ECLI:NL:RBMNE:2019:6286

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
13 januari 2020
Zaaknummer
659062-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zeer ernstige bedreigingen tijdens tbs-maatregel met veroordeling tot gevangenisstraf en tbs

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 december 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die ernstige bedreigingen heeft geuit aan zijn ex-partner, hun kinderen en haar nieuwe partner. De bedreigingen vonden plaats in de periode van 2 april 2018 tot en met 8 april 2019 en zijn gedaan tijdens de behandeling van de verdachte in een tbs-kliniek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die eerder al veroordeeld was voor vergelijkbare feiten, een gevaar vormt voor zijn slachtoffers. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 10 maanden en een ongemaximeerde tbs-maatregel geëist. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft hem ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, maar dat er geen omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten. De rechtbank heeft de ernst van de bedreigingen en de impact op de slachtoffers meegewogen in haar beslissing. De verdachte heeft herhaaldelijk verklaard dat hij bang is dat hij de bedreigingen daadwerkelijk zal uitvoeren, wat de rechtbank heeft doen besluiten tot het opleggen van de tbs-maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659062-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 december 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1978] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in het Justitieel Complex Zaanstad.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de laatstelijk gehouden terechtzitting van 3 december 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. P.E.F. Poppe en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. J.M. van Dam, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
In de periode van 2 april 2018 tot en met 8 april 2019 in [vestigingsplaats] en/of elders in Nederland telkens [slachtoffer] en/of haar kinderen en/of haar partner heeft bedreigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, gelet op de deels bekennende verklaring van verdachte ter zitting, de aangifte en getuigenverklaringen van medewerkers uit de [kliniek] , de verklaringen van de broers van verdachte en de verklaring van slachtoffer [slachtoffer] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard dat hij niet alle bedreigingen zoals die hem worden verweten letterlijk heeft gezegd en dat sommige uitlatingen uit hun context zijn gehaald.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft ter terechtzitting op 3 december 2019 het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik heb een aantal bedreigingen gedaan. Ik heb bij therapeuten gezegd dat ik haar (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) zou vermoorden. Toen ik hoorde dat zij een vriend had, werd ik woedend. Ik ben wel wraaklustig. Ik kan de scheiding niet verkroppen. Ik heb het een aantal keren wel zo letterlijk gezegd. Sommige uitspraken heb ik tegen andere personen dan de therapeuten gedaan. Op dat moment meen ik het wel en wil ik ook graag dat zij er niet meer is. Ik wil dat zij pijn heeft en er last van heeft. Ik ben er wel rigide en volhardend in. Ik gun haar niets dan slechts. Ik heb gezegd dat ik een karatetrap zou geven uit frustratie naar de rechtbank toe. Ik ben ook wel bang dat ik het misschien echt zal doen. [2]
Namens de [kliniek] te [vestigingsplaats] is aangifte gedaan. Hierbij is verwezen naar de wettelijke aantekeningen van het tweede en derde kwartaal van 2018:
Uit de aantekeningen van het tweede kwartaal van 2018 blijkt dat verdachte er van overtuigd is dat de relatie met zijn ex-echtgenote hersteld dient te worden en wanneer dit niet gebeurt dan zal hij haar, zijn kinderen en zichzelf doden.
