ECLI:NL:RBMNE:2019:65

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 januari 2019
Publicatiedatum
9 januari 2019
Zaaknummer
NL18.2619
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding onder verzekeringsovereenkomst afgewezen wegens merkelijke schuld van de verzekerde

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 januari 2019 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser, eigenaar van een motorpleziervaartuig, en de ASR Schadeverzekering N.V. en de Europeesche Verzekering Maatschappij N.V. De eiser vorderde schadevergoeding van de Europeesche na een incident op 8 juli 2016, waarbij zijn schip schade opliep door een aanvaring met een onder water liggend rotsblok. De eiser stelde dat de schade onder de verzekeringsovereenkomst viel en dat hij recht had op uitkering. De Europeesche verweerde zich door te stellen dat de schade was veroorzaakt door merkelijke schuld van de eiser, waardoor er geen uitkering plaatsvond volgens de polisvoorwaarden.

De rechtbank oordeelde dat de eiser inderdaad merkelijke schuld had, omdat hij zonder adequate navigatie en zonder zich bewust te zijn van de risico's zijn koers wijzigde naar een ondiep gebied. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er sprake was van een gedekte gebeurtenis, de uitsluiting in de polisvoorwaarden van toepassing was. De eiser had niet voldoende zorgvuldigheid betracht en had de navigatiemiddelen niet gebruikt, wat leidde tot de schade. Daarom werden de vorderingen van de eiser afgewezen en werd hij veroordeeld in de proceskosten.

De rechtbank benadrukte dat de eiser zich had moeten realiseren dat het niet gebruiken van navigatiemiddelen in een risicovol gebied een aanmerkelijke kans op schade met zich meebracht. De proceskosten aan de zijde van de Europeesche werden begroot op € 7.360,00, inclusief griffierecht en salaris advocaat, en de eiser werd veroordeeld tot betaling van deze kosten, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

VONNIS
_________________________________________________________________ _
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Handelskamer
Zittingsplaats Utrecht
zaaknummer: NL18.2619
Vonnis van 4 januari 2019
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] (Bondsrepubliek Duitsland),
verder te noemen: ‘ [eiser] ’,
eiser,
advocaat: mr. J.C. Klompé,
tegen
de naamloze vennootschap
ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,
handelend onder de naam
EUROPEESCHE VERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Utrecht,
verder te noemen: ‘Europeesche’,
verweerster,
advocaten: mr. P.A. den Haan en mr. L.C.C. Meijer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de procesinleiding
  • het verweerschrift
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 1 november 2018.
1.2.
Daarna is de datum voor vonnis bepaald.

2.Inleiding

Waar gaat het om?

2.1.
[eiser] is eigenaar van het motorpleziervaartuig ‘ [naam] ’ (verder: ‘het schip’). Het schip is verzekerd bij Europeesche. Op de verzekeringsovereenkomst zijn de polisvoorwaarden met nummer TE 03.2.01 E (verder: ‘polisvoorwaarden’) van toepassing. Op 8 juli 2016 is er schade aan het schip ontstaan. [eiser] vindt dat Europeesche de schade aan hem moet uitkeren op basis van de verzekeringsovereenkomst. Europeesche vindt dat zij niet hoeft uit te keren omdat de schade te wijten is aan merkelijke schuld van [eiser] en dan hoeft Europeesche volgens de verzekeringsovereenkomst niets aan [eiser] uit te keren.
Wat is er gebeurd?
2.2.
Op vrijdag 8 juli 2016 vaart [eiser] met het schip vanuit Cassis, Frankrijk, naar Ile de Porquerolles, Frankrijk. [eiser] heeft voor navigatie twee iPads waar ‘ [.] ’ software op is geïnstalleerd. Hij heeft geen officiële zeekaart.
2.3.
[eiser] besluit op een gegeven moment richting een baai aan de noordwestzijde van Ile du Grand-Rouveau, een eiland aan de Franse kust vlakbij Bandol, te varen. [eiser] vaart dan op zicht (zonder op de navigatiemiddelen te kijken). Op dat moment, tussen 16:00 en 16:30 uur, raakt het schip een onder water liggend los rotsblok en raakt daardoor beschadigd.
2.4.
[eiser] licht Europeesche in over het incident. Op 4 januari 2017 stuurt Europeesche een brief aan [eiser] , waarin dekking onder de verzekering wordt afgewezen omdat er volgens Europeesche sprake is van merkelijke schuld van [eiser] .
2.5.
[eiser] laat het schip repareren. [eiser] geeft in totaal € 212.834,01 inclusief btw uit aan herstelkosten. [eiser] begroot de schade na aftrek nieuw-voor-oud op € 187.410,22.
2.6.
[eiser] vindt dat Europeesche de verzekeringsovereenkomst moet nakomen en de door hem geleden schade moet vergoeden, met nevenvorderingen.
2.7.
Europeesche is het niet eens met de vorderingen van [eiser] en wil dat deze worden afgewezen met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.

