ECLI:NL:RBMNE:2019:6672

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 augustus 2019
Publicatiedatum
18 september 2020
Zaaknummer
16/058784-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling, bedreiging, heling en valse meldingen

Op 9 augustus 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling van een politieambtenaar, bedreiging, heling van een scooter en het doen van valse meldingen bij het alarmnummer 112. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 200 dagen, waarvan 70 dagen voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarden deelname aan ambulante behandeling en een begeleid wonen traject. De zaak kwam aan het licht na een reeks incidenten waarbij de verdachte betrokken was, waaronder een mishandeling van een opsporingsambtenaar op 11 maart 2019 en bedreigingen aan het adres van een slachtoffer op 19 maart 2019. De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig gewogen en enkele feiten niet bewezen verklaard, wat leidde tot een gedeeltelijke vrijspraak. De verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan een groot aantal strafbare feiten, wat de rechtbank als zeer ernstig heeft aangemerkt. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn bereidheid tot behandeling en begeleiding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/058784-19 en 16/229613-18, 16/244261-18, 16/244719-18, 16/259139-18, 16/013764-19, 16/016202-19 (alle ter terechtzitting gevoegd) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 augustus 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[plaats] , [adres] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Lelystad .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 juli 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M.C.V. Fellinger en van hetgeen verdachte en mr. T.S. van der Horst, advocaat te Utrecht, alsmede [A] namens de benadeelde partijen en slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de heer [B] namens de benadeelde partij en slachtoffer [slachtoffer 3] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 16/058784-19
feit 1 in de periode van 31 december 2018 tot en met 1 januari 2019 in [plaats] heeft
ingebroken in een woning aan de [adres] ;
feit 2 op 11 maart 2019 in [plaats] opsporingsambtenaar [slachtoffer 2] heeft
mishandeld;
feit 3 op 19 maart 2019 in Utrecht [slachtoffer 3] heeft bedreigd;
feit 4 op 10 april 2019 in Utrecht een snorfiets van [benadeelde 1] heeft gestolen, dan wel
(subsidiair) samen met anderen een snorfiets heeft geheeld;
feit 5 op 11 maart 2019 in Utrecht opsporingsambtenaren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4]
heeft beledigd;
parketnummer 16/229613-18
op 16 november 2018 in Utrecht een scooter heeft geheeld;
parketnummer 16/244261-18,
op 1 december 2018 in Utrecht [slachtoffer 5] heeft mishandeld;
parketnummer 16/244719-18
op 31 oktober 2018 in Utrecht samen met anderen een snorfiets heeft geheeld;
parketnummer 16/259139-18
op 11 oktober 2018 in Utrecht 43 gram hasjiesj en 6 gram hennep in zijn bezit heeft
gehad;
parketnummer 16/013764-19,feit 1 in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 17 november 2018 in Utrecht [slachtoffer 3]
heeft bedreigd;
feit 2 in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 17 november 2018 in Utrecht [slachtoffer 3]
heeft mishandeld;
feit 3 in de periode van 4 november 2018 tot en met 15 januari 2019 valse meldingen bij
het alarmnummer 112 heeft gedaan;
parketnummer 16/016202-19
op 21 januari 2019 in Utrecht een valse melding bij het alarmnummer 112 heeft
gedaan.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5 van parketnummer 16/058784-19, het onder 1, 2 en 3 van het parketnummer 16/013764-19 en het onder de parketnummers 16/229613-18 (opzetheling), 16/244261-18, 16/244719-18 (medeplegen opzetheling), 16/259139-18 en 16/016202-19 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
De officier van justitie acht het onder 4 primair van parketnummer 16/058784-19 niet wettig en overtuigend te bewijzen. Verdachte dient hiervan vrijgesproken te worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder de parketnummers 16/229613-18, 16/244261-18
,16/244719-18, 16/244719-18, het onder 1 en 2 van parketnummer 16/013764-19, het onder parketnummer 16/016202-19 en het onder 1, 2, 3 4 en 5 van parketnummer 16/058784-19 ten laste gelegde.
