ECLI:NL:RBMNE:2019:6050

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
8120082 ME VERZ 19-154
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurdersorganisatie en geschillenregeling in samenwerkingsovereenkomst tussen huurdersvereniging en woningcorporatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Huurdersvereniging De Vechtstroom en de Stichting Ymere. De Vechtstroom, een huurdersorganisatie, verzocht de kantonrechter om vast te stellen dat zij een huurdersorganisatie is in de zin van de Wet op het overleg huurders verhuurder (Overlegwet) en dat de opzegging van de samenwerkingsovereenkomst door Ymere niet rechtsgeldig was. Ymere voerde verweer en stelde dat De Vechtstroom niet-ontvankelijk moest worden verklaard omdat het geschil aan de geschillencommissie voorgelegd had moeten worden, zoals overeengekomen in de samenwerkingsovereenkomst.

De kantonrechter oordeelde dat de geschillenregeling in de samenwerkingsovereenkomst niet alleen van toepassing is op geschillen over de uitvoering en interpretatie van de overeenkomst, maar ook op geschillen die voortvloeien uit de samenwerking zelf. De Vechtstroom had het geschil niet voorgelegd aan de geschillencommissie, waardoor zij niet-ontvankelijk werd verklaard in haar verzoeken die verband hielden met de samenwerkingsovereenkomst. Echter, de kantonrechter stelde vast dat De Vechtstroom wel degelijk een huurdersorganisatie is in de zin van de Overlegwet, en dat deze status niet ter discussie stond tot de opzegging van de samenwerkingsovereenkomst door Ymere. De rechter compenseerde de proceskosten, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van geschillenregelingen in samenwerkingsovereenkomsten en de rechten van huurdersorganisaties onder de Overlegwet. De uitspraak bevestigt dat De Vechtstroom als huurdersorganisatie erkend wordt, ondanks de opzegging van de samenwerking door Ymere.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 8120082 ME VERZ 19-154
Beschikking van 19 december 2019
inzake
de vereniging
HUURDERSVERENIGING DE VECHTSTROOM,
gevestigd te Weesp,
verder ook te noemen: De Vechtstroom,
verzoekster,
gemachtigde: mr. J.J.W. Lamme,
tegen:
de stichting
STICHTING YMERE,
gevestigd te Amsterdam,
verder ook te noemen: Ymere,
verweerster,
gemachtigde: mr. R.N.E. Visser.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt – voor zover hier van belang – uit:
  • het verzoekschrift van De Vechtstroom;
  • het verweerschrift van Ymere;
  • de brief van De Vechtstroom van 11 november 2019 met drie nadere producties;
  • de mondelinge behandeling op 21 november 2019, waar zijn verschenen:
- mevrouw [A] , mevrouw [B] en de heer [C] ,
[.] van De Vechtstroom, bijgestaan door mr. Lamme voornoemd;
- mevrouw [D] en de heer [E] , [..] bij Ymere,
bijgestaan door mr. Visser voornoemd;
- de heer [F] .
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De Vechtstroom is een huurdersvereniging met als statutair doel (onder meer) het behartigen van de belangen van huurders in de Gooi- en Vechtstreek en het in gezamenlijk overleg met verhuurders, huurders en betrokkenen bevorderden van de leefbaarheid en het welzijn van de directe woonomgeving.
2.2.
Ymere is een woningcorporatie. Ymere werkt samen met zeven lokale huurdersverenigingen, waaronder De Vechtstroom en Wonen met Maatwerk
(hierna: WMM), die zijn verenigd in de Stichting de Samenwerkende huurdersorganisaties Ymere (hierna: SHY).
2.3.
Op 24 november 2009 is tussen De Vechtstroom en de rechtsvoorganger van Ymere (Woningcorporatie De Woningbouw) een samenwerkingsovereenkomst gesloten (hierna: de samenwerkingsovereenkomst). In de samenwerkingsovereenkomst is Vechtstroom aangemerkt als huurdersorganisatie in de zin van de Overlegwet. Hierin is verder onder meer het volgende opgenomen:

Geschillenregeling
Artikel 13
1. Geschillen die voortvloeien uit de toepassing, uitvoering en/of interpretatie van deze overeenkomst kunnen alleen schriftelijk gemotiveerd worden voorgelegd aan een (ad hoc) te benoemen geschillencommissie.
