In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere en eisers, die gezamenlijk een aanvraag voor bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) hadden ingediend. De aanvraag werd oorspronkelijk afgewezen op 19 oktober 2018, waarna eisers bezwaar maakten. Het bezwaar werd op 18 februari 2019 ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door eisers.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers in het verleden meerdere aanvragen voor bijstand hebben ingediend, die telkens zijn afgewezen. De rechtbank heeft de eerdere besluiten van verweerder in aanmerking genomen en geconcludeerd dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gepresenteerd die de afwijzing van de derde aanvraag zouden kunnen rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat de verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de situatie van eisers niet in relevante mate was gewijzigd ten opzichte van hun eerdere aanvragen.
De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard en het bestreden besluit van verweerder in stand gelaten. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.