Uit de wettelijke aantekeningen van het derde kwartaal van 2018 blijkt dat als verdachte in augustus 2018 te horen krijgt dat zijn ex-vrouw een nieuwe partner heeft, hij aangeeft dat hij de nieuwe partner ook zal vermoorden. Er zou een wraakplan komen. Het doden van de ex-echtgenote, kinderen en nieuwe partner zal misschien pas na vijf à tien jaar alsnog plaatsvinden. Op 13 augustus 2018 heeft verdachte gezegd dat indien de ex-partner niet bij hem terug zal komen hij tot grootste en erge dingen in staat is en hij ze zeker ook zal uitvoeren en dat hij nadenkt over het aanrichten van iets ergs. Hij zou zijn zoontjes ombrengen als de ex-partner niet bij hem terugkeert. Op 3 september 2018 heeft verdachte aangegeven dat hij wraak wil nemen op zijn ex-partner. Op 7 oktober 2018 is genoteerd dat verdachte het doodmaken van zijn ex-partner van gelijke ernst ziet als een scheiding inzetten: ‘dan staan we quitte’. Tegen zijn moeder heeft hij gezegd dat hij zijn ex-partner en kinderen niet meer hoeft te zien en dat ze beter dood kunnen zijn. De kinderen kunnen er in principe niet veel aan doen, maar het is oké als ze wel dood zouden zijn. Op 17 oktober 2018 heeft verdachte verteld dat hij zijn ex-partner iets wil aandoen wanneer hij haar gaat zien in de rechtbank. Dat hij haar een karatetrap gaat geven voor de ogen van de rechter en dat hij de rechtbank wil gaan verbouwen. Op 3 november 2018 heeft verdachte gezegd dat hij zijn ex-partner iets aan gaat doen, ‘zij wordt niet oud’. [3]
Getuige [getuige 1] , werkzaam als sociotherapeut bij de [kliniek] heeft verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik kan mij herinneren dat hij te horen kreeg dat zijn ex-vrouw een nieuwe vriend had. Ik hoorde hem zeggen: “hij gaat er ook aan”. Hij praat met mij over zijn wraakgevoelens en zijn wraakplan. Hij zei dat hij zijn ex-vrouw, haar nieuwe partner dood ging maken. [4]
Getuige [getuige 2] , werkzaam als sociotherapeut bij de [kliniek] , heeft verklaard, zakelijk weergegeven:
In juli 2018 heeft er een mentorwisseling plaatsgevonden. Daarvoor heeft patiënt [verdachte] geregeld bedreigingen tegenover zijn ex-vrouw geuit. Hij zei steeds dat als het niet ging lukken om haar terug te krijgen, hij haar en hun kinderen zou ombrengen. Hij dreigde ook dat als zijn ex-vrouw een andere partner zou krijgen, hij er ook aan zou gaan. De bedreigingen kwamen op mij reëel over. [5]
Patiënt [verdachte] gaf aan dat zijn ex-echtgenote dood moest en dat zijn kinderen geen recht van leven hebben omdat het bloed van hun moeder door zijn kinderen stroomt. Hij gaf aan dat als hij ooit weer vrij komt het dan “zijn beurt” is. Hij heeft dit medio 2018 gezegd. Hij keek strak en serieus. Ik kreeg het gevoel dat hij het meende. [verdachte] heeft wel eens uitgesproken een wraakplan te hebben voor ooit. [6]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 11 februari 2019 heeft [verdachte] gezegd dat hij ze allemaal dood maakt. [slachtoffer] en de kinderen. Alles of niks. [7]
Getuige [getuige 4] , werkzaam als sociotherapeut bij de [kliniek] , heeft op 14 maart 2019 verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik ben sinds half januari 2019 de mentor van [verdachte] . Hij wenst zijn ex-echtgenote dood en/of een ernstige ziekte toe. Hij uit doodsbedreigingen. De afgelopen maanden heeft hij bijna wekelijks bedreigingen geuit als zijn thuissituatie aan de orde komt. [8]
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 8 april 2019 blijkt het volgende:
Ik legde aan [A] uit dat ik had vernomen dat hij en zijn broer [getuige 3] op 7 april 2019 op bezoek waren geweest. [A] verklaarde dat [verdachte] de opmerking ‘misschien is het plan niet op [slachtoffer] gericht, misschien wel op anderen’ heeft gemaakt tijdens het bezoek. [9]
Aan [slachtoffer] zijn de volgende bedreigingen voorgehouden:
- dat wanneer u niet bij hem terug komt hij tot grootse en erge dingen in staat is en zal uitvoeren
- dat dit misschien pas na 5 a 10 jaar zal plaatsvinden
- hij nadenkt over het aanrichten van iets ergs
- hij jullie zoontjes zal ombrengen als u er niet bij bent
- geeft aan ex-vrouw om het leven te brengen
- het doodmaken van zijn ex-vrouw van gelijke ernst ziet als een scheiding inzetten
- jullie dan quitte staan
- hij daarna zijn leven weer kan oppakken
- over wraakgevoelens zei hij tegen zijn moeder dat hij zijn ex-vrouw en de kinderen niet meer hoeft te zien en dat ze beter dood kunnen zijn
- dat de kinderen er in principe niet veel aan kunnen doen, maar dat het wel oké is als ze dood zouden zijn.