3.De beoordeling

Conclusie

3.1.
De vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen. De schade is namelijk veroorzaakt door merkelijke schuld van [eiser] . Dat betekent dat, hoewel sprake is van een ‘gedekte gebeurtenis’ onder de verzekeringsovereenkomst, Europeesche het schadebedrag niet aan [eiser] hoeft uit te keren. Hieronder wordt uitgelegd waarom.
De maatstaf
3.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van een ‘gedekte gebeurtenis’ onder de verzekeringsovereenkomst en dat [eiser] daarom recht heeft op vergoeding van de schade als gevolg van de aanvaring. Maar in artikel 4 aanhef en artikel 4.1 van de polisvoorwaarden is een uitsluiting opgenomen. Daarin staat dat geen schade wordt uitgekeerd als deze is veroorzaakt door opzet of merkelijke schuld van de verzekerde.
3.3.
Of de schade is veroorzaakt door merkelijke schuld van [eiser] moet volgens artikel 4.1 van de polisvoorwaarden worden beoordeeld aan de hand van de actuele visie van de Nederlandse rechtspraak. Volgens de Hoge Raad (HR 4 april 2003, NJ2004/536) mag een verzekerde geen dingen doen waarvan hij weet of behoort te weten dat een aanmerkelijke kans bestaat dat deze tot schade zullen leiden. Van merkelijke schuld is dus ook sprake als de verzekerde iets doet dat naar objectieve maatstaven, ook als de verzekerde zich daarvan niet bewust is, een zodanig aanmerkelijke kans op schade meebrengt dat de verzekerde zich van dat gevaar bewust had behoren te zijn.
Waarom is er sprake van merkelijke schuld van [eiser] ?
3.4.
De locatie waar het incident plaatsvond, ligt in een gebied waar zich ondiepe stukken bevinden. Partijen zijn het weliswaar niet eens over de exacte locatie maar beiden wijzen ze een plek aan in een ondiep gebied vlakbij Ile du Grand-Rouveau. Dat blijkt uit de donkerblauwe kleur op de overgelegde printscreen van de navigatiesoftware van [eiser] en de daarop aangegeven diepten. Omdat het ondiepe gebied dus ook op de software van zijn Ipads zichtbaar was, is de discussie tussen partijen of [eiser] voldoende navigatiemiddelen aan boord had niet relevant. Op basis van de navigatiemiddelen die hij had wist hij of had hij in ieder geval kunnen weten dat hij zich in een risicovol gebied bevond. [eiser] zegt zelf overigens ook dat op de plek waar het incident heeft plaatsgevonden het water op sommige plekken ondieper was en dat er rotsblokken onder water lagen.
3.5.
[eiser] had van tevoren niet gepland dat hij een stop zou maken bij de baai aan de noordwestzijde van Ile du Grand-Rouveau. Volgens [eiser] was het een spontane beslissing. Hij had zich dus niet voorbereid op de gekozen route naar de baai.
3.6.
[eiser] had zich er bewust van moeten zijn dat het zonder voorbereiding, dus zonder de risico’s goed in kaart te brengen, wijzigen van koers naar een gebied waar het water ondieptes bevat en waar rotsblokken onder water liggen een risico op schade met zich meebrengt.
3.7.
Verder staat ook vast dat [eiser] de navigatiemiddelen die hij had niet heeft gebruikt toen hij richting de plek voer waar het incident plaatsvond. [eiser] voer naar eigen zeggen op zicht, omdat het helder weer was en daardoor dacht hij dat hij de ondiepten en rotsen goed kon zien. Hij dacht ook dat hij zonder navigatie in de baai kon komen omdat hij daar schepen zag liggen die volgens hem qua diepgang vergelijkbaar zijn met zijn schip. Dit alles rechtvaardigt volgens de rechtbank niet dat hij niet op zijn navigatiemiddelen keek. Samen met de onder 3.4 tot en met 3.6 genoemde omstandigheden brengt het niet op de navigatiemiddelen kijken naar objectieve maatstaven een zodanige aanmerkelijke kans op schade met zich mee dat [eiser] zich daarvan bewust had moeten zijn. Daarom is er sprake van merkelijke schuld van [eiser] en is de rechtbank tot de conclusie gekomen zoals in 3.1 weergegeven.
Proceskosten
3.8.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Europeesche worden begroot op:
- griffierecht 3.946,00
- salaris advocaat
3.414,00(2,0 punten × tarief € 1.707,00)
Totaal € 7.360,00
3.9.
De nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zullen worden toegewezen zoals gevorderd.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Europeesche tot op heden begroot op € 7.360,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, als [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. Janssens en in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2019.