ECLI:NL:RBMNE:2019:6407

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 december 2019
Publicatiedatum
24 januari 2020
Zaaknummer
NL 19.2869
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige overheidsdaad en bevoegdheid burgerlijke rechter in geschil over omgevingsvergunning

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], een vordering ingesteld tegen de gemeente Stichtse Vecht, naar aanleiding van een omgevingsvergunning die aan hem was verleend voor de bouw van een vrijstaande woning. Eiser stelt dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door willekeur toe te passen bij de vergunningverlening, omdat een buurperceel een vergunning kreeg voor een woning met een kapconstructie, terwijl dit voor zijn eigen woning was verboden. De rechtbank heeft op 4 november 2019 een mondelinge behandeling gehouden, waarna schriftelijk uitspraak is gedaan op 16 december 2019. De rechtbank oordeelt dat eiser ontvankelijk is in zijn vordering, maar dat de gemeente niet onrechtmatig heeft gehandeld. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een algeheel verbod op een kap en dat de gemeente niet willekeurig heeft gehandeld. Eiser heeft niet aangetoond dat hij benadeeld is door de vergunningverlening op het buurperceel. De vorderingen van eiser worden afgewezen en hij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
_________________________________________________________________ _
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
zaaknummer: NL19.2869
Vonnis van 16 december 2019
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] , eiser, hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat O.M. Bos-Steenbergen,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE STICHTSE VECHT,
zetelend te Maarssen, verweerder, hierna te noemen: Stichtse Vecht, advocaat R.J. Lucassen te Utrecht.

1.De procedure

1.1.
[eiser] heeft een procesinleiding (met bijlagen) ingediend en daarmee een vordering ingesteld tegen Stichtse Vecht. Stichtse Vecht heeft schriftelijk verweer gevoerd met een verweerschrift (met bijlagen). [eiser] heeft aanvullende bewijsstukken ingediend.
1.2.
De mondelinge behandeling was op 4 november 2019. Partijen hebben het woord gevoerd mede aan de hand van nadien ingebrachte spreekaantekeningen. Van deze zitting is proces-verbaal gemaakt. De rechter heeft ter zitting meegedeeld dat schriftelijk uitspraak wordt gedaan.

2.Het geschil

2.1.
Stichtse Vecht heeft op 25 februari 2011 aan [eiser] een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een vrijstaande woning aan de [straatnaam] [nummeraanduiding 1] te [woonplaats] . Voor het gebied waarin de woning van [eiser] is gelegen heeft de gemeenteraad van Stichtse Vecht in 2003 het beeldkwaliteitsplan “ [.] ” (hierna: het beeldkwaliteitsplan) opgesteld. In het kader van de vergunningverlening heeft “Welstand Midden-Nederland” (hierna: de welstandscommissie) een welstandsadvies gegeven. [eiser] heeft zijn huis gebouwd conform de vergunning en het door de welstandscommissie goedgekeurde ontwerp. In 2016 werd [eiser] bekend dat voor het perceel dat is gelegen naast zijn woning ( [straatnaam] [nummeraanduiding 2] en [nummeraanduiding 3] ; hierna: het buurperceel) vergunning werd verleend voor
de bouw van een twee-onder-een-kap woning. [eiser] heeft daarbij vastgesteld dat bij deze vergunningverlening wel een hoge kapconstructie werd toegestaan, terwijl volgens [eiser] de kapconstructie in het ontwerp van zijn huis destijds door de welstandscommissie was verboden. Volgens [eiser] creëert Stichtse Vecht rechtsongelijkheid doordat zij de welstands- en beeldkwaliteitseisen willekeurig interpreteert. Dit handelen is onrechtmatig. [eiser] heeft veel extra kosten moeten maken om zijn bouwplan te realiseren, omdat de welstandscommissie hem had verboden een woning met een kap te bouwen. Achteraf is hem gebleken dat dit verbod was ingegeven door willekeur, aangezien in het bouwplan op het buurperceel wél een kapconstructie werd toegestaan. Volgens [eiser] is Stichtse Vecht aansprakelijk voor de schade (extra bouwkosten) die hij als gevolg van het onrechtmatig handelen heeft geleden. In deze procedure vordert [eiser] een verklaring voor recht dat Stichtse Vecht onrechtmatig ten opzichte van hem heeft gehandeld en een veroordeling van Stichtse Vecht tot vergoeding van de schade die [eiser] begroot op € 201.729,00,
2.2.
Stichtse Vecht voert als eerste verweer dat [eiser] niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen. Volgens Stichtse Vecht komen de bezwaren van [eiser] er op neer dat Stichtse Vecht fouten heeft gemaakt bij de voorbereiding van het besluit tot verlening van de vergunning voor de bouw van de woning door de welstandseisen onjuist te interpreteren of door onjuiste informatie te verstrekken. [eiser] heeft destijds geen bezwaar gemaakt tegen deze vergunning. Het besluit heeft daarom formele rechtskracht. Dat betekent dat zowel wat betreft de inhoud als wat betreft de totstandkoming van het besluit moet worden uitgegaan van de rechtmatigheid. De handelingen waartegen de bezwaren van [eiser] zijn gericht hangen zo nauw samen met het besluit tot vergunningverlening dat deze voorbereidingshandelingen onder de formele rechtskracht vallen. Daarom kan [eiser] geen aparte vordering wegens onrechtmatige daad instellen tegen de voorbereidingshandelingen. Inhoudelijk heeft Stichtse Vecht tegengesproken dat er sprake is geweest van ongelijke behandeling of willekeur door haar.

