ECLI:NL:RBMNE:2019:663

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2019
Publicatiedatum
19 februari 2019
Zaaknummer
16/652355-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens handel in cocaïne en GHB in georganiseerd verband

Op 15 februari 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het aanwezig hebben van harddrugs en het in georganiseerd verband verhandelen van cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 7 maart 2018 tot en met 5 april 2018 betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met de handel in cocaïne. Tijdens de rechtszittingen, die plaatsvonden op verschillende data in 2018 en begin 2019, zijn getuigen gehoord en zijn er bewijsmiddelen gepresenteerd, waaronder tapgesprekken en telecomanalyses. De verdachte werd op 7 maart 2018 en 5 april 2018 aangehouden, waarbij in zijn bezit cocaïne en GHB werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en dat de dagvaarding geldig was. De rechtbank achtte de bewijsvoering voldoende om de verdachte te veroordelen tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 180 dagen, met een proeftijd van twee jaar en reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de schadelijke gevolgen van de handel in harddrugs voor de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/652355-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 februari 2019
in de strafzaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [1992] te [geboorteplaats] ,
verblijvende te [adres] , [woonplaats] ,
(postadres: [adres] , [woonplaats] ).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 28 juni 2018, 24 september 2018, 21 december 2018, 24 januari 2019 en 25 januari 2019. Het onderzoek is gesloten op 1 februari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. T. Tanghe, en van hetgeen verdachte en mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 7 maart 2018 tot en met 5 april 2018 in Utrecht en Vleuten heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, welke organisatie het handelen in cocaïne als oogmerk had;
in de periode van 7 maart 2018 tot en met 5 april 2018 in Utrecht en Vleuten samen met (een) ander(en) cocaïne heeft verhandeld;
op 5 april 2018 in Vleuten samen met (een) ander(en) opzettelijk GHB en cocaïne aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

3.1
Geldigheid van de dagvaarding
De raadsman heeft bepleit dat de dagvaarding voor wat betreft feit 1 nietig dient te worden verklaard, nu uit de tenlastelegging niet blijkt welke personen tot het ‘samenwerkingsverband van één of meer natuurlijke perso(o)n(en)’ zouden hebben behoord. Het is voor verdachte om die reden onvoldoende duidelijk waartegen hij zich moet verdedigen.
De officier van justitie heeft verwezen naar het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 19 december 2013 (ECLI:NL:RBMNE:2013:7455), waaruit volgt dat deze wijze van tenlasteleggen niet leidt tot een (partieel) nietige dagvaarding. Van belang is niet slechts de tekst van de tenlastelegging, maar ook de inhoud van het onderliggende dossier. In de visie van het Openbaar Ministerie kon de verdediging uit de tenlastelegging, bezien in samenhang met het onderliggende dossier, concreet opmaken waartegen zij zich moest verdedigen. De tenlastelegging voldoet daarmee aan de in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering genoemde eisen.
De rechtbank stelt voorop dat het niet is vereist dat de medeverdachten van verdachte in de tenlastelegging worden genoemd. Bij de beoordeling van de vraag of de tenlastelegging voldoende duidelijk is, dient ook het dossier te worden betrokken. Uit het onderliggende dossier blijkt wie de personen zijn die in de visie van het Openbaar Ministerie eveneens zouden hebben deelgenomen aan de criminele organisatie. De rechtbank is dan ook van oordeel dat uit de tekst van de tenlastelegging, in combinatie met het onderliggende dossier, voldoende duidelijk is geworden waartegen verdachte zich heeft moeten verdedigen. De dagvaarding voldoet derhalve aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering.