De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd.
16/229613-18
Er kan niet worden vastgesteld dat de scooter op 16 november 2018 van diefstal afkomstig was, nu in het dossier een aangifte van diefstal van de scooter ontbreekt. Subsidiair is er geen sprake van (voorwaardelijk) opzet op heling nu verdachte voldoende navraag heeft gedaan naar de herkomst van de scooter.
16/244261-18
De aangifte vindt, waar het de door aangever genoemde geweldshandelingen betreft, geen steun in de getuigenverklaringen zoals deze zich in het dossier bevinden.
16/244719-18
De verdediging is van mening dat er sprake is van een vooropgezet plan van aangever en de getuigen, zijn vrienden, met als doel verdachte en zijn medeverdachte geld af te persen, waardoor niet kan worden bewezen dat de scooter van misdrijf afkomstig is. De politie heeft onvoldoende inspanningen gedaan om dit scenario te onderzoeken. Subsidiair was de aankoopprijs van de “sloopscooter” marktconform en kon verdachte niet weten of vermoeden dat deze scooter van diefstal afkomstig was.
16/013764-19
feit 1 en feit 2
De verdediging acht de verklaring van [slachtoffer 3] onvoldoende betrouwbaar en deze dient te worden uitgesloten van het bewijs. Bij het verhoor zijn zowel de aangeefster (de oma van [slachtoffer 3] ) en een getuige aanwezig geweest en heeft de politie zich, naar het oordeel van de verdediging, schuldig gemaakt aan beïnvloeding van [slachtoffer 3] . Daarnaast vindt de verklaring van [slachtoffer 3] geen steun in de verklaringen van de gehoorde getuigen.
16/016202-19
Het dossier bevat slecht één proces-verbaal, te weten het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] waaruit het feitelijk daderschap van verdachte zou volgen. Zij geeft echter aan dat de stem op de opname haar doet denken aan de stem van cliënt. Het betreft hier geen honderd procent herkenning, hetgeen onvoldoende is voor een bewezenverklaring.
16/058784-19
feit 3
De verklaring van verdachte dat juist aangever [slachtoffer 3] zich uitdagend en agressief heeft opgesteld vindt steun in de verklaringen van de getuigen. Voorts heeft verdachte direct na het incident zijn raadsman geappt en aangegeven wat er was voorgevallen. Verder heeft verdachte aangegeven waar ter plaatse camera’s hangen en dat er beelden moeten zijn die zijn verklaring kunnen bevestigen, De politie heeft nagelaten hier nader onderzoek naar te doen. Daarnaast levert het roepen van ‘ik ga je slaan’ geen strafrechtelijke bedreiging op, nu bedreiging met eenvoudige mishandeling niet strafbaar is gesteld.
feit 1
Verdachte heeft voor het aantreffen van zijn vingerdruk aan de binnenkant van het kozijn, gelet op zijn ervaringen met de politie betreffende valse 112 meldingen, een aannemelijke verklaring afgelegd. Verdachte wilde eerst door het vernielde raam naar binnen kijken om te controleren of er i daadwerkelijk was ingebroken. Voorts dient de verklaring van de anonieme getuige, die verdachte met laptop zou hebben gezien die lijkt op de gestolen laptop, uitgesloten te worden van het bewijs nu de betrouwbaarheid van deze verklaring niet door de verdediging kan worden getoetst.
feit 5
Verdachte zag dat zijn vader door meerdere verbalisanten werd geslagen en dat zijn broertje bij de keel werd gegrepen. In die omstandigheden mag van verdachte niet verwacht worden dat hij zich beheerst en onverstoorbaar opstelt.
feit 2
De verklaring van aangever [slachtoffer 2] , dat verdachte hem geschopt zou hebben, vindt geen steun in de verklaringen van de overige verbalisanten. Voorts is niet uit te sluiten dat [slachtoffer 2] in de hectiek van de worsteling met de vader van verdachte, waarbij meerdere personen betrokken waren, het door hem omschreven letsel heeft opgelopen.
feit 4 primair
Het dossier bevat geen enkel aanknopingspunt waaruit volgt dat verdachte betrokken zou zijn bij de diefstal van de scooter.