3.De beoordeling

de ontvankelijkheid

3.1.
[eiser] is ontvankelijk is in zijn vordering. De vergunning voor de bouw van de woning van [eiser] is verleend conform zijn aanvraag. [eiser] had daarom destijds geen belang om bezwaar te maken tegen de vergunningverlening. Stichtse Vecht heeft gelijk dat [eiser] vanwege de formele rechtskracht van het besluit tot vergunningverlening nu niet meer kan opkomen tegen fouten die volgens hem zijn gemaakt bij de voorbereiding van dat besluit. Maar [eiser] heeft ook aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat het handelen van Stichtse Vecht onrechtmatig is vanwege willekeur en dat er wordt gemeten met twee maten. Dat is hem pas gebleken door de vergunningverlening voor de woning op het buurperceel. Bij de verlening van de vergunning van zijn eigen huis kon hij dat nog niet weten. Hij ging er vanuit dat het klopte dat het beeldkwaliteitsplan geen kap toestond op de woning. [eiser] heeft op zichzelf geen bezwaar tegen het ontwerp van de woningen op het buurperceel. Hij had daarom geen belang om bezwaar te maken tegen de
vergunningverlening. Het gaat hem erom dat hem destijds iets niet was toegestaan dat een ander later wel mag. Dit (veronderstelde) onrechtmatig handelen van Stichtse Vecht kon [eiser] destijds niet langs bestuursrechtelijke weg aanvechten. Daarom is de burgerlijke rechter bevoegd om in dit geschil te oordelen.
heeft Stichtse Vecht onrechtmatig gehandeld ten opzichte van [eiser] ?
3.2.
Uit de stukken en de toelichting van partijen ter zitting blijkt de volgende gang van zaken bij de vergunningverlening voor het bouwplan van [eiser] :
3.3.
Het beeldkwaliteitsplan “ [.] ” maakt deel uit van het bestemmingsplan Maarssen Zuid. De welstandscommissie adviseert Stichtse Vecht over de bouwplannen. Daarbij toetst zij aan het beeldkwaliteitsplan. Voor het deelgebied waar het perceel van [eiser] en het buurperceel in zijn gelegen is een “landgoedensemble” als uitgangspunt genomen. Dat houdt in dat in het deelgebied de verschillende gebouwen die deel uitmaken van een landgoed bijeen worden gebracht; bijvoorbeeld: een hoofdgebouw, een poortgebouw, een oranjerie, een herenboerderij, paviljoens. Volgens het beeldkwaliteitsplan moeten op de percelen van [eiser] en het buurperceel het gebouwtype
“paviljoen” worden gebouwd. Over dit gebouwtype vermeldt het beeldkwaliteitsplan:
“De paviljoens (4) vormen een onderdeel van het landgoedensemble en hebben een landgoed stijl en materiaalgebruik. De paviljoens liggen als spiegelgebouwen in de boomgaard. Ze zijn kleine pareltjes van rijke architectuur. De gebouwen zijn twee lagen hoog, maar de gevel suggereert een enkele laag. Hierdoor krijgen de gebouwen een sculpturale werking. De gebouwen bevatten ieder een vrijstaande woning en hebben privétuinen en een gezamenlijke hof afgeschermd met geschoren hagen. De boomgaard is
de speeltuin bij de paviljoens.”
In het kader van de welstandsadvisering had Stichtse Vecht de landschapsarchitect de heer [A] , werkzaam bij architectenbureau [naam architectenbureau] aangetrokken als “vormcoördinator” om de uitwerking van het plan te begeleiden. De vormcoördinator had het eerste contact met de ontwerpers (architecten) van de bouwplannen en was aanwezig tijdens de vergaderingen van de welstandscommissie. De taak van de vormcoördinator was het vertalen van de uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan naar de ingediende ontwerpen. De welstandscommissie adviseerde de gemeente.
3.4.