3.2
Overige voorvragen
De rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op grond van de door hem aangehaalde feiten en omstandigheden, een en ander in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich (in ieder geval) in de periode van 7 maart 2018 tot en met 5 april 2018 schuldig heeft gemaakt aan de handel in harddrugs en dat hij zich op 5 april 2018 schuldig heeft gemaakt aan het bezit van harddrugs. Het onder feit 2 en 3 tenlastegelegde kan daarom naar het oordeel van de officier van justitie wettig en overtuigend worden bewezen. Uit deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, volgt naar het oordeel van de officier van justitie eveneens dat verdachte door diens strafbare handelen - ook gelet op zijn contacten en samenzijn met medeverdachte [medeverdachte 1] - een bijdrage heeft geleverd aan de criminele organisatie en aldus deelnemingshandelingen heeft verricht. De officier van justitie acht aldus ook het onder feit 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde, nu het dossier geen aanknopingspunten biedt voor - strafrechtelijk relevante - betrokkenheid van verdachte bij dealergroep “ [groep] ”. De raadsman heeft erop gewezen dat de stem van verdachte niet in de getapte telefoongesprekken te horen is en dat betrokkenheid van verdachte evenmin volgt uit de verklaringen van de verschillende afnemers. De raadsman heeft verzocht om de telecomanalyse en de daarop gebaseerde processen-verbaal niet als bewijsmiddel te gebruiken, nu deze analyse niet betrouwbaar is en daarnaast niet, althans onvoldoende, relevant is. De raadsman heeft eveneens vrijspraak bepleit van het onder feit 3 tenlastegelegde, nu uit het dossier volgt dat medeverdachte [medeverdachte 1] bij verdachte in huis logeerde en er DNA van [medeverdachte 1] op een boterhamzak met daarin 29 ponypacks is aangetroffen. Hieruit volgt volgens de raadsman dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen in zijn kamer.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aanleiding van het onderzoek
Het onderzoek 09Polder is gestart naar aanleiding van de aanhouding van twee vermoedelijke drugsdealers, [A] en [A] , op 28 mei 2017 en 1 juli 2017. Uit onderzoek bleek dat zij beiden werkzaam waren onder de naam “ [groep] ”. Een aantal gebruikers is als getuige gehoord. Deze gebruikers verklaarden samengevat dat zij via een organisatie/personen genaamd “ [groep] ” om de paar maanden een ander telefoonnummer per SMS toegestuurd kregen, waarmee zij drugs konden bestellen. De drugs werden dan door meerdere personen afgeleverd.
Bewijsmiddelen [1]
Gedurende het onderzoek 09Polder zijn er diverse telefoonnummers en IMEI-nummers bekend geworden die door “ [groep] ” gebruikt werden als dealertelefoonnummers en dealertelefoons. Uit onderzoek is gebleken dat het dealertelefoonnummer en de daarbij behorende dealertelefoon steeds na enkele maanden veranderde. Gedurende de periode van het onderzoek zijn (onder meer) de volgende telefoonnummers en IMEI-nummers bij “ [groep] ” actief geweest:
Telefoonnummers:
[telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] )
[telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] )
[telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] )
[telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] )
[telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] ) [2]
IMEI-nummers [3]
[IMEI-nummer] (hierna: * [IMEI-nummer] )
[IMEI-nummer] (hierna: * [IMEI-nummer] )
[IMEI-nummer] (hierna: * [IMEI-nummer] )
[IMEI-nummer] (hierna: * [IMEI-nummer] ) [4]
De telefoongesprekken die met of via bovenstaande telefoonnummers zijn gevoerd zijn opgenomen en op schrift gesteld. [5] Wat betreft de inhoud van de tapgesprekken kan worden gesteld dat de telefoonnummers alleen werden gebruikt voor zakelijke gesprekken, er zeer veel SMS-contacten waren, er zeer veel kortdurende contacten en gesprekken waren, de gesprekken/sms-berichten vooral aan het einde van de middag en ’s avonds en in het weekend ook ’s nachts plaatsvonden en er vrijwel uitsluitend afspraken gemaakt werden om elkaar te ontmoeten. Bij SMS-berichten werd regelmatig de naam “ [groep] ” genoemd door de gebruiker van bovenstaande telefoonnummers. [6] Uit de tapgesprekken volgt dat sprake is van meerdere gebruikers van bovenstaande telefoonnummers. [7]