- hij noemt u een hoer en de kinderen hoerenkinderen.
- hij u iets wil aandoen wanneer hij u gaat zien in de rechtbank
- hij u lachend een karatetrap gaat geven voor de ogen van de rechter en hij de rechtbank gaat verbouwen.
- hij dreigde u echt iets aan te willen gaan doen zodra hij de kans krijgt. Hij verteld hierbij ook dat het hem niet kan schelen dat zijn kinderen hieronder zullen lijden.
- hij gaat er ook aan (met betrekking tot "nieuwe" vriend) [10]
[slachtoffer] heeft het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik heb van de broer van [verdachte] gehoord dat hij ons weer dood wilde maken. Ik ben de ex-vrouw van [verdachte] en wij hebben samen twee kinderen. Ik vind het erg dat hij het over mij zegt, maar nog erger dat hij het over de kinderen zegt. Ik ben bang voor wat er komen gaat. Wat als hij vrijkomt? En vooral dat hij zegt dat hij het misschien pas na vijf jaar gaat doen. Ik ben bang voor waar hij toe in staat is. [11]
Bewijsoverweging
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zijn ex-vrouw [slachtoffer] , hun kinderen en de partner van [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
hij op meer tijdstippen in de periode van 2 april 2018 tot en met 8 april 2019 te [vestigingsplaats] telkens [slachtoffer] en hun kinderen en haar partner heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk via meerdere medewerkers van [kliniek] en [A] en [getuige 3] bovengenoemde [slachtoffer] en hun kinderen en haar partner dreigend de woorden toegevoegd:
- dat hij die [slachtoffer] en/of hun kinderen en/of haar partner gaat vermoorden of doodmaken en
- dat het alles of niets is en/of
- dat hij een wraakplan heeft en
- dat dit misschien pas na 5 à 10 jaar zal plaatsvinden en
- wanneer die [slachtoffer] niet bij hem terug komt hij tot grootse en erge dingen in staat is en zal uitvoeren en
- dat hij nadenkt over het aanrichten van iets ergs en
- dat hij zijn kinderen zal ombrengen als die [slachtoffer] niet bij hem terugkeert en
- dat hij die [slachtoffer] om het leven zal brengen en dat die [slachtoffer] dood moet en
- dat hij zegt dat hij het doodmaken van die [slachtoffer] van gelijke ernst ziet als een scheiding inzetten en zegt "dan staan we quitte" en
- dat hij die [slachtoffer] en de kinderen niet meer hoeft te zien en dat ze beter dood kunnen zijn en
- dat de kinderen er in principe niet veel aan kunnen doen, maar dat het wel oké is als ze dood zouden zijn en
- dat hij die [slachtoffer] iets wil aandoen wanneer hij haar ziet in de rechtbank en hij die [slachtoffer] lachend een karatetrap gaat geven voor de ogen van de rechter en hij de rechtbank gaat verbouwen en
- dat hij die [slachtoffer] echt iets aan wil gaan doen zodra hij de kans krijgt en dat die [slachtoffer] niet oud wordt en
- dat de partner van die [slachtoffer] er ook aan gaat en
- dat als hij ooit weer vrij komt het dan "zijn beurt" is en
- dat het wraakplan misschien niet op die [slachtoffer] is gericht, maar misschien wel op anderen,

althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
en
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachte is ter observatie opgenomen geweest in het Pieter Baan Centrum. Over verdachte is een Pro Justitia rapportage opgemaakt van 26 november 2019 door I. Schilperoord, GZ-psycholoog en C.J. Kerssens, psychiater bij het Pieter Baan Centrum.
