ECLI:NL:RBMNE:2019:6633

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 april 2019
Publicatiedatum
13 juli 2020
Zaaknummer
16/659178-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met de dood in het kader van eerwraak

Op 5 april 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met haar vader de vriend van haar zus heeft bedreigd. De bedreiging vond plaats op 24 februari 2018 in Vianen, waarbij de verdachte en haar vader de woorden gebruikten die de dood van het slachtoffer in dreigende bewoordingen inhielden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en haar vader, waarbij de verdachte niet alleen aanwezig was, maar ook actief deelnam aan de bedreigingen. De rechtbank oordeelde dat de bedreigingen, die verband hielden met de eer van de familie, ernstige gevolgen hadden voor het slachtoffer, die zich onveilig voelde door de bedreigingen. De officier van justitie had een taakstraf van 20 uren geëist, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met het slachtoffer. De verdediging pleitte voor een mildere straf, maar de rechtbank oordeelde dat de context van de bedreigingen en de ernst ervan een zwaardere straf rechtvaardigden. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, met een proeftijd van twee jaar en een contactverbod met het slachtoffer voor de duur van de proeftijd. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en het feit dat zij niet eerder was veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659178-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 april 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1997] in [geboorteplaats] (Irak)
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[woonplaats] , [adres]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 maart 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M. Tromp en van hetgeen verdachte en mr. R.D.A. van Boom, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 24 februari 2018 in Vianen, samen met anderen, [slachtoffer] heeft bedreigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het tenlastegelegde medeplegen, nu er geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Het gesprek dat [A] , de vader van verdachte, met [slachtoffer] heeft gevoerd ging vooraf aan het gesprek dat verdachte met [slachtoffer] voerde. De woorden die [A] heeft gebruikt, te weten “Als [B ] niet….” tot en met “……iedereen gaat dood” kunnen daarom niet aan verdachte worden toegerekend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 24 februari 2018 [C] , de broer van zijn vriendin [B ] , belde. De vader van [C] nam het gesprek al snel over. Hij hoorde dat de vader hem bedreigde met de dood. [2] Hij hoorde de vader onder andere zeggen dat hij een plan had en dat hij zijn dochter terug wilde hebben. Als dat niet zou gebeuren, dan zou er wat gebeuren met [slachtoffer] en zijn familie. Ook werd hij in dat gesprek bedreigd door [verdachte] (
de rechtbank begrijpt dat hier wordt bedoeld: verdachte). Zij bedreigde hem met de dood en zei dat ze de adressen wisten van zijn familie. [3]
Verbalisant [verbalisant] heeft op 27 februari 2018 het door [slachtoffer] op 24 februari 2018 gevoerde en opgenomen telefoongesprek uitgeluisterd. Uit het gevoerde gesprek blijkt dat [slachtoffer] in gesprek was met [A] en [verdachte] . [4]
Verbalisant hoorde dat [A] onder andere zei:
“Als [B ] niet komt dan jij bent sowieso binnenkort jij gaat dood.” [5] “Ik heb hele grote familie, ik weet, noe, waar ben jij, Ik heb goeie plan gemaakt goeie plan goeie plan ik neem jouw adres ik neem jouw adres van je moeder, klote voor jouw voor je moeder voor je familie, jullie iedereen gaat dood.”
Verbalisant hoorde dat [verdachte] onder andere zei:
“Jullie zitten nu niet veilig, je zit echt niet veilig, dat je dat weet. En als mijn vader er niets aan doet dan doet de rest van de familie dat.” [6] “Ik weet wie ik dood moet maken.” [7]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij op 24 februari 2018 thuis in Vianen was. Zij hoorde dat haar vader de vriend van haar zusje [B ]
(de rechtbank begrijpt dat verdachte bedoelt: [slachtoffer] )aan de telefoon had en tegen hem sprak. Zij werd heel boos en nam het gesprek van haar vader over. Zij heeft met de vriend van haar zusje gesproken. [8]
Bewijsoverweging
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar vader.
De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte aanwezig was op het moment dat haar vader via de telefoon, die op de luidspreker stond, [slachtoffer] bedreigde en heeft gehoord wat hij tegen [slachtoffer] zei. Verdachte heeft zich niet van de door haar vader geuite bedreigingen gedistantieerd, maar de telefoon van haar vader overgepakt en zelf ook bedreigingen geuit jegens [slachtoffer] . Verdachte heeft daarbij woorden gebruikt die dezelfde strekking hadden als de woorden die haar vader daarvoor gebruikt had. Verdachte heeft in haar bedreigingen ook verwezen naar haar vader en de woorden die hij had gebruikt. Verdachte sloot zich aan bij de bedreigingen die haar vader al had geuit Het voorgaande brengt mee dat sprake is van medeplegen tussen verdachte en haar vader.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met haar vader [slachtoffer] heeft bedreigd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 24 februari 2018 te Vianen, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: "als [B ] niet komt dan ben jij sowieso binnenkort jij gaat dood" en "ik heb hele grote familie, ik weet, noe, waar ben jij, ik heb goeie plan gemaakt goeie plan goeie plan ik neem jou adres ik neem jou adres van je moeder, klote voor jou voor je moeder voor je familie, jullie iedereen gaat dood" en "jullie zitten nu niet veilig, je zit niet veilig, dat je dat weet. En als mijn vader er niets aan doet dan doet de rest van de familie dat" en "ik weet wie ik dood moet maken".