Uit het verloop van de getapte lijnen blijkt dat een dealernummer een bepaalde periode werd gebruikt, waarna deze werd vervangen door een nieuw dealernummer. Er werden dan honderden SMS-berichten verstuurd, waarin stond dat dit het nieuwe nummer van “ [groep] ” betrof. [8]
Na de aanhoudingen van [A] en [A] , waarbij de op dat moment actieve dealertelefoons met daarin de actuele dealertelefoonnummers in beslag zijn genomen, zijn de dealertelefoonnummers op afstand overgezet op een andere simkaart. Hierna werd het dealertelefoonnummer actief in een andere telefoon.Tegelijkertijd werd een ander telefoonnummer geactiveerd om het nieuwe dealertelefoonnummer te worden. [9] Na de aanhouding van verdachten [verdachte] en [C] op 7 maart 2018 en de aanhouding van verdachte [medeverdachte 2] op 14 maart 2018 was een zelfde situatie zichtbaar in de historische verkeersgegevens en op de tap van de actuele dealertelefoonnummers. [10]
Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens, alsmede de tap op de dealertelefoonnummers, is gebleken dat [medeverdachte 1] voornamelijk de gebruiker was van de dealertelefoonnummers * [telefoonnummer] , * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] en de daaraan gekoppelde IMEI-nummers. [11]
In de periode van 13 november 2017 tot en met 2 maart 2018 hebben er in totaal 1206 afspraken/ontmoetingen plaatsgevonden tussen de gebruiker van het telefoonnummer * [telefoonnummer] en diverse kopers. [12] In de periode van 2 maart 2018 tot en met 13 maart 2018 hebben er in totaal 33 afspraken/ontmoetingen plaatsgevonden tussen de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer] en diverse kopers. [13] In de periode van 13 maart 2018 tot en met 3 mei 2018 hebben er in totaal 42 afspraken/ontmoetingen plaatsgevonden tussen de gebruiker van het telefoonnummer * [telefoonnummer] en diverse kopers. [14] In de periode van 23 januari 2018 tot en met 18 februari 2018 hebben er in totaal 146 afspraken/ontmoetingen plaatsgevonden tussen de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer] en diverse kopers. [15] In de periode van 12 februari 2018 tot en met 15 maart 2018 hebben er in totaal 312 afspraken/ontmoetingen plaatsgevonden tussen de gebruiker van het telefoonnummer * [telefoonnummer] en diverse kopers. [16] In de periode van 10 april 2018 tot en met 19 april 2018 hebben er in totaal 99 afspraken/ontmoetingen plaatsgevonden tussen de gebruiker van het telefoonnummer * [telefoonnummer] en diverse kopers. [17] In de periode van 29 maart 2018 tot en met 11 april 2018 hebben er in totaal 87 afspraken/ontmoetingen plaatsgevonden tussen de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer] en diverse kopers. [18]
De afspraken/ontmoetingen vonden (onder meer) plaats in Utrecht, Vleuten en Montfoort. De kopers vroegen (onder meer) om cocaïne, coke, “wit” (straattaal voor cocaïne) en “sos” (straattaal voor cocaïne) en er werd gesproken over de prijzen van de handelswaar. [19]
[getuige 1] is op 12 april 2018 als getuige gehoord. [20] Hij heeft verklaard dat hij cocaïne gebruikt, niet langer dan anderhalf jaar. [21] Hij koopt deze drugs van [groep] . Er zit iedere keer iemand anders in de auto (de rechtbank begrijpt: wanneer de drugs worden afgeleverd). [22]
[getuige 2] is op 19 april 2018 als getuige gehoord. [23] Hij heeft verklaard dat hij cocaïne gebruikt, wekelijks, al jaren. [24] Hij koopt deze cocaïne van [groep] . Zo heten ze allemaal van het nummer (de rechtbank begrijpt: het nummer dat hij belt wanneer hij cocaïne wil kopen). [groep] kan veranderen van identiteit maar nooit van naam. [25]
Op 7 maart 2018 is [verdachte] , die als bijrijder in de Mercedes met kenteken [kenteken] zat, aangehouden in Oudewater. [26] Verbalisant [verbalisant 1] zag, nadat hij de Mercedes een stopteken had gegeven, dat de bijrijder een blikje Red Bull vast hield, terwijl deze in het middenconsole in een bekerhouder stond. Hij zag dat de bijrijder kort even kracht zette op het middenconsole met de hand die om het blikje heen was gevouwen. Hij zag dat het gedeelte van de bekerhouder hierdoor iets naar beneden ging, alsof hier speling op zat. [27] De verbalisant trof onder de bekerhouder een zwart etui aan, waarin meerdere kleine envelopjes zaten. In de fouillering van verdachte [verdachte] werd onder meer een iPhone met IMEI-nummer [IMEI-nummer] (* [IMEI-nummer] ) en een geldbedrag van 100,00 euro aangetroffen. [28] In het voorvakje van het etui werden 6 grote en 9 kleinere ponypacks aangetroffen. In het grote vak van het etui werden 28 kleinere ponypacks aangetroffen. [29]