Uit voornoemd rapport volgt het volgende. Verdachte is een bovengemiddeld intelligente, psychisch kwetsbare man. Er is sprake van een ongespecificeerde neurobiologische ontwikkelingsstoornis en (mogelijk) een (psychotische) waanstoornis met hypochondere en paranoïde wanen. Schizofrenie kan door de deskundigen niet worden uitgesloten gelet op de bizarre wanen die bij deze stoornis vaker voorkomen, de in retrospectief opvallende knik in het functioneren in de vroege volwassenheid, de gestoorde informatieverwerking en de subtiele afstemmingsproblemen. Daarnaast is er sprake van een stoornis in het alcoholgebruik, enige jaren in (gedwongen) remissie.
Deze gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis waren ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde, met uitzondering van het alcoholgebruik. Het heeft de gedragskeuzes van verdachte beïnvloed. De ten laste gelegde feiten vloeien voort uit een zeer een heftige angst die de scheiding op hem uitoefende. Vanuit zijn kwetsbare zelfbeeld, waarbij hij zich insufficiënt en onbekwaam voelde, hield hij vast aan een construct, een ideaalbeeld van hoe zijn leven er uit zou moeten zien, met een goede baan, een partner en een gezin. Zijn ex-vrouw fungeerde daarnaast als een soort hulpego, die hem houvast gaf en zorgde dat hij niet verder desintegreerde. Confrontatie met de realiteit, waarin zijn ex-vrouw inmiddels een andere partner had, leidde bij betrokkene (wederom) tot heftige primitieve angst, een angst voor desintegratie, waarbij hij zich nietig en waardeloos voelde. De agressieve ontlading door het uiten van bedreigingen naar [slachtoffer] en zijn gezin en de partner van [slachtoffer] , indien bewezen, kan dus enerzijds gezien worden als een begrijpelijke reactie van boosheid op de ander die hem in de steek laat en in onzekerheid heeft gebracht, maar gaat tegelijkertijd ook veel verder (en langduriger) dan dat. Anderzijds betreft het waarschijnlijk ook een ultieme poging vanuit zijn innerlijke kwetsbaarheid om weer controle te krijgen, machtig te zijn. Het is niet geheel uit te sluiten dat betrokkene op die momenten van extreme spanning het contact met de realiteit geheel verliest. Betrokkene heeft op verschillende momenten,
bijvoorbeeld toen hij vernam dat zijn ex-vrouw een nieuwe partner had, zich waarschijnlijk
enorm nietig en waardeloos gevoeld. Vanuit zijn angst voor desintegratie bleef hij vasthouden aan zijn cognitieve construct van een goede, verantwoordelijke baan, partner en kind. De agressieve ontlading door het uiten van bedreigingen naar [slachtoffer] en zijn gezin en de partner van [slachtoffer] kan gezien worden als een ultieme poging om weer controle te krijgen. De deskundigen adviseren daarom dat de ten laste gelegde feiten minimaal verminderd aan verdachte zijn toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies en adviezen van voornoemde deskundigen op de daarvoor in de rapporten genoemde gronden over en maakt die tot de hare. De rechtbank concludeert op grond hiervan dat het hiervoor bewezen verklaarde verminderd aan verdachte kan worden toegerekend.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest;
en
- te gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, waarbij de officier van justitie van mening is dat de duur hiervan niet gemaximeerd is;
- aan verdachte de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, genoemd in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. Er is in feite sprake van een verkapt hoger beroep door de officier van justitie. Verdachte is al eerder veroordeeld voor bedreigingen richting zijn ex-partner en heeft daarvoor een gemaximeerde tbs-maatregel opgelegd gekregen. Op de verlengingszitting van die tbs-maatregel heeft de officier van justitie geprobeerd die tbs-maatregel om te zetten in een ongemaximeerde tbs-maatregel. Daar is de rechtbank niet in meegegaan. Nu probeert de officier van justitie het via deze weg. Het is echter niet opportuun om aan verdachte opnieuw een tbs-maatregel op te leggen. De eerder opgelegde tbs-maatregel zal nog enige tijd doorlopen en daarna zal een WVGGZ-traject kunnen volgen. Verdachte past veel beter in het gedwongen zorgkader van de nieuwe WVGGZ, gelet op zijn intelligentie. Daarnaast kan uit het dossier geen reëel gevaar worden afgeleid, zodat tbs niet aan orde is. Bovendien wordt doorgaans voor een eenvoudige bedreiging een korte gevangenisstraf opgelegd en geen tbs-maatregel. De raadsman heeft primair verzocht geen tbs-maatregel op te leggen en te volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van één maand.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat indien de tbs-maatregel wordt opgelegd, te bepalen dat de maatregel gemaximeerd is in tijd.