Ten aanzien van het onder parketnummer 16/259139-18, het onder 3 van het parketnummer 16/013764-19 en het onder 4 subsidiair van parketnummer 16/058784-19 tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
vrijspraak
parketnummer 16/058784-19 feit 1
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat het proces-verbaal van de anonieme getuige niet kan worden gebruikt voor het bewijs gelet op het bepaalde in artikel 344a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering. De verdediging heeft immers ter zitting de wens kenbaar gemaakt deze getuige te horen. Voor het overige bevindt zich in het dossier – naast de aangifte van de woninginbraak – enkel een proces-verbaal waaruit blijkt dat de vingerafdruk van verdachte zich aan de binnenkant van het kozijn tussen de vernielde ruit en de deur bevindt. Hoewel de rechtbank de verklaring van verdachte, dat hij het kozijn heeft vastgepakt om naar binnen te kijken, niet logisch noch waarschijnlijk acht – mede gelet op het feit dat op pagina 37 van het dossier zichtbaar is dat nog stukken glas in de kozijnen zitten en het feit dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat zijn vingerafdruk op het kozijn is gekomen omdat hij de deur van binnenuit wilde openen – is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van verdachte bij gebrek aan enig steunbewijs in het dossier onvoldoende wordt weerlegd. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder 1 van parketnummer 16/058784-19 tenlastegelegde wegens het ontbreken van voldoende wettig bewijs.
parketnummer 16/058784-19 feit 4 primair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigen bewezen dat verdachte op 10 april 2019 in Utrecht een snorfiets heeft gestolen. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanknopingspunten.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder parketnummer 16/058784-19 onder 4 primair ten laste gelegde feit.
parketnummer 16/016202-19
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 21 januari 2019 een valse melding bij het alarmnummer 112 heeft gedaan. Het enkele feit dat gebeld is met een telefoon met het zelfde IMEI nummer als bij een eerdere 112 melding is gebruikt is daartoe onvoldoende.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder parketnummer 16/016202-19 ten laste gelegde feit.
4.3.2.
bewijsmiddelen
parketnummer 16/058784-19
feit 2 en feit 5 [1]
feit 2
Verbalisant [slachtoffer 2] was met een aantal collega’s op 11 maart 2019 ter plaatse op de [adres] in [plaats] in verband met de aanhouding van [verdachte] . Hij zag dat [C] , de vader van [verdachte] , in de deuropening stond en niet aan de kant wilde gaan. Hij zag dat [C] zijn collega [verbalisant 2] wegduwde en dat verdachte [verdachte] zich bij zijn vader aansloot en collega’s van zich af duwde. [2] Hij zag dat [verdachte] met zijn rechterbeen een trappende beweging maakte in de richting van zijn kruis. Hij voelde dat hij geraakt werd door de trap van [verdachte] . Hij voelde een hevige en stekende pijn in zijn kruis. [3]
Door L. Teeven, arts, werd op 11 maart 2019 een lichte roodheid waargenomen op de linker bal van [slachtoffer 2] . [4]
Verbalisant [slachtoffer 4] was op 11 maart 2019 met collega’s [slachtoffer 1] , [verbalisant 2] en [slachtoffer 2] ter plaatse op de [adres] te [plaats] in verband met de aanhouding van [verdachte] . Verbalisant stond rechts van zijn collega’s. Hij zag dat [verdachte] een voorwaarts trappende beweging maakte in de richting van de collega’s links van hen. [5]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden het onder 2 van parketnummer 16/058784-19 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