Op het moment dat verdachte [verdachte] op 7 maart 2018 omstreeks 16:24 uur werd aangehouden, had hij de dealertelefoon met IMEI-nummer * [IMEI-nummer] en telefoonnummer * [telefoonnummer] bij zich. [30]
Op 7 maart 2018 werd omstreeks 20.00 uur door verbalisant [verbalisant 2] op de grond voor de insluitbalie op het politiebureau te Woerden een ponypack aangetroffen. Deze ponypack was qua formaat en vouwwijze gelijk aan de ponypacks die in de Mercedes met kenteken [kenteken] zijn aangetroffen. [31] Verbalisant [verbalisant 3] heeft hierop de camerabeelden gericht op de inschrijfbalie bekeken. Te zien was dat verdachte [verdachte] op 7 maart 2018 om 17:11:53 uur binnen wordt gebracht en zijn schoenen uittrekt. Uit één van zijn schoenen valt een wit papiertje op de grond voor de inschrijfbalie. Dit papiertje komt qua vorm en afmeting overeen met een gevouwen ponypack. Verdachte plaatst zijn linkervoet op de ponypack en schuift de ponypack richting de inschrijfbalie. Op het moment dat de verdachte wegloopt van de inschrijfbalie, blijft de ponypack achter op de grond. [32] Om 20:04:34 uur is de ponypack nog op dezelfde plek als waar verdachte [verdachte] deze achterliet te zien. Een andere arrestant raapt de ponypack op en geeft deze aan verbalisant [verbalisant 2] . [33]
De inhoud van de 43 in de Mercedes aangetroffen ponypacks met een totale hoeveelheid van 19 gram (SIN AAKR2174NL) [34] en de op het politiebureau aangetroffen ponypack met een totale hoeveelheid van 0,6 gram (SIN AALJ4521NL) [35] is door het NFI getest. Hieruit is gebleken dat zowel de substantie met SIN AAKR2174NL als de substantie met SIN AALJ4521NL cocaïne betrof. [36]
Op 5 april 2018 is verdachte [verdachte] , die samen met medeverdachte [medeverdachte 1] in de BMW met kenteken [kenteken] zat, aangehouden in De Meern. [37] In de BMW zijn onder meer een iPhone met IMEI-nummer [IMEI-nummer] (* [IMEI-nummer] , oftewel * [IMEI-nummer] ), welke was gekoppeld aan telefoonnummer * [telefoonnummer] , en een iPhone met IMEI-nummer [IMEI-nummer] (* [IMEI-nummer] ), welke was gekoppeld aan telefoonnummer * [telefoonnummer] , aangetroffen. [38]
Het voertuig met kenteken [kenteken] is doorzocht. Achter het klepje wat zich onder het instrumentenpaneel van het ventilatiesysteem bevindt, is een zwart etui met daarin diverse opgevouwen wikkels aangetroffen. [39] De inhoud van de in dit etui aangetroffen wikkels met een totale hoeveelheid van 12,82 gram (SIN AALJ4543NL) [40] is door het NFI getest. Hieruit is gebleken dat het cocaïne betrof. [41]
Op 5 april 2018 is de woning aan de [adres] te [woonplaats] , waar [verdachte] staat ingeschreven, doorzocht. [42] In de slaapkamer op de tweede verdieping zijn (onder meer) de volgende goederen in beslag genomen:
A.2 Doorzichtig plastic zakje met meerdere ponypacks;
A.3 Doorzichtig plastic zakje met meerdere ponypacks;
A.10 Doorzichtig plastic zakje met witte bolletjes;
A.12 Oranje fles met vloeistof;
A.13 iPhone doosje met bankbiljetten (4 keer 10,00 euro / 17 keer 20,00 euro / 2 keer 50,00 euro). [43]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de slaapkamer op de tweede verdieping zijn slaapkamer betreft. [44]
De inhoud van de oranje fles met vloeistof met een totale hoeveelheid van 0,5 liter (SIN AAKK1336NL) [45] , de 29 ponypacks met een totale hoeveelheid van 26 gram (code A.3, SIN AAKK1339NL) [46] , de 3 stuks witte substantie met een totale hoeveelheid van 24,5 gram (code A.10, SIN AAKK1338NL) en de 16 ponypacks met een totale hoeveelheid van 9,6 gram (code A.2, SIN AAKK1337NL) [47] is door het NFI getest. Hieruit is gebleken dat de vloeistof met SIN AAKK1336NL GHB betreft en dat de substanties met SIN AAKK1338NL, SIN AAKK1337NL en SIN AAKK1339NL cocaïne betreffen. [48]
Cocaïne en GHB staan vermeld op lijst I van de Opiumwet.