Ten aanzien van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, genoemd in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, heeft de raadsman opgemerkt dat deze kan worden opgelegd bij een gemaximeerde tbs-maatregel, maar dat hier bij een ongemaximeerde tbs-maatregel geen noodzaak toe bestaat.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft tijdens zijn behandeling in de tbs-kliniek zeer ernstige bedreigingen geuit ten aanzien van zijn ex-partner, [slachtoffer] , hun kinderen en haar nieuwe partner. Hij heeft deze bedreigingen gedurende lange tijd en ten overstaan van verschillende personen gedaan. De bedreigingen leveren grote gevoelens van angst op bij zijn slachtoffers, zoals ook blijkt uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer] ter zitting. Zij heeft verklaard over de gevoelens van angst en onrust die verdachte door zijn bedreigingen creëert en dat zij zich grote zorgen maakt nu hij nog steeds dit soort bedreigingen uit tegen haar, haar kinderen en haar partner.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 2 september 2019, waaruit blijkt dat hij eerder voor bedreiging van zijn ex-partner is veroordeeld tot een maand gevangenisstraf en een gemaximeerde tbs-maatregel.
De gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis zijn hiervoor onder punt 7 reeds benoemd. Uit het rapport van het Pieter Baan Centrum blijkt verder het volgende:
Het risico op herhaling van de ten laste gelegde feiten wordt door de deskundigen als hoog ingeschat. De psychopathologie is onverminderd aanwezig en verdachte uit nog altijd bedreigingen naar zijn ex-echtgenote. Wat betreft historische indicatoren is sprake van een geschiedenis van veelvuldig (dreigen met) verbaal en fysiek geweld naar zijn ex-partner. Verdachte heeft in zijn algemeenheid geen gewelddadige opvattingen, maar heeft wel moorddadige gedachtes die zich vooral richten op [slachtoffer] en zijn kind en haar nieuwe partner.
Klinische indicatoren voor de kans op herhaling zijn de ernstige stoornis, de affectieve en cognitieve instabiliteit en het ontbreken van ziekte-inzicht, inzicht in het risico op geweld en de noodzaak van behandeling. Hierdoor is ook de behandeling tot op heden niet goed van de grond gekomen. Ten aanzien van de risicohanteringsitems kan gesteld worden dat betrokkene zich ambivalent toont ten aanzien van een eventuele voortzetting van de tbs. Alles overziend komen onderzoekers, zoals gesteld, tot de conclusie dat het risico op herhaling van de gewelddadige bedreigingen hoog is.