2. Doel van de geschillenregeling is het beslechten van geschillen buiten een bevoegde rechterlijke instantie om.
3. De in lid 1 genoemde geschillencommissie bestaat uit drie personen.
De Woningbouw en De Vechtstroom wijzen elk een lid aan, deze beide leden wijzen samen het derde lid aan. De commissie benoemt uit zijn midden een voorzitter.
4. De geschillencommissie toetst of partijen de bepalingen van de WOHV dan wel de afspraken in deze overeenkomst zijn nagekomen.
5. De geschillencommissie heeft recht op inzage in alle informatie van partijen die betrekking heeft op het geschil.
6. De geschillencommissie zal de bij het geschil betrokken partijen horen alvorens zij tot een uitspraak komt. Partijen krijgen ruim voor de hoorzitting inzage in alle informatie die betrekking heeft op het geschil.
7. De geschillencommissie doet schriftelijk binnen zes weken na haar aantreden uitspraak over het voorgelegde geschil. De uitspraak wordt toegezonden aan partijen. De uitspraak is zodanig gemotiveerd, dat de belangrijkste overwegingen daaruit zijn af te leiden.
8. Partijen zijn gehouden aan de uitspraak van de geschillencommissie, tenzij één van de partijen zwaarwegende motieven heeft om daarvan af te wijken en besluit de zaak alsnog binnen vier weken aan de Kantonrechter voor te leggen.
Artikel 14
De bij het geschil betrokken partijen zullen het geschil, zolang het geschil in behandeling is bij de geschillencommissie, niet voorleggen aan een andere rechterlijke instantie, tenzij sprake is van een spoedeisend belang.
Duur en wijziging van deze overeenkomst
Artikel 15
(…)
4. Partijen kunnen deze overeenkomst opzeggen. Eenzijdige opzegging geschiedt schriftelijk en gelet op de inhoud en strekking van deze overeenkomst met redenen omkleed en met inachtneming van een opzegtermijn van minimaal zes maanden.
5. Voordat partijen deze overeenkomst conform het vorige lid opzeggen, zal er overleg tussen partijen plaatsvinden.
6. Indien De Vechtstroom niet langer voldoet aan de wettelijke vereisten van artikel 1, eerste lid onder f, van de Wet op het overleg huurders verhuurder, kan De Woningbouw de overeenkomst beëindigen conform het derde lid. De Woningbouw geeft
De Vechtstroom gedurende de opzegtermijn van zes maanden de gelegenheid alsnog aan de wettelijke vereisten te voldoen.
(…)”
2.4.
De Vechtstroom en de rechtsvoorganger De Woningbouw van Ymere voerden met elkaar overleg sinds de oprichting van De Vechtstroom in 1998 tot de fusie van De Woningbouw en Ymere per 1 maart 2014. Na de fusie werd dit voortgezet met Ymere.
2.5.
In de gemeenten Weesp en Gooise Meren zijn twee huurdersverenigingen actief, namelijk De Vechtstroom en WMM. Op verzoek van Ymere hebben De Vechtstroom en WMM gesprekken gevoerd over een mogelijk fusie tussen De Vechtstroom en WMM.
Deze fusie is niet tot stand gekomen.
2.6.
Bij brief van 10 oktober 2018 heeft Ymere besloten om de samenwerking met
De Vechtstroom op te zeggen op basis van artikel 15 lid 4 van de samenwerkingsovereenkomst.
2.7.
De Vechtstroom heeft bij brief van 8 maart 2019 Ymere gesommeerd om de opzegging te herroepen en De Vechtstroom per ommegaande weer te informeren en in de gelegenheid te stellen haar rechten uit te oefenen.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De Vechtstroom verzoekt de kantonrechter, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
I. in rechte vast te stellen dat De Vechtstroom een huurdersorganisatie is in de zin van artikel 2 Wet op het overleg huurders verhuurder (hierna: Overlegwet).