Verdachte heeft verklaard dat de telefoon met IMEI-nummer [IMEI-nummer] zijn eigendom is. [49] Uit onderzoek is gebleken dat er ten aanzien van de historische verkeersgegevens van dit IMEI-nummer in combinatie met de onderstaande dealernummers overeenkomstige paallocaties zichtbaar waren gedurende de onderstaande periodes:
  • * [telefoonnummer] : meerdere losse dagen in maart 2018;
  • * [telefoonnummer] : van 16 tot en met 26 februari 2018; van 28 februari tot en met 6 maart 2018; van 17 tot en met 22 maart 2018;
  • * [telefoonnummer] : van 23 maart 2018 tot en met 5 april 2018.
Bewijsoverwegingen
Telecomanalyse
De raadsman heeft bepleit de telecomanalyse niet als bewijsmiddel te gebruiken, nu deze volgens hem niet voldoende betrouwbaar danwel relevant zou zijn. Analist [analist] en verbalisant [verbalisant 4] hebben op 22 januari 2019 bij de rechter-commissaris een uitgebreide verklaring afgelegd over hoe deze analyse en de daaruit voortvloeiende conclusies tot stand zijn gekomen. Uit de verklaring van [analist] volgt onder meer dat alleen gelijklopende bewegingen tussen de dealerlijnen en de privénummers in het overzicht, op basis waarvan de conclusies ten aanzien van de overeenkomstige paallocaties zijn genomen, zijn opgenomen. Het gaat daarbij volgens de verklaring van [analist] niet om een vergelijking van afzonderlijke meetmomenten, maar om een vergelijking van meerdere meetmomenten over een bepaalde periode. Dat heeft hij bedoeld met een beweging. Op basis van datum, tijdstip en locatie is te zien of er sprake is van een gelijke beweging. Om te beoordelen of sprake is van een gelijke beweging heeft [analist] gekeken welke masten op welke tijden zijn aangestraald door beide telefoons. De momenten waarop de dealerlijnen en de privénummers niet gelijk bewogen, zijn dus niet in het overzicht opgenomen. De rechtbank is van oordeel dat de analyse, mede gelet op de voormelde toelichting die [analist] hierop bij de rechter-commissaris heeft gegeven, voldoende betrouwbaar is om voor het bewijs te kunnen gebruiken. Dat uit de telecomanalyse niet volgt dat de dealerlijnen op ieder moment in de tenlastegelegde periode in de nabijheid van de privételefoon van verdachte waren, doet daar niet aan af, nu dat voor een bewezenverklaring van de tenlastegelegde periode niet is vereist.