feit 5
Verbalisant [slachtoffer 1] , hoofdagent van politie, hoorde op 11 maart 2019 in Utrecht bij de aanhouding van verdachte [verdachte] dat verdachte zeer agressief en beledigend was naar hem en zijn collega [slachtoffer 4] . Hij hoorde dat verdachte hen meermalen uitschold voor onder andere kankerlijer, stumperd, hoer van Justitie, zieligerd en andere scheldwoorden. [6]
Verbalisant [slachtoffer 4] , hoofdagent van politie, hoorde dat verdachte hem en zijn collega [slachtoffer 1] vanaf de aanhouding tot en met de insluiting op het bureau uitschold voor onder andere: kankerlijer, kankerstumperd, kankerzieligerd en hoertje van justitie. [7]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden het onder 5 van parketnummer 16/058784-19 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
feit 3 [8]
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op 19 maart 2019 met twee vrienden, [getuige 1] en [D] in Utrecht fietste. Hij zag een jongen aan komen lopen die hij meteen herkende als [verdachte] . Hij zag dat [verdachte] op hen af kwam rennen. Zij waren weggefietst. Zij zagen [verdachte] vanaf de Jumbo weer aan komen lopen in hun richting en hoorde dat [verdachte] schreeuwde: "Waarom heb je aangifte gedaan?" Ook hoorde hij [verdachte] zeggen dat hij hem in elkaar ging slaan of soortgelijke woorden. Hij werd heel erg bang en zij waren snel weggefietst. Hij keek achterom en zag dat [verdachte] hun richting op kwam rennen. [verdachte] hield zijn rechterarm omhoog en had een groen en op een fles gelijkend voorwerp in zijn rechterhand. [9]
[getuige 1] heeft verklaard dat hij op 19 maart 2019 samen met [slachtoffer 3] en [D] was. Hij zag dat een man met versnelde pas op hen af kwam lopen. Zij waren weggefietst en hij hoorde [slachtoffer 3] zeggen dat dit [verdachte] was. Even later zag hij dat [verdachte] vanuit de richting van de Jumbo op hen af kwam lopen. Hij hoorde dat [verdachte] zei: "Ik ga je slaan." of soortgelijke woorden. Zij fietsten toen meteen weg. Hij keek nog achter zich en zag dat [verdachte] hun richting op kwam rennen. [10] Hij zag dat [verdachte] een groene fles met een wit etiket in zijn rechter hand boven zijn hoofd hield tijdens het rennen. [11]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 19 maart 2019 in Utrecht [slachtoffer 3] tegen kwam. [slachtoffer 3] fietste gelijk weg. Nadat hij bij de Jumbo een flesje sportdrank had gehaald, zag hij [slachtoffer 3] weer staan. [12]
Bewijsoverweging(en)
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden het onder 3 van parketnummer 16/058784-19 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Het verweer van verdachte, dat niet hij maar juist [slachtoffer 3] een bedreiging heeft geuit, wordt weersproken door bovengenoemde bewijsmiddelen. Ook het subsidiaire verweer, dat geen sprake is van een bedreiging met zware mishandeling maar slechts met eenvoudige mishandeling, hetgeen niet strafbaar is, wordt door de rechtbank verworpen. Het uiten van bedreigende woorden ik ga je (in elkaar) slaan, althans woorden van gelijke strekking, waarbij achter aangever wordt aangerekend met een opgeheven fles in de hand, levert naar het oordeel van de rechtbank – anders dan de verdediging meent– wel bedreiging met zware mishandeling op.
