ECLI:NL:RBMNE:2019:6578
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in vuurwapenbezit zonder forensisch bewijs
Op 8 februari 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie op 15 juni 2018 in Utrecht. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek tijdens de openbare terechtzittingen op 2 november 2018 en 25 januari 2019. De officier van justitie, mr. J.R.F. Esbir Wildeman, heeft gevorderd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zou worden, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verdachte heeft een alibi gepresenteerd, dat niet weerlegd kon worden door de beschikbare bewijsmiddelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen forensisch bewijs was dat de verdachte kon linken aan de aangetroffen wapens en munitie. De verklaringen van de verdachte en zijn familieleden gaven voldoende steun aan zijn alibi, waardoor de rechtbank niet overtuigd was van de schuld van de verdachte.
De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, maar heeft wel vastgesteld dat de in beslag genomen vuurwapens en munitie in strijd met de wet voorhanden zijn gehad. De rechtbank heeft daarom besloten deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer, ondanks de vrijspraak van de verdachte. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. De rechtbank heeft de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer: twee machinegeweren, een pistool en 85 scherpe patronen.