II. in rechte vast te stellen dat de opzegging van de samenwerkingsovereenkomst door Ymere niet rechtsgeldig is gedaan, dat er evenmin gronden bestaan voor opschorting van wettelijke verplichtingen op grond van de Overlegwet en dat Ymere gehouden is de wettelijke verplichtingen en de samenwerkingsovereenkomst na te komen.
III. Ymere te bevelen om De Vechtstroom, binnen 7 dagen na betekening van de beschikking Ymere, als huurdersorganisatie te erkennen en de samenwerking te hervatten door informatie te verstrekken, overleg te voeren, advies en instemming te vragen in de zin van de Overlegwet en de Woningwet en de samenwerkingsovereenkomst na te komen.
IV. te bepalen dat Ymere de uitvoering van het beleid dient op te schorten tot dat het verzuim is hersteld en De Vechtstroom gebruik heeft kunnen maken van haar informatie, overleg en adviesrecht.
V. Ymere te bevelen om de huurdersorganisatie SHY en [....] en de gemeenten Weesp en Gooise Meren binnen 7 dagen na betekening van de beschikking op dit verzoekschrift van de beschikking schriftelijk te informeren over het feit dat
De Vechtstroom als huurdersorganisatie dient te worden aangemerkt en dat Ymere de samenwerking heeft hervat, onder andere om te komen tot het maken en vastleggen van prestatieafspraken.
VI. Ymere te bevelen om een persbericht te sturen aan de lokale kranten, het Weespernieuws en het Muidernieuws inhoudende dat:
Ymere en de huurdersvereniging De Vechtstroom de samenwerking hebben hervat, onder andere om te komen tot het maken en het vastleggen van de prestatieafspraken.
VII. te bepalen dat Ymere per overtreding van het hiervoor onder III tot en met VII genoemde een dwangsom van € 500 per dag of gedeelte van een dag dat Ymere daarmee in gebreke is verbeurt, een en ander tot een maximum van € 100.000.
VIII. Ymere te veroordelen in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente en de nakosten.
3.2.
Ymere voert verweer met conclusie dat De Vechtstroom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, althans dat de verzoeken van De Vechtstroom moeten worden afgewezen met veroordeling van De Vechtstroom in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid
4.1.
Ymere stelt zich op het standpunt dat dit geschil moet worden voorgelegd aan de geschillencommissie op grond van artikel 13 van de samenwerkingsovereenkomst (hierna: de geschillenregeling). Dit heeft De Vechtstroom niet gedaan, zodat zij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar verzoek. De bedoeling van de geschillenregeling is om geschillen buiten de burgerlijke rechter om op te lossen.
4.2.
De Vechtstroom stelt zich op het standpunt dat het geschil tussen partijen niet binnen het bereik van de geschillenregeling valt. De Vechtstroom heeft op grond van artikel 8 Overlegwet een keuzemogelijkheid. Daarin staat namelijk dat geschillen die voortvloeien uit de Overlegwet hetzij met een schriftelijke verzoek worden ingediend bij de huurcommissie, hetzij met een verzoekschrift voorgelegd aan de kantonrechter.
4.3.
De kantonrechter oordeelt het volgende.
4.4.
In de samenwerkingsovereenkomst is een geschillenregeling overeengekomen. Anders dan De Vechtstroom meent, beperkt de geschillenregeling zich niet tot geschillen
overde toepassing, uitvoering en/of interpretatie, maar ziet die regeling ook op geschillen
die voortvloeien uitde toepassing, uitvoering en/of interpretatie”van de samenwerkingsovereenkomst. De geschillenregeling is dus ruimer geformuleerd dan
De Vechtstroom meent.
4.5.
Een partij die zich heeft verplicht tot een bindend advies maar toch de gang naar de rechter maakt, moet in haar vordering (of verzoek) die strekt tot verkrijging van een beslissing over een punt waarop de geschillenregeling van toepassing is, niet-ontvankelijk worden verklaard als de wederpartij dat verlangt, tenzij de eisende (of verzoekende) partij niet aan de verplichting tot bindend advies gebonden blijkt te zijn, bijvoorbeeld doordat het daartoe strekkende beding wordt vernietigd. Gesteld noch gebleken is dat partijen niet gebonden zijn aan de overeengekomen geschillenregeling. Derhalve dienen geschillen tussen partijen (die voortvloeien uit de toepassing, uitvoering en/of interpretatie van de samenwerkingsovereenkomst) aan de geschillencommissie te worden voorgelegd. Dit strookt bovendien met het in artikel 13 lid 2 van de samenwerkingsovereenkomst opgenomen doel van de geschillenregeling, namelijk het beslechten van geschillen buiten een bevoegde rechterlijke instantie om.
