ECLI:NL:RBMNE:2019:6467

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
5 maart 2020
Zaaknummer
7671023 UC EXPL 19-3741
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaand saldo van een creditcard met afwijzing van verweer op basis van financiële omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in Utrecht, op 30 oktober 2019 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen International Card Services B.V. (ICS) en een gedaagde die handelt onder een handelsnaam. ICS heeft aan de gedaagde een business creditcard verstrekt, maar de gedaagde heeft het openstaande saldo van € 2.614,46 niet betaald, ondanks herhaalde aanmaningen. ICS vordert betaling van het openstaande saldo, rente en buitengerechtelijke incassokosten, in totaal € 3.157,76, en stelt dat de gedaagde in verzuim is geraakt.

De gedaagde erkent de vordering, maar voert aan dat hij door financiële tegenslagen niet in staat is om het bedrag in één keer te betalen. Hij betwist de hoogte van de incassokosten en stelt dat het niet nodig was om een rechtszaak te starten, omdat hij betalingsregelingen heeft voorgesteld. De kantonrechter oordeelt dat de financiële omstandigheden van de gedaagde hem niet ontslaan van zijn betalingsverplichtingen. De kantonrechter wijst de vordering van ICS toe, maar vermindert de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten naar het wettelijke tarief, omdat ICS niet heeft aangetoond dat de gevorderde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.

De kantonrechter veroordeelt de gedaagde tot betaling van € 3.150,83, inclusief rente, en de proceskosten worden begroot op € 1.009,03. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde wordt afgewezen. De kantonrechter wijst erop dat het voorstelbaar is dat partijen alsnog een betalingsregeling treffen voordat ICS tot tenuitvoerlegging van het vonnis overgaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 7671023 UC EXPL 19-3741 MJ/42512
Vonnis van 30 oktober 2019
inzake
de besloten vennootschap
International Card Services B.V.,
gevestigd te Diemen,
verder ook te noemen ICS,
eisende partij,
gemachtigde: R. van Schendel,
tegen:
[gedaagde] , handelende onder de naam [handelsnaam],
wonende te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
International Card Services (ICS) heeft aan [gedaagde] een business creditcard verstrekt, waarmee hij betalingen kan verrichten en contant geld kan opnemen. ICS zendt maandelijks een overzicht van het openstaande saldo aan [gedaagde] .
2.2.
ICS vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] om aan haar te voldoen € 3.157,76 (bestaande uit € 2.614,46 aan hoofdsom, € 68,77 aan rente tot 5 april 2019 en € 474,53 aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de contractuele rente over de hoofdsom vanaf 5 april 2019 tot de voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.3.
Ter onderbouwing van die vordering stelt ICS het volgende. [gedaagde] is de overeenkomst tussen partijen niet nagekomen door het openstaande saldo van zijn creditcard ad € 2.614,46 niet te betalen, ook niet nadat hij daartoe werd gesommeerd. ICS maakt aanspraak op de contractuele rente en de buitengerechtelijke kosten omdat [gedaagde] in verzuim is geraakt en omdat zij de vordering uit handen heeft moeten geven.
2.4.
[gedaagde] heeft de vordering erkend, maar voert aan dat hij door financiële tegenslagen niet alles in een keer kan betalen. Hij is het niet eens met de incassokosten, deurwaarderskosten en proceskosten, omdat het volgens hem niet nodig was om een rechtszaak te starten omdat hij verschillende betalingsregelingen ter zake van de hoofdsom heeft voorgesteld.

3.De beoordeling

3.1.
De hoofdsom is niet door [gedaagde] betwist. De verschuldigdheid hiervan wordt daarom als vaststaand aangenomen. De kantonrechter overweegt dat de financiële omstandigheden van [gedaagde] , hoe moeilijk deze ook zijn, hem niet ontslaan van zijn betalingsverplichtingen tegenover ICS. Deze omstandigheden komen voor risico van [gedaagde] en kunnen niet aan toewijzing van de vordering in de weg staan. Het verweer van [gedaagde] dat hij verschillende betalingsvoorstellen heeft gedaan maakt dit niet anders, omdat ICS niet verplicht is om op zo’n voorstel in te gaan. Deze vordering van ICS zal worden toegewezen.
3.2.
ICS maakt daarnaast aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten. Dit zijn de kosten die een partij afzonderlijk heeft moeten maken om haar vordering buiten rechte te kunnen innen. Op basis van de wet (artikel 6:96 lid 2 BW) of een overeenkomst (meestal in de algemene voorwaarden) heeft een schuldeiser het recht op vergoeding van die kosten door de wederpartij. De hoogte van de gevorderde incassokosten moet redelijk zijn, daarom gelden hiervoor vaste tarieven. Deze zijn vastgelegd in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten (hierna: het Besluit). Dit Besluit is van toepassing in deze zaak (verzuim na 1 juli 2012). Partijen – die beide handelen in de uitoefening van hun bedrijf of beroep – zijn echter in de algemene voorwaarden een tarief overeengekomen dat van de wettelijke regeling afwijkt. In de algemene voorwaarden die van toepassing zijn op de overeenkomst tussen partijen staat dat ICS de incassokosten vaststelt op 15% van de totale vordering. ICS hanteert daarmee een (iets) hoger tarief dan het wettelijke tarief van het Besluit. Dat is alleen toegestaan als ICS aannemelijk maakt dat haar werkelijke kosten hoger zijn dan de wettelijke tarieven. Naar het oordeel van de kantonrechter is ICS daarin niet geslaagd. Zij heeft niet aangetoond dat de gevorderde kosten van € 474,53 daadwerkelijk zijn gemaakt en deze stelling is onvoldoende onderbouwd. De kantonrechter zal daarom aan buitengerechtelijke incassokosten het wettelijke tarief van € 467,60 toewijzen. In totaal zal daarom worden toegewezen: € 2.614,46 (hoofdsom) + € 467,60 (incassokosten) + € 68,77 (wettelijke rente tot 5 april 2019) = € 3.150,83. Verder moet de wettelijke rente over de hoofdsom worden betaald vanaf 5 april 2019.
3.3.
De kantonrechter overweegt nog dat het gezien de financiële situatie van [gedaagde] voorstelbaar is dat partijen alsnog een betalingsregeling treffen voordat ICS tot tenuitvoerlegging van dit vonnis overgaat.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan ICS tegen bewijs van kwijting te betalen € 3.150,83 met de contractuele boeterente van 14% over € 2.614,46 vanaf 5 april 2019 tot de voldoening;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van ICS, die tot de uitspraak van dit vonnis worden begroot op € 1.009,03 waarin begrepen € 103,03 dagvaardingskosten, € 486,00 griffierecht en € 420,00 salaris gemachtigde (2 punten x tarief € 210,00).
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2019.