In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 januari 2019 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser, eigenaar van een motorpleziervaartuig, en de ASR Schadeverzekering N.V. en de Europeesche Verzekering Maatschappij N.V. De eiser vorderde schadevergoeding van de Europeesche na een incident op 8 juli 2016, waarbij zijn schip schade opliep door een aanvaring met een onder water liggend rotsblok. De eiser stelde dat de schade onder de verzekeringsovereenkomst viel en dat hij recht had op uitkering. De Europeesche verweerde zich door te stellen dat de schade was veroorzaakt door merkelijke schuld van de eiser, waardoor er geen uitkering plaatsvond volgens de polisvoorwaarden.
De rechtbank oordeelde dat de eiser inderdaad merkelijke schuld had, omdat hij zonder adequate navigatie en zonder zich bewust te zijn van de risico's zijn koers wijzigde naar een ondiep gebied. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er sprake was van een gedekte gebeurtenis, de uitsluiting in de polisvoorwaarden van toepassing was. De eiser had niet voldoende zorgvuldigheid betracht en had de navigatiemiddelen niet gebruikt, wat leidde tot de schade. Daarom werden de vorderingen van de eiser afgewezen en werd hij veroordeeld in de proceskosten.
De rechtbank benadrukte dat de eiser zich had moeten realiseren dat het niet gebruiken van navigatiemiddelen in een risicovol gebied een aanmerkelijke kans op schade met zich meebracht. De proceskosten aan de zijde van de Europeesche werden begroot op € 7.360,00, inclusief griffierecht en salaris advocaat, en de eiser werd veroordeeld tot betaling van deze kosten, vermeerderd met wettelijke rente.