4.6.
Het standpunt van De Vechtstroom dat de opzegging van de samenwerkingsovereenkomst niet valt binnen het bereik van de geschillenregeling, kan niet worden gevolgd. De opzegging is immers geregeld in artikel 15 lid 4 van de samenwerkingsovereenkomst. Op grond van die bepaling heeft Ymere de samenwerkingsovereenkomst opgezegd, welke opzegging niet door De Vechtstroom is aanvaard. Partijen hebben dus een geschil over (dan wel een geschil dat voortvloeit uit) de toepassing, uitvoering en interpretatie van (artikel 15 lid 4 van) de samenwerkingsovereenkomst.
4.7.
Ook het standpunt van De Vechtstroom dat een dergelijke geschillencommissie
(die bestaat uit een lid van De Vechtstroom, een lid van Ymere en een door die leden te benoemen derde lid) niet geëquipeerd zou zijn om dit geschil te beslechten, kan
De Vechtstroom niet baten. Daargelaten dat dit argument niet afdoende is – partijen hebben immers zelf voor die samenstelling gekozen – kan op voorhand niet worden aangenomen dat de geschillencommissie niet in staat is om dit geschil te beslechten. Dat zal ook afhangen van de bekwaamheid van het nog te benoemen derde lid. Daarnaast voorziet de geschillenregeling in de mogelijkheid dat het geschil, in geval van zwaarwegende motieven tegen de uitspraak van de geschillencommissie, alsnog aan de rechter kan worden voorgelegd op grond van artikel 13 lid 8 van de samenwerkingsovereenkomst.
4.8.
Ymere heeft onweersproken aangevoerd dat De Vechtstroom het geschil tot op heden niet heeft voorgelegd aan de geschillencommissie. De Vechtstroom moet dan ook
niet-ontvankelijk worden verklaard in haar verzoeken II tot en met IV en VII die betrekking hebben op geschillen die voortvloeien uit de toepassing, uitvoering en/of interpretatie van de samenwerkingsovereenkomst.
4.9.
Het voorgaande laat onverlet dat de kantonrechter De Vechtstroom zal ontvangen in haar verzoek onder I, V en VI. De vaststelling of De Vechtstroom al dan niet een huurdersorganisatie in de zin van de Overlegwet is, betreft namelijk geen geschil dat voortvloeit uit de toepassing, uitvoering en/of interpretatie van de samenwerkingsovereenkomst, maar gaat uitsluitend over de vraag of De Vechtstroom is te kwalificeren als een huurdersorganisatie in de zin van de Overlegwet. Deze vaststelling staat niet in de weg aan de toets door de geschillencommissie of partijen de bepalingen van de Overlegwet dan wel de afspraken in de samenwerkingsovereenkomst zijn nagekomen (artikel 13 lid 4 van de samenwerkingsovereenkomst).
Huurdersorganisatie
4.10.
De Vechtstroom verzoekt onder I. een vaststelling in rechte dat De Vechtstroom een huurdersorganisatie is in de zin van artikel 2 Overlegwet.
4.11.
Ymere betwist dat De Vechtstroom voldoet aan de eisen van artikel 1 lid 1 sub f Overlegwet.
4.12.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
4.13.
Naar de kantonrechter begrijpt bedoelt De Vechtstroom artikel 1 lid 1 sub f Overlegwet, aangezien daar staat omschreven wat onder een huurdersorganisatie wordt verstaan:
een vereniging of stichting, die als doelstelling heeft het behartigen van de belangen van huurders en:
van welke het bestuur wordt gekozen of aangewezen door en uit de huurders die zij vertegenwoordigt;
die de huurders op de hoogte houdt van haar activiteiten en hen betrekt bij haar standpuntbepaling;
die ten minste eenmaal per jaar een vergadering uitschrijft voor de huurders, waarin zij verantwoording aflegt van haar activiteiten in het verstreken jaar, haar plannen voor het eerstvolgende jaar bespreekt en deze vaststelt; en
die alle huurders van de woongelegenheden of wooncomplexen, waarvoor zij de belangen behartigt, in de gelegenheid stelt om zich bij haar aan te sluiten.