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 20 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 10 dagen hechtenis, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer] voor de duur van één jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de bepaling van de strafmaat rekening te houden met de context waar binnen het feit zich heeft afgespeeld. Verdachte zit als het ware gevangen tussen twee culturen. De verdediging is van mening dat hetgeen gebeurd is, niet past bij hetgeen deskundigen zeggen over eerwraak. Er is immers geen sprake van daadwerkelijk fysiek letsel, terwijl de situatie al langere tijd speelde. De situatie moet daarom niet te serieus worden ingeschat. Daarnaast heeft verdachte enkele dagen in voorarrest gezeten en heeft zij haar vader, die langere tijd in voorarrest heeft gezeten, moeten missen. De raadsman heeft verzocht een straf op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Indien de rechtbank een voorwaardelijke straf op zal leggen, dan is een taakstraf van 2 uren voldoende. Verdachte heeft haar les geleerd en er is geen gevaar voor herhaling.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft samen met haar vader de toenmalige vriend van haar zus tijdens een telefoongesprek met de dood bedreigd. De bedreiging vond plaats tegen de achtergrond dat het zusje van verdachte een relatie had met iemand die niet tot dezelfde geloofsgemeenschap behoorde als de familie van verdachte, een relatie die niet geaccepteerd werd en waardoor de familie-eer in het geding kwam. Het zusje is door Veilig Thuis op een voor de familie onbekende plaats ondergebracht omdat er een ernstige bedreiging bestond ter zake eer gerelateerd geweld door haar familie. Uit de aangifte van [slachtoffer] blijkt dat de bedreigingen bij hem angst en gevoelens van onveiligheid hebben veroorzaakt, mede omdat hij vermoedde dat die bedreigingen verband hielden met eerwraak. Dit valt verdachte aan te rekenen.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een bedreiging uit van een geldboete van € 250,00.
De rechtbank is van oordeel dat een geldboete, gelet op de context waar binnen de bedreigingen zijn geuit, geen recht doet aan de ernst van de bedreigingen. De rechtbank zal verdachte in plaats daarvan een taakstraf opleggen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening gehouden met haar nog jonge leeftijd en dat zij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het reclasseringsadvies van de Reclassering Nederland van 29 juni 2018 en hetgeen namens de reclassering en Veilig Thuis ter zitting is verklaard. Het recidive risico wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog. Aangezien de onderhandelingen tussen het gezin enerzijds en de zus van verdachte anderzijds nog niet hebben geleid tot een voor de familie acceptabele uitkomst, is de inschatting dat de familiesituatie dusdanig kan escaleren dat betrokkene - vanuit loyaliteit en emotie - zou kunnen recidiveren. Zowel emotionele druk als directe druk vanuit de familie zouden hiermee verband kunnen houden. De reclassering ziet los van de loyaliteit aan haar familie en culturele achtergrond van verdachte, geen factoren die van invloed kunnen zijn op het risico op herhaling.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een straf zoals door de officier van justitie is gevorderd, passend en geboden is. De rechtbank zal verdachte een voorwaardelijke taakstraf van 20 uur opleggen, te vervangen door 10 dagen hechtenis. De rechtbank legt daarbij een proeftijd op van twee jaren met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer] voor de duur van de proeftijd. Gelet op de context van deze zaak en de huidige situatie acht de rechtbank een proeftijd van één jaar onvoldoende.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 47 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 20 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 10 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- bepaalt dat de taakstraf, indien de taakstraf niet of niet naar behoren verricht wordt te vervangen door 10 dagen hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden voorwaarden en bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt als voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte:
* gedurende de proeftijd op geen enkele wijze, direct of indirect, contact zal zoeken met [slachtoffer] , geboren op [1984] ;
- draagt de Reclassering Nederland op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Gerritse, voorzitter, mrs. L.C. Michon en
I.G.C. Bij de Vaate, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 april 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 24 februari 2018 te Vianen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: "als [B ] niet komt dan ben jij sowieso binnenkort jij gaat dood" en/of "ik heb hele grote familie, ik weet, noe, waar ben jij, ik heb goeie plan gemaakt goeie
plan goeie plan ik neem jou adres ik neem jou adres van je moeder, klote voor jou voor je moeder voor je familie, jullie iedereen gaat dood" en/of "jullie zitten nu niet veilig, je zit niet veilig, dat je dat weet. En als mijn vader er niets aan doet dan doet de rest van de familie dat" en/of "ik weet wie ik dood moet maken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 26 maart 2018, genummerd PL0900-2018057760, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 130. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , pagina 25.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , pagina 26.
4.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, pagina 28.
5.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, pagina 29.
6.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, pagina 30.
7.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, pagina 31.
8.Verklaring van verdachte [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 22 maart 2019.