feit 4 subsidiair [13]
[benadeelde 1] heeft aangifte gestaan van diefstal van zijn scooter, merk Piaggio met het kenteken [kenteken] op 10 april 2019 in Utrecht. [14]
Verbalisant [verbalisant 4] zag op 12 april 2019 in Utrecht een scooter rijden met daarop twee personen. Bij het zien van verbalisant stapte de passagier af. Even later zag verbalisant de scooter weer rijden met dezelfde personen. De passagier stapte weer af. Verbalisant was vervolgens op zijn motor achter de bestuurder aangereden. [15] Hij gaf de bestuurder en stopteken. Dit werd in eerste instantie door de bestuurder genegeerd. Nadat de bestuurder van de scooter gestopt was, ging deze er weer vandoor op de scooter. Het kenteken van de scooter was [kenteken] . Verbalisant was de bestuurder gevolgd en had deze tijdens de achtervolging meermalen in het gezicht gekeken. Nadat de bestuurder van de scooter af was gesprongen zag hij dat deze een steeg in rende. Hij had de positie en het signalement van de bestuurder doorgegeven. Vervolgens hoorde hij dat er een persoon was staande gehouden. Hij herkende de aangehouden verdachte als de bestuurder van de scooter. [16]
Op 12 april 2019 heeft verbalisant [verbalisant 5] de beelden van cameratoezicht van 12 april 2019 bekeken. Op de beelden zag zij dat een scooter rijder werd achtervolgd door een motoragent. Zij herkende de persoon op de scooter als verdachte [verdachte] . [17]
Ter terechtzitting heeft de rechtbank waargenomen dat op de foto van het stuurslot van de scooter (
pagina 8 proces-verbaal van politie) zichtbaar is dat het contactslot van de scooter is verwijderd. [18]
Verdachte heeft er terechtzitting verklaard dat hij op 10 april 2019 in Utrecht op een snorfiets had gereden. [19]
Bewijsoverweging(en)
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden het onder 4 subsidiair van parketnummer 16/058784-19 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Nu zichtbaar was dat het contactslot van de scooter waarop verdachte reed was verwijderd, is de rechtbank van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard - en daarmee wist – dat de scooter van misdrijf afkomstig was.
Partiële vrijspraak medeplegen
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de passagier die bij hem achter op de scooter zat. Het dossier bevat onvoldoende informatie om vast te stellen wat de rol en het aandeel van de passagier op de scooter is geweest bij de heling van de scooter en of deze passagier heeft gezien dat het contactslot van de scooter verwijderd was. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het medeplegen.
Parketnummer 16/229613-18 [20]
Op 15 november 2018 kregen verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] de melding dat er op de [adres] te [plaats] een mogelijk gestolen scooter zou staan. Ter plaatse zagen zij op de [adres] , achter de woningen van de [adres] een scooter met kenteken [kenteken] staan. Uit navraag bleek dat de scooter ten name van [benadeelde 2] , wonende te Den Haag. stond. [21] Er werd vervolgens door verbalisant [verbalisant 7] contact opgenomen met collega’s in Den Haag. Van zijn collega [verbalisant 8] , werkzaam in Den Haag, vernam hij vervolgens dat de tenaamgestelde (de rechtbank begrijpt dat hier wordt bedoeld [benadeelde 2] ) had vernomen dat de scooter gestolen was, maar dat er nog geen aangifte was gedaan. [22]
Verbalisant [verbalisant 9] heeft nadat de scooter met het kenteken [kenteken] bij de verzekering als gestolen stond geregistreerd, met toestemming van de verzekering een technisch hulpmiddel op de snorfiets geplaatst, welk hulpmiddel bewegingen van het voertuig signaleert. [23] Op 16 november 2018 kwam er een signaal dat het voertuig top de [adres] in hun richting reed. Verbalisant [verbalisant 9] herkende de ter plaatse aangehouden bestuurder van de scooter met het kenteken [kenteken] als [verdachte] . [24]
Verdachte heeft verklaard dat hij de scooter heeft gebruikt. Hij had gezien dat het contactslot van de scooter kapot was en hij had de scooter gestart met een schroevendraaier. [25]
Bewijsoverweging(en)
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden het onder parketnummer 16/229613-18 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Het verweer dat niet kan worden vastgesteld dat de scooter van misdrijf afkomstig is wordt weerlegd door voornoemde bewijsmiddelen: de tenaamgestelde heeft tegen de politie gezegd dat de scooter gestolen is, de scooter is bij de verzekering als gestolen geregistreerd en het contactslot van de scooter ontbrak. Gelet op het ontbreken van het contactslot is de rechtbank van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard - en daarmee wist – dat de scooter van misdrijf afkomstig was. De verklaring van verdachte, dat hij de scooter heeft geleend van een vriend die aan verdachte zou hebben verteld dat het slot ontbrak omdat iemand anders de scooter had geprobeerd te stelen, wordt door de rechtbank als ongeloofwaardig ter zijde geschoven, mede gelet op het feit dat verdachte de naam van deze vriend niet heeft willen vertellen.
