringen voor beëindiging van de huurovereenkomst.