De architect van [eiser] heeft op 28 juni 2010 een eerste schetsontwerp voorgelegd aan de vormcoördinator. Dit was een ontwerp met drie bouwlagen. De derde bouwlaag was een kapconstructie die hoog genoeg was om als woonlaag te dienen. Naar aanleiding van bezwaren van de vormcoördinator tegen dit ontwerp is op 18 augustus 2010 een nieuw ontwerp voorgelegd. Ook tegen dit ontwerp had de vormcoördinator bezwaren. Hij heeft een aantal schetsen gestuurd aan (de architect van) [eiser] met suggesties hoe aan deze bezwaren tegemoet kon worden gekomen. [eiser] heeft een nieuw ontwerp zonder kap aan de vormcoördinator voorgelegd. Naar aanleiding van dit ontwerp heeft de vormcoördinator in een e-mail van 15 september 2010 geschreven:
“(…)
De kap eraf is een verademing in relatie tot het idee van paviljoen in het landgoed is nu geen directe concurrent met hoofdgebouw meer.
Maar nog steeds is het gebouw als geheel wat zwaar voor de typologie van een paviljoen. We zouden graag met jullie opdrachtgever én welstand zoeken naar verlichting van het geheel, kan dat? (…)”
De welstandscommissie heeft dit ontwerp van [eiser] niet goedgekeurd. In een brief van 8 november 2010 schrijft de welstandscommissie daarover aan Stichtse Vecht:
“(…)
Thans oogt de massa teveel als een hoofdhuis op een buitenplaats, maar dan zonder kap. De gevelopzet draagt onvoldoende bij aan het gewenste beeld van een paviljoen en het beeld van een 1 laags gebouw. (…)
(…)”
Na aanpassingen heeft de welstandscommissie in een brief van 14 december 2010 een principegoedkeuring gegeven. Zij heeft daarbij nog enkele suggesties gegeven voor de uitwerking. Op basis van deze goedkeuring heeft Stichtse Vecht de omgevingsvergunning verleend.
3.5.
[eiser] baseert zijn standpunt dat Stichtse Vecht en/of de welstandscommissie hem heeft verboden een huis met een kap te bouwen op de e-mail van de vormcoördinator van 15 september 2010 (zie hiervoor in 3.4). Uit deze e-mail blijkt echter niet meer dan dat de vormcoördinator het aangepaste ontwerp zonder kap een duidelijke verbetering vond ten opzichte van het eerdere ontwerp met een kap.
3.6.
De Stichtse Vecht heeft toegelicht dat het niet zo zeer ging om een ontwerp met of zonder kap, maar om de gehele uitstraling van het gebouw. In de eerste ontwerpen had het huis van [eiser] met drie bouwlagen en “formele architectuur” te veel de uitstraling van het gebouwtype “hoofdhuis” en voldeed daarmee niet aan de kenmerken van het gebouwtype “paviljoen”. Deze toelichting wordt bevestigd door het negatieve advies dat is gegeven voor het eerste ontwerp (zonder de kap) dat [eiser] aan de welstandscommissie had voorgelegd.
De welstandscommissie had bezwaar tegen “de massa die te veel oogt als hoofdhuis”. Deze visie van de welstandcommissie blijkt ook uit een brief van 27 februari 2017 aan Stichtse Vecht naar aanleiding van de aansprakelijkstelling door [eiser] . De welstandscommissie licht daarin toe dat dat tijdens het vooroverleg met de vormcoördinator aan de orde is geweest dat de combinatie van de schildkap en de formele architectuur ongewenst bijdragen aan de uitstraling van een hoofdgebouw waardoor volgens de welstandscommissie het ontwerp (nog meer dan de variant zonder kap) een concurrent was van het hoofdgebouw.
3.7.
De hiervoor geschetste gang van zaken leidt tot de conclusie dat er geen sprake is geweest van een algeheel verbod van een kap op de woning. Er is ook geen sprake van een onjuiste interpretatie van het beeldkwaliteitsplan. De essentie van de bezwaren van de vormcoördinator en van de welstandscommissie is dat de ontwerpen van [eiser] te veel leken op het gebouwtype “hoofdgebouw”. [eiser] heeft dat niet tegengesproken. Hij heeft ter zitting ook zelf opgemerkt dat het ontwerp werd afgekeurd, mede omdat het te veel leek op een hoofdgebouw. Het is gelet op de taak van de vormcoördinator dat hij een “vertaling” moest geven van het beeldkwaliteitsplan goed verdedigbaar