Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
2.[gedaagde sub 2] ,
3.[gedaagde sub 3] ,
4.[gedaagde sub 4] ,
5.[gedaagde sub 5] ,
6.[gedaagde sub 6] ,
7.[gedaagde sub 7] ,
[gedaagde sub 8],
9.[gedaagde sub 9] ,
10.[gedaagde sub 10] ,
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
feitelijke kwaliteitvan de gehuurde woonruimten op de peildatum. Volgens de van toepassing zijnde wetteksten gaat het immers om een oordeel over de
redelijkheidvan de huurprijs in relatie tot de kwaliteit van de woonruimte. Het niet meewegen van de na de peildatum vastgestelde energie-indexen is volgens verhuurster naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Niet alleen de feitelijke toestand van de gehuurde woonruimten was qua energieprestatie op de peildatum hetzelfde als op het moment van het vaststellen en registreren van de energie-indexen, ook voldoen de door de huurders gehuurde woonruimten aan de eisen van het vigerende Bouwbesluit en de daarbij behorende energetische maatregelen.
voor of bij het aangaan van de huurovereenkomstvast laten stellen van de energie-index van de te verhuren woonruimte, speelt in deze procedure geen rol. Uit hetgeen de kantonrechter hiervoor heeft overwogen volgt dat voor het vaststellen van de huurprijs de feitelijke staat van de gehuurde woonruimte ten tijde van de peildatum van belang is. De norm dat verhuurder bij het aangaan van de huur een energielabel ter beschikking moet stellen van de huurder, heeft geen betrekking op het vaststellen van de huurprijs maar ziet op een ander (maatschappelijk) belang. Huurders kunnen zich daarom niet op deze norm beroepen.
feitelijke kwaliteitvan de gehuurde woonruimte op de peildatum. Volgens de van toepassing zijnde wetteksten gaat het immers om een oordeel over de
redelijkheid van de huurprijs in relatie tot de kwaliteit van de woonruimte. Het niet meewegen van de werkelijke WOZ-waarde van de door [gedaagde sub 3] gehuurde woonruimte is volgens verhuurster naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. In rubriek 9 van Bijlage I bij het Besluit Huurprijzen Woonruimte is bepaald dat de WOZ-punten moeten worden toegekend op basis van de voor de woning
laatstelijk vastgesteldeWOZ-waarde met een minimum van € 41.816,00 (per 1 juli 2018 € 44.284,00). Uit niets blijkt volgens verhuurster dat de WOZ-waarde moet zijn vastgesteld of zijn geregistreerd op het moment waarop de huurovereenkomst wordt gesloten of op de peildatum. Het uitgangspunt van de redelijkheid brengt volgens verhuurster ook op dit punt met zich dat die punten moeten worden toegekend aan de door [gedaagde sub 3] gehuurde woonruimte, die corresponderen met de daadwerkelijke WOZ-waarde op de peildatum.