Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het verzoekschrift van De Vechtstroom;
- het verweerschrift van Ymere;
- de brief van De Vechtstroom van 11 november 2019 met drie nadere producties;
- de mondelinge behandeling op 21 november 2019, waar zijn verschenen:
[.] van De Vechtstroom, bijgestaan door mr. Lamme voornoemd;
bijgestaan door mr. Visser voornoemd;
2.De feiten
(hierna: WMM), die zijn verenigd in de Stichting de Samenwerkende huurdersorganisaties Ymere (hierna: SHY).
Geschillenregeling
De Vechtstroom gedurende de opzegtermijn van zes maanden de gelegenheid alsnog aan de wettelijke vereisten te voldoen.
De Vechtstroom op te zeggen op basis van artikel 15 lid 4 van de samenwerkingsovereenkomst.
3.Het verzoek en het verweer
De Vechtstroom als huurdersorganisatie dient te worden aangemerkt en dat Ymere de samenwerking heeft hervat, onder andere om te komen tot het maken en vastleggen van prestatieafspraken.
Ymere en de huurdersvereniging De Vechtstroom de samenwerking hebben hervat, onder andere om te komen tot het maken en het vastleggen van de prestatieafspraken.
4.De beoordeling
overde toepassing, uitvoering en/of interpretatie, maar ziet die regeling ook op geschillen
“die voortvloeien uitde toepassing, uitvoering en/of interpretatie”van de samenwerkingsovereenkomst. De geschillenregeling is dus ruimer geformuleerd dan
De Vechtstroom meent.
(die bestaat uit een lid van De Vechtstroom, een lid van Ymere en een door die leden te benoemen derde lid) niet geëquipeerd zou zijn om dit geschil te beslechten, kan
De Vechtstroom niet baten. Daargelaten dat dit argument niet afdoende is – partijen hebben immers zelf voor die samenstelling gekozen – kan op voorhand niet worden aangenomen dat de geschillencommissie niet in staat is om dit geschil te beslechten. Dat zal ook afhangen van de bekwaamheid van het nog te benoemen derde lid. Daarnaast voorziet de geschillenregeling in de mogelijkheid dat het geschil, in geval van zwaarwegende motieven tegen de uitspraak van de geschillencommissie, alsnog aan de rechter kan worden voorgelegd op grond van artikel 13 lid 8 van de samenwerkingsovereenkomst.
niet-ontvankelijk worden verklaard in haar verzoeken II tot en met IV en VII die betrekking hebben op geschillen die voortvloeien uit de toepassing, uitvoering en/of interpretatie van de samenwerkingsovereenkomst.
De Vechtstroom en de samenwerkingsovereenkomst, volgt genoegzaam dat De Vechtstroom al ruim twintig jaar als huurdersorganisatie in de zin van de Overlegwet wordt erkend en als zodanig optreedt. Ook Ymere heeft jarenlang met De Vechtstroom samengewerkt. Al die jaren is de status van De Vechtstroom als huurdersorganisatie geen punt van discussie geweest, zelfs niet bij de opzegging van de samenwerkingsovereenkomst. Pas in deze procedure betwist Ymere plots dat De Vechtstroom als huurdersorganisatie in de zin van de Overlegweg kan worden aangemerkt.
De Vechtstroom zijn, hoeveel leden er zijn en of die leden al dan niet actief zijn, niet van belang voor de vraag of er sprake is van een huurdersorganisatie. De kantonrechter is van oordeel dat voldoende is aangetoond dat De Vechtstroom een huurdersorganisatie is in de zin van artikel 1 lid 1 sub f Overlegwet. De verzochte vaststelling dat De Vechtstroom een huurdersorganisatie is in de zin van (artikel 1 lid 1 sub f) de Overlegwet zal dan ook worden toegewezen.
De Vechtstroom onvoldoende belang heeft bij toewijzing van de gevraagde voorzieningen temeer zij de inhoud van deze beschikking zelf kenbaar kan maken aan de betrokken instanties en/of de pers.
5.De beslissing
19 december 2019.