Het risico op escalatie is lastig te voorspellen. Niet uit te sluiten is dat verdachte op momenten het contact met de realiteit verliest en dat hij vanuit een psychose onvoorspelbare dingen doet. Om het recidivegevaar te verminderen is het van belang dat de ingezette (anti-psychotische) behandeling wordt hervat. De behandeling moet plaatsvinden binnen het kader van een maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
De straf en maatregel
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ter beschikking dient te worden gesteld en van overheidswege moet worden verpleegd en overweegt daartoe als volgt. Aan het eerste vereiste voor het opleggen van de tbs-maatregel is voldaan omdat artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht apart wordt genoemd in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht als misdrijf waarvoor de tbs-maatregel kan worden opgelegd. Daarnaast moet de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van de maatregel eisen; het zogenaamde gevaarscriterium.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat verdachte meerdere keren heeft verklaard dat hij bang is dat hij de bedreigingen misschien echt zal uitvoeren. De afgelopen tien jaar heeft hij thuis dingen kapot gemaakt uit woede. Hij heeft ook met [slachtoffer] geworsteld en er moest familie aan te pas komen om hem (toen de scheidingsmelding werd gedaan) rustig te houden, waarbij hij zelfs fysiek in bedwang moest worden gehouden om hem te kalmeren.
Uit de in het rapport van het Pieter Baan Centrum opgenomen gegevens van de huisarts blijkt dat de huisarts heeft aangegeven dat verdachte diverse malen zijn ex-partner heeft geslagen en haar eenmaal de keel heeft geprobeerd dicht te knijpen.
Daarnaast hebben meerdere deskundigen van de [kliniek] die bij de behandeling van verdachte betrokken zijn geweest aangegeven dat zij verdachte ertoe in staat achten om de bedreigingen daadwerkelijk uit te voeren.
Voorts weegt de rechtbank mee dat verdachte voor een tweede maal wordt veroordeeld voor gewelddadige bedreiging van (onder andere) zijn ex-partner. De eerste veroordeling betreft feiten die dateren uit 2016. Vanaf de eerste veroordeling tot aan april 2019 is verdachte doorgegaan met het uiten van die bedreigingen. Zoals volgt uit het eerder genoemde advies van de deskundigen schatten zij de kans dat verdachte doorgaat met deze bedreigingen als hoog in.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, stelt de rechtbank vast dat aan het gevaarscriterium is voldaan.
Ten aanzien van de vraag binnen welk kader de tbs-maatregel dient te worden uitgevoerd neemt de rechtbank in aanmerking de eerder aangehaalde adviezen van de deskundigen. Daaruit blijkt dat zij eenduidig een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege adviseren en een tbs-maatregel met voorwaarden niet aan de orde achten. Gelet hierop en op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege noodzakelijk is.
De totale duur van de tbs-maatregel met bevel tot verpleging van overheidswege gaat een periode van vier jaar niet te boven, tenzij de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Indien een overtreding van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht ‘slechts’ bestaat uit een verbale bedreiging, kan niet zonder meer worden aangenomen dat er sprake is van een dergelijk misdrijf. Daarvoor is onder meer nodig dat het aannemelijk is dat de bedreiging zal worden uitgevoerd.
De rechtbank is van oordeel dat het aannemelijk is dat verdachte de bedreiging daadwerkelijk zal uitvoeren. De rechtbank verwijst hierbij naar hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van het aannemen van het gevaarscriterium.
Daar komt bij dat ook de deskundigen van het Pieter Baan Centrum hebben aangegeven dat het niet uit te sluiten is dat verdachte op de momenten dat hij het contact met de werkelijkheid verliest en vanuit een psychose handelt onvoorspelbare dingen kan doen.
Gelet op al het voorgaande, in samenhang bezien, overweegt de rechtbank dat de tbs-maatregel zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meerdere personen. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaren.
Omdat de verdachte, weliswaar verminderd, strafbaar is voor zijn gedragingen, ziet de rechtbank aanleiding om naast de tbs-maatregel een straf op te leggen. Gelet op de ernst van de bedreigingen, de lange duur en de recidive, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden passend en geboden.
Voorts zal de rechtbank de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel aan verdachte opleggen en merkt daarover het volgende op.