4.14.
De Vechtstroom heeft ter zitting toegelicht dat het bestuur is gekozen door de leden en zelf huurt van Ymere. Verder stelt De Vechtstroom dat haar leden worden geïnformeerd en geraadpleegd over het beleid en de ontwikkelingen middels jaarlijkse ledenvergaderingen, nieuwsbrieven, informatie op de website en bij bewonersbijeenkomsten. In dat kader heeft De Vechtstroom ter zitting onweersproken gesteld dat stukken, zoals nieuwsbrieven, jaarverslagen en agenda’s, op haar website zijn gepubliceerd.
4.15.
Uit de inhoud van de overgelegde stukken, waaronder de statuten van
De Vechtstroom en de samenwerkingsovereenkomst, volgt genoegzaam dat De Vechtstroom al ruim twintig jaar als huurdersorganisatie in de zin van de Overlegwet wordt erkend en als zodanig optreedt. Ook Ymere heeft jarenlang met De Vechtstroom samengewerkt. Al die jaren is de status van De Vechtstroom als huurdersorganisatie geen punt van discussie geweest, zelfs niet bij de opzegging van de samenwerkingsovereenkomst. Pas in deze procedure betwist Ymere plots dat De Vechtstroom als huurdersorganisatie in de zin van de Overlegweg kan worden aangemerkt.
4.16.
In het licht van het voorgaande zijn de blote, althans onvoldoende onderbouwde betwistingen van Ymere dat De Vechtstroom voldoet aan de vereisten, niet overtuigend. Verder is de omstandigheid dat het voor Ymere niet is vast te stellen wie de leden van
De Vechtstroom zijn, hoeveel leden er zijn en of die leden al dan niet actief zijn, niet van belang voor de vraag of er sprake is van een huurdersorganisatie. De kantonrechter is van oordeel dat voldoende is aangetoond dat De Vechtstroom een huurdersorganisatie is in de zin van artikel 1 lid 1 sub f Overlegwet. De verzochte vaststelling dat De Vechtstroom een huurdersorganisatie is in de zin van (artikel 1 lid 1 sub f) de Overlegwet zal dan ook worden toegewezen.
4.17.
De kantonrechter begrijpt dat Ymere in het kader van de werkbaarheid liever één huurdersorganisatie als formele gesprekspartner (WMM) wenst in plaats van twee.
De Vechtstroom is echter een huurdersorganisatie in de zin van de Overlegwet. Dit brengt met zich dat De Vechtstroom – evenals WMM – rechten kan ontlenen aan de Overlegwet, zoals het recht op informatie, overleg en advies. De omstandigheid dat Ymere de samenwerkingsovereenkomst met De Vechtstroom heeft opgezegd, doet – wat er ook zij van de opzegging – niet af aan de rechten die De Vechtstroom kan ontlenen aan de Overlegwet. In hoeverre Ymere de samenwerkingsovereenkomst terecht heeft opgezegd en de bepalingen uit de Overlegwet dan wel de afspraken uit de samenwerkingsovereenkomst is nagekomen behoort in eerste instantie te worden getoetst door de geschillencommissie.
4.18.
Ten aanzien van het gevorderde onder V en VI overweegt de kantonrechter dat
De Vechtstroom onvoldoende belang heeft bij toewijzing van de gevraagde voorzieningen temeer zij de inhoud van deze beschikking zelf kenbaar kan maken aan de betrokken instanties en/of de pers.
Proceskosten
4.19.
Gelet op de uitkomst van de zaak ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
stelt vast dat De Vechtstroom een huurdersorganisatie is in de zin van artikel 1 lid 1 sub f Overlegwet;
5.2.
verklaart De Vechtstroom niet-ontvankelijk in haar verzoeken II tot en met IV en VII;
5.3.
compenseert de kosten van de procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op
19 december 2019.