Aanwezig hebben en handelen in cocaïne
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat zowel op 7 maart 2018 als op 5 april 2018 gebruikershoeveelheden cocaïne zijn aangetroffen in de voertuigen waarin verdachte op dat moment reed. Op 7 maart 2018 bleek verdachte eveneens een ponypack met cocaïne, gelijk aan de in het voertuig aangetroffen ponypacks met cocaïne, in zijn schoen te hebben. Op 5 april 2018 is daarnaast GHB en een grote hoeveelheid cocaïne, deels onderverdeeld in gebruikershoeveelheden, aangetroffen in de slaapkamer van verdachte. De rechtbank acht, mede gelet op het feit dat verdachte hier geen verklaring over heeft willen afleggen, niet aannemelijk dat verdachte geen wetenschap had van de in zijn slaapkamer aangetroffen harddrugs en acht het onder feit 3 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen. Gelet op het aantreffen van deze harddrugs, het feit dat verdachte bij zijn aanhoudingen op 7 maart 2018 en 5 april 2018 de telefoons met dealertelefoonnummers * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] in zijn bezit bleek te hebben en het feit dat uit telecomanalyse is gebleken dat de telefoons met dealertelefoonnummers * [telefoonnummer] , * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] op meerdere momenten gedurende de tenlastegelegde periode overeenkomstige bewegingen hebben laten zien als de privételefoon van verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich gedurende de tenlastegelegde periode bezig heeft gehouden met de handel in cocaïne. Dat de stem van verdachte niet is herkend bij het beluisteren van de getapte gesprekken en verdachte niet zou zijn herkend door afnemers van cocaïne doet hier niet aan af, alleen al nu uit het dossier niet blijkt dat een foto van verdachte aan de verschillende afnemers is laten zien. Nu uit de bewijsmiddelen volgt dat de dealertelefoonnummers * [telefoonnummer] , * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] ook door anderen, en dan met name door medeverdachte [medeverdachte 1] , werden gebruikt om onder de naam “ [groep] ” cocaïne te verhandelen en verdachte daarnaast op 5 april 2018 samen met medeverdachte [medeverdachte 1] is aangehouden, is de rechtbank van oordeel dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en één of meer anderen, waardoor medeplegen van het handelen in cocaïne wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Bestaan criminele organisatie
Om het bestaan van een criminele organisatie aan te kunnen nemen, moet allereerst sprake zijn van een samenwerkingsverband tussen twee of meer personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Daarnaast moet deze organisatie in het leven zijn geroepen of feitelijk werkzaam zijn tot het plegen van misdrijven. Nu uit de bewijsmiddelen volgt dat verschillende personen gedurende een periode van meerdere maanden onder de naam “ [groep] ” op grote schaal cocaïne hebben verkocht, waarbij (deels ook tegelijkertijd) meerdere dealertelefoonnummers zijn gebruikt die op afstand werden overgezet naar een andere telefoon op het moment dat de gebruiker daarvan werd aangehouden en de betreffende dealertelefoon in beslag werd genomen, is de rechtbank van oordeel dat de dealergroep handelend onder de naam “ [groep] ” tot oogmerk had het plegen van misdrijven en kan worden aangemerkt als een criminele organisatie.
Deelname verdachte aan criminele organisatie
Van deelname aan een criminele organisatie is sprake als de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen die strekken tot - of rechtstreeks verband houden met - de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Zoals hierboven is overwogen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 7 maart 2018 tot en met 5 april 2018 cocaïne heeft verhandeld middels de bij de dealergroep handelend onder de naam “ [groep] ” in gebruik zijnde dealertelefoonnummers * [telefoonnummer] , * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] en dat hij contacten had met medeverdachte [medeverdachte 1] , van wie wordt aangenomen dat hij de voornaamste gebruiker was van deze dealertelefoonnummers. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte heeft deelgenomen aan de dealergroep handelend onder de naam “ [groep] ” en acht het onder feit 1 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op meerdere tijdstippen in de periode van 7 maart 2018 tot en met 5 april 2018 te Utrecht en te Vleuten, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het telkens opzettelijk verkopen en afleveren en verstrekken van gebruikershoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
op meerdere tijdstippen in de periode van 7 maart 2018 tot en met 5 april 2018 te Utrecht en te Vleuten, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, gebruikershoeveelheden cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
op 5 april 2018 te Vleuten, opzettelijk aanwezig, heeft gehad:
- 0,5 liter GBH, en
- 29 gebruikershoeveelheden cocaïne (in totaal 26 gram), en
- 3 brokken/stuks cocaïne (in totaal 24,5 gram), en
- 16 gebruikershoeveelheden cocaïne (in totaal 9,6 gram),

zijnde cocaïne en GHB middelen als bedoeld bij de Opiumwet behorende lijst I

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders ten laste is gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:

1. deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;

2. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;

3. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met aftrek van de dagen die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 95 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, in geval van bewezenverklaring van één of meerdere feiten, verzocht te volstaan met een gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De raadsman heeft aangevoerd dat het reclasseringsrapport geen aanleiding geeft voor het opleggen van een voorwaardelijke straf, temeer nu verdachte zich vrijwillig heeft aangemeld voor een behandeling bij De Waag. De raadsman heeft verzocht het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in georganiseerd verband schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne en heeft GHB en cocaïne aanwezig gehad. De raadsman heeft aangevoerd dat handel in cocaïne niet kwalijk zou zijn, omdat cocaïne een partydrug betreft en geen schade aan de gebruikers of de maatschappij zou aanrichten. Er zou volgens de raadsman niet geleverd zijn aan verslaafden. De rechtbank verwerpt dit standpunt. Cocaïne is schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers ervan en is een sterk verslavend middel. De getuigenverklaringen in dit dossier getuigen daar ook van. Daarnaast bevordert de handel in en het gebruik van harddrugs (verwervings-)criminaliteit, wat overlast en gevoelens van onveiligheid voor de maatschappij tot gevolg heeft. Verdachte is door zijn handelen medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van cocaïne veroorzaakt. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij slechts heeft gehandeld uit eigen financieel gewin en zich niet heeft bekommerd om de gevolgen van zijn handelen.