Parketnummer 16/244261-18 [26]
[slachtoffer 5] heeft verklaard dat hij op 1 december 2018 in [plaats] als pakketbezorger werkzaam was. Hij zag twee personen vanuit de [adres] aan komen lopen. [27] Hij hoorde dat persoon 1 riep dat hij nog een pakketje moest krijgen voor de [adres] . Hij hoorde dat persoon 1 bleef schreeuwen en bozer werd. Hij voelde dat persoon 1 hem bij zijn kraag vastpakte, ter hoogte van zijn nek, en hem tegen de auto duwde. Persoon 1 duwde direct met de ellepijp van zijn rechterarm met kracht tegen zijn nek. Hij voelde dat de knie van persoon 1 meerdere keren met kracht zijn linker bovenbeen raakte en voelde meerdere pijnscheuten. [28] Op 2 december 2018 heeft [slachtoffer 5] verklaard dat hij nog last had van zijn benen. [29]
Op een foto van de keel van aangever [slachtoffer 5] zijn meerdere rode vlekken zichtbaar. [30]
[getuige 2] heeft verklaard dat zij haar buurjongen [verdachte] , die op de [adres] woont (de rechtbank begrijp dat hier verdachte [verdachte] wordt bedoeld), hoorde zeggen dat hij een pakketje verwachtte. Zij zag dat [verdachte] in de richting van de Post NL bus rende. Zij hoorde geschreeuw en zij rende in de richting van de Post NL bus. Zij zag dat er een vechtpartij gaande was. [verdachte] hield de postbezorger vast bij zijn kleding en trok aan hem. Zij hoorde de postbezorger roepen dat hij hem met rust moest laten en daarmee moest stoppen. Zij hoorde hem in paniek: “politie, politie” roepen. [31]
Verdachte heeft verklaard dat hij naar de bezorger van Post NL was gelopen en gevraagd had naar zijn pakketje. [32]
Bewijsoverweging(en)
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden het onder parketnummer 16/244261-18 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Hoewel geen van de getuigen de specifieke door aangever beschreven geweldshandelingen heeft waargenomen, zien zij wel dat verdachte agressief was in de richting van aangever en vindt de verklaring van aangever bovendien steun in de foto waarop rode plekken op de keel van aangever waarneembaar zijn. De rechtbank heeft ook geen redenen om aan de verklaring van aangever te twijfelen. Verdachte heeft ter zitting over het tenlastegelegde geen verklaring willen afleggen terwijl dit gelet op de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen wel op zijn weg had gelegen.