dat hij schetsen heeft gemaakt op welke manier - met behoud van de oorspronkelijke opzet van drie woonlagen - het ontwerp wél zou kunnen voldoen aan de gestelde eisen. Een van de suggesties was een ontwerp zonder kap en een bouwlaag als souterrain, zodat het geheel - ondanks de drie bouwlagen - minder zou concurreren met een hoofdgebouw. [eiser] heeft voor deze oplossing gekozen. [eiser] heeft zijn stelling dat hij geen andere keuze had dan om deze suggestie te volgen niet onderbouwd. Zijn enkele stelling dat zijn architect heeft gezegd dat de vormcoördinator “mordicus tegen een kap was en er over iets anders niet viel te praten” is in de gegeven omstandigheden onvoldoende. De Stichtse Vecht heeft dit tegengesproken en ter zitting heeft de vormcoördinator naar voren gebracht dat (de architect van) [eiser] zijn suggestie heeft overgenomen en niet in discussie is gegaan over andere mogelijkheden. Ook uit de e-mail van 15 september 2010 kan worden afgeleid dat er op zichzelf ruimte was voor overleg en discussie. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen reden om [eiser] de gelegenheid te geven zijn stelling over de gang van zaken bij het overleg tussen de vorm coördinator en de architect te bewijzen door het horen van getuigen.
3.8.
Dan is de volgende vraag of Stichtse Vecht willekeurig heeft gehandeld door op het buurperceel een bouwplan toe te staan met een kapconstructie waarin gewoond kan worden. Dat is niet het geval. Het beeldkwaliteitsplan voor de paviljoens geeft geen voorschriften over het uiterlijk van het dak en een kap op de woning is op zichzelf niet verboden. Zoals hiervoor is overwogen gingen de bezwaren tegen het ontwerp van [eiser] niet om de woonlaag in de kap, maar om de uitstraling van het geheel in verhouding tot het hoofdgebouw. Het ontwerp op het buurperceel is totaal anders dan het ontwerp van [eiser] . De twee-onder-een-kap woningen zijn in de lengte gebouwd en hebben de uitstraling van (in verhouding tot de woning van [eiser] ) eenvoudiger huizen in de rij. Door deze bouwwijze missen de woningen de uitstraling van een hoofdgebouw en is het onmiddellijk duidelijk dat zij daaraan ondergeschikt zijn. Van een gewijzigd toetsingskader of een andere interpretatie van het beeldkwaliteitsplan is bij het toestaan van de kapconstructie op het buurperceel dan ook geen sprake.
3.9.
Stichtse Vecht heeft erkend dat met het toestaan van de twee-onder-een-kapwoning de eis van het beeldkwaliteitsplan is losgelaten dat de buurpercelen spiegelend zouden moeten zijn en dat de woning van [eiser] - die als eerste is gebouwd - bepalend zou zijn voor het toekomstige bouwplan op het buurperceel. Door deze wijziging is [eiser] echter niet benadeeld. Dat heeft hij ook niet gesteld. Ter zitting heeft hij bevestigd dat hij heel tevreden is met het ontwerp van zijn eigen woning. Dit nog afgezien van het argument van Stichtse Vecht dat er gegronde sociaaleconomische redenen waren voor de afwijking van het uitgangspunt dat de woningen spiegelend zouden zijn.
3.10.
Al hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de slotsom dat [eiser] niet heeft aangetoond dat Stichtse Vecht onrechtmatig ten opzichte van hem heeft gehandeld. Voor de gevorderde schadevergoeding is daarom geen grondslag. De vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen.
3.11.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Stichtse Vecht worden begroot op:
  • griffierecht 4.030,00
  • salaris advocaat
Totaal € 8.834,00

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Stichtse Vecht tot op heden begroot op € 8.834,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Slootweg en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2019.