De Landelijke Oriëntatiepunten Vakinhoud Strafrecht (LOVS) nemen voor het verhandelen van harddrugs gedurende een periode van minder dan een maand tot oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Daarbij wordt uitgegaan van een alleen opererende dader. Verdachte heeft niet alleen, maar in georganiseerd verband cocaïne verhandeld. Daarnaast is ook bewezen verklaard dat verdachte een grote hoeveelheid harddrugs aanwezig had, waarvoor een taakstraf voor de duur van 240 uur als oriëntatiepunt wordt vermeld.
Persoonlijke omstandigheden van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
  • een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 13 augustus 2018;
  • een voortgangsverslag van reclassering Inforsa van 15 januari 2019.
Uit het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte blijkt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen, maar niet vanwege het aanwezig hebben van of het handelen in (hard)drugs.
Uit het voortgangsverslag van de reclassering blijkt dat verdachte zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis goed aan de afspraken met de reclassering heeft gehouden. Verdachte geeft echter niet altijd openheid van zaken, waardoor het voor de reclassering lastig is om een helder beeld te krijgen van het leven van verdachte. De reclassering ziet verschillende punten waar verdachte nog hulp bij kan gebruiken, zoals het verkrijgen van een woning en dagbesteding, en ziet ook mogelijkheden voor invulling van een toezicht. Verdachte heeft zich vrijwillig aangemeld bij De Waag en lijkt dus gemotiveerd te zijn voor behandeling.
Conclusie
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat een (lange) onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats zou zijn. De rechtbank is echter met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het niet wenselijk zou zijn als verdachte weer gedetineerd zou raken. Het opleggen van een straf gelijk aan de duur van het voorarrest, zoals door de raadsman is bepleit, doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van de feiten. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat het reclasseringstoezicht en de behandeling bij De Waag voort blijven duren, nu uit het voortgangsverslag van de reclassering volgt dat verdachte hier baat bij kan hebben. De rechtbank zal daarom de eis van de officier van justitie volgen en een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met aftrek van de dagen die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 95 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren aan verdachte opleggen. Daarbij zullen als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en een behandelverplichting bij De Waag of soortgelijke instelling worden opgelegd. Het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.

9.BESLAG

Het dossier bevat een beslaglijst, waar vijf geldbedragen (te weten: € 40,00, € 0,35, € 40,00, € 340,00 en € 100,00) op staan vermeld. De raadsman heeft daarnaast ter zitting aangegeven dat de inbeslaggenomen telefoon, laptop en horloge nog niet aan verdachte zijn teruggegeven. De raadsman heeft verzocht deze goederen en de op de beslaglijst vermelde geldbedragen aan verdachte terug te geven. De officier van justitie heeft aangegeven dat de telefoon, de laptop en het horloge aan verdachte zullen worden teruggegeven en heeft daarnaast gevorderd de op de beslaglijst vermelde geldbedragen verbeurd te verklaren.
Gelet op het feit dat de op de beslaglijst vermelde geldbedragen telkens in de nabijheid van de cocaïne zijn aangetroffen, acht de rechtbank het aannemelijk dat deze geldbedragen geheel of grotendeels door middel van het bewezen verklaarde handelen in cocaïne zijn verkregen. De rechtbank zal de geldbedragen daarom verbeurd verklaren.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 47, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 tot en met 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 tot en met 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
180 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, op de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
95 dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 jarenvast;
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte:
 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
 zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Verdachte moet zich hiertoe blijven melden bij GGZ Reclassering Inforsa Utrecht (Wittevrouwenkade 6, 3512 CR Utrecht), zo frequent en zo lang die instelling dat nodig acht;
 zich onder behandeling moet stellen bij De Waag of soortgelijke instelling, indien en voor zover de reclassering dat nodig acht.