Parketnummer 16/244719-18 [33]
[benadeelde 3] heeft verklaard dat hij zijn snorfiets met het kenteken [kenteken] op 31 oktober 2018 op het stuurslot had gezet op de [adres] in [plaats] . Om ongeveer 23.30 uur zag hij twee jongens op straat staan met zijn snorfiets. Hij zag dat het stuurslot uit zijn snorfiets was gehaald en wist daardoor dat zijn snorfiets gestolen was. [34]
Verbalisant [verbalisant 10] kwam op 31 oktober 2018 omstreeks 23.36 uur na een melding van een vechtpartij ter plaatse op het [adres] in [plaats] . Hij zag dat er verschillende jongens aanwezig waren. [35] Hij hoorde dat [benadeelde 3] verklaarde dat zijn scooter was gestolen en dat hij een conflict had met twee jongens. [36] Hij hoorde dat [verdachte] verklaarde dat hij samen met [E] door twee jongen op straat was aangesproken. De jongens zagen er uit als junks en boden een scooter te koop aan. Hij had de scooter voor
€ 50,00 gekocht en zag dat het contactslot verwijderd was. [37]
Verbalisant [verbalisant 11] heeft foto’s van de scooter met het kenteken [kenteken] gemaakt. [38] Zichtbaar is dat het contactslot van de scooter is opengebroken. [39]
Bewijsoverweging(en)
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden het onder parketnummer 16/244719-18 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Het verweer van de verdediging dat de scooter niet van misdrijf afkomstig is omdat er sprake is van een vooropgezet plan om verdachte en de medeverdachte af te persen, vindt geen steun in het dossier. De rechtbank is van oordeel dat uit de aangifte in combinatie met het ontbrekende contactslot blijkt dat de scooter van misdrijf afkomstig was. Verdachte en de medeverdachte kopen deze scooter met ontbrekend contactslot van twee personen midden in de nacht op straat voor € 50,-. Gelet op deze specifieke omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte en zijn medeverdachte bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard - en daarmee wisten – dat de scooter van misdrijf afkomstig was.
Parketnummer 16/259139-18
Verdachte heeft het onder 16/259139-18 ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen en volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 juli 2019;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 11 oktober 2018 opgemaakt door de politie Midden-Nederland, pagina’s 2 en 3;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 11 oktober 2018 opgemaakt door de politie Midden-Nederland, pagina’s 19 en 20;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 11 oktober 2018 opgemaakt door de politie Midden-Nederland, pagina’s 21 en 22;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 11 oktober 2018 opgemaakt door de politie Midden-Nederland, pagina’s 23 en 24.
Parketnummer 16/013764-19 [40]
feit 1 en feit 2
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij in Parkwijk (Utrecht) fietste, [getuige 3] en [F] waren daar ook bij. Hij werd door [verdachte] geroepen en zij waren naar [verdachte] toegegaan.
[verdachte] had hem met een mes bedreigd en in zijn kruis geslagen. Hij was heel erg bang geweest. [41]
[G] , begeleidster van [slachtoffer 3] heeft verklaard zij van [slachtoffer 3] had begrepen dat er een incident bij de Jumbo was geweest. [slachtoffer 3] wist niet wanneer dit gebeurd zou zijn, maar alles naast elkaar leggend zou dit rond 25/26 oktober 2018 gebeurd zijn. [slachtoffer 3] was samen met [getuige 3] en [F] . [42] [verdachte] zou [slachtoffer 3] met een mes hebben bedreigd en een stomp in zijn kruis hebben gegeven. [43]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij in oktober 2018 met [slachtoffer 3] , [getuige 4] en [H] bij de Jumbo was. [verdachte] stond daar al. Hij zag dat [verdachte] met een mes achter [slachtoffer 3] aanrende. [44] Hij zag dat [slachtoffer 3] pijn in zijn kruis had. [45]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat zij samen met [slachtoffer 3] , [getuige 3] en [H] en [verdachte] op een parkeerplaats bij de Jumbo was. [verdachte] had een mes bij zich en rende op een gegeven moment [slachtoffer 3] achterna. [46]
Verdachte heeft verklaard dat hij bij de Jumbo was met een aantal kennissen en dat hij een mes bij zich had. [slachtoffer 3] was er ook bij. [47]
Bewijsoverweging(en)
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden het onder feit 1 en 2