Op 25 november 2019 is door C.S. Pruis, reclasseringswerker van Reclassering Nederland een advies opgesteld. Hierin wordt geadviseerd om de de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel aan verdachte op te leggen, zodat er gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden kunnen worden opgelegd na een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege.
Genoemde maatregel kan worden opgelegd ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen (onder meer) indien verdachte ter beschikking is gesteld. Door de maatregel wordt het mogelijk gemaakt levenslang toezicht te houden. De maatregel kan enkel bij vonnis worden opgelegd en niet meer op een later moment. Of het komt tot een daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de maatregel en de nadere invulling daarvan, is afhankelijk van de daartoe in te dienen vordering van de officier van justitie bij afloop van de tbs-maatregel en de daarop door de rechter die in eerste aanleg kennis heeft genomen van het misdrijf waarvoor de maatregel is opgelegd, te nemen beslissing.
De rechtbank acht in deze zaak het opleggen van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel passend en geboden. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van het gevaarscriterium en het feit dat de rechtbank aan verdachte een tbs-maatregel zal opleggen, is ook aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van een dergelijke maatregel voldaan.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 37a, 37b, 38e, 38z, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 10 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd;
- legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, mrs. D.S. Terporten-Hop en V.C. Kool, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 december 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 02 april 2018 tot en met 08 april 2019 te [vestigingsplaats] en/of elders in Nederland (telkens) [slachtoffer] en/of hun/haar kinder(en) en/of haar partner heeft bedreigd (telkens) met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk via één of meerdere medewerkers van [kliniek] en/of [B] en/of [A] en/of [getuige 3] bovengenoemde [slachtoffer] en/of hun/haar kinderen en/of haar partner dreigend de woorden toegevoegd:
- dat hij die [slachtoffer] en/of hun/haar kinderen en/of haar partner gaat vermoorden of doodmaken en/of
- dat het alles of niets is en/of
- dat hij een wraakplan heeft en/of
- dat dit misschien pas na 5 à 10 jaar zal plaatsvinden en/of
- wanneer die [slachtoffer] niet bij hem terug komt hij tot grootse en erge dingen in staat is en zal uitvoeren en/of
- dat hij nadenkt over het aanrichten van iets ergs en/of
- dat hij zijn kinderen zal ombrengen als die [slachtoffer] niet bij hem terugkeert en/of
- dat hij die [slachtoffer] om het leven zal brengen en/of dat die [slachtoffer] dood moet en/of
- dat hij zegt dat hij het doodmaken van die [slachtoffer] van gelijke ernst ziet als een scheiding inzetten en zegt "dan staan we quitte" en/of
- dat hij die [slachtoffer] en de kinderen niet meer hoeft te zien en dat ze beter dood kunnen zijn en/of
- dat de kinderen er in principe niet veel aan kunnen doen, maar dat het wel oké is als ze dood zouden zijn en/of
- dat hij die [slachtoffer] iets wil aandoen wanneer hij haar ziet in de rechtbank en/of hij die [slachtoffer] lachend een karatetrap gaat geven voor de ogen van de rechter en hij de rechtbank gaat verbouwen en/of
- dat hij die [slachtoffer] echt iets aan wil gaan doen zodra hij de kans krijgt en/of dat die [slachtoffer] niet oud wordt en/of
- dat de partner van die [slachtoffer] er ook aan gaat en/of
- dat als hij ooit weer vrij komt het dan "zijn beurt" is en/of
- dat het wraakplan misschien niet op die [slachtoffer] is gericht, maar misschien wel op anderen,
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 15 juli 2019, genummerd 2018336362 en 2019097821, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 262. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 december 2019.
3.Pagina’s 19 tot en met 23.
4.Pagina’s 32 en 33.
5.Pagina’s 37 en 38.
6.Pagina’s 204 en 205.
7.Pagina 56.
8.Pagina’s 45 tot en met 47.
9.Pagina 199.
10.Pagina 78.
11.Pagina’s 76 tot en met 79.