- geeft GGZ Reclassering Inforsa de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart verbeurd de volgende op de beslaglijst vermelde geldbedragen:
1. € 40,00;
2. € 0,35;
3. € 40,00;
4. € 340,00;
5. € 100,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. C.E.M. Nootenboom-Lock en L.M. Reijnierse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.Z. Schoppink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 februari 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 maart 2018 tot en met 5 april 2018 te Utrecht en/of te Vleuten, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van één of meer natuurlijke perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (telkens) opzettelijk inkopen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van (telkens) (een) (gebruikers)hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende cocaïne, zijnde (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 maart 2018 tot en met 5 april 2018 te Utrecht en/of te Vleuten, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (telkens) (een) gebruikershoeveelhe(i)d(en) cocaïne, in elk geval (telkens) een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde (een) middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
3.
hij op of omstreeks 5 april 2018 te Vleuten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk aanwezig, althans voorhanden, heeft gehad:
- 0,5 liter GBH, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende GBH en/of
- 29, althans meerdere, gebruikershoeveelheden cocaïne (in totaal 26 gram), althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of
- 3 brokken/stuks cocaïne (in totaal 24,5 gram), althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of
- 16, althans meerdere, gebruikershoeveelheden cocaïne (in totaal 9,6 gram), althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,

zijnde cocaïne en/of GHB (een) middel(len) als bedoeld bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 3 Opiumwet

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 januari 2019, genummerd PL0900/2017296837 (09POLDER17), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 3021. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 4] , p. 1999.
3.Indien er in dit vonnis wordt verwezen naar IMEI-nummers, kan het laatste nummer van de reeks van 15 cijfers zijn gewijzigd in een ‘0’. Dit komt doordat de eerste 14 cijfers van het IMEI-nummer uniek zijn en het laatste cijfer variabel kan zijn, ook al gaat het om hetzelfde IMEI-nummer. Zie het proces-verbaal van relaas, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] , p. 6.
4.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 4] , p. 2000.
5.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 1415, proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 6] , p. 1457, en proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 1507 (ten aanzien van nummer * [telefoonnummer] ); proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 6] , p. 1440 (ten aanzien van nummer * [telefoonnummer] ); proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 1426 (ten aanzien van nummer * [telefoonnummer] ); proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 1512 (ten aanzien van nummer * [telefoonnummer] ); proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 1509 (ten aanzien van nummer * [telefoonnummer] ).
6.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 1415; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 1426; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 6] , p. 1440; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 6] , p. 1457; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 1509; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 1512.
7.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 1417; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 1428; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 6] , p. 1442; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 6] , p. 1460, proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 1508.
8.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 4] , p. 2959.
9.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 4] , p. 2079.
10.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 4] , p. 2080.
11.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 4] , p. 2079.
12.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 1415;
13.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 6] , p. 1458.
14.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 1507.
15.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 6] , p. 1440.
16.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 1427.
17.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 1513.
18.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 1509.
19.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 1416; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 1427; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 6] , p. 1441; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 6] , p. 1458-1459; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 1507-1508; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 1510; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 1513.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 1860.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 1861.
22.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 1862.
23.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 1869.
24.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 1870.
25.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 1871.
26.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 2416-2417.
27.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 2416.
28.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 2417.
29.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 2418.
30.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 2446.
31.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 2] , p. 2427.
32.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 3] , p. 2428.
33.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 3] , p. 2429.
34.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 2451.
35.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 2452.
36.Een geschrift, te weten: het NFI rapport Identificatie van veelvoorkomende drugs, p. 2456.
37.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 7] , p. 1643.
38.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 7] , p. 1644.
39.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] , p. 1742.
40.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 2099.
41.Een geschrift, te weten: het NFI rapport Identificatie van veelvoorkomende drugs, p. 2105.
42.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 10] , p. 1723.
43.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 10] , p. 1724.
44.Proces-verbaal ter terechtzitting van 25 januari 2019.
45.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 2111.
46.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 2111-2112.
47.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 2112.
48.Een geschrift, te weten: het NFI rapport Identificatie van veelvoorkomende drugs, p. 2122.
49.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 4] , p. 2010.
50.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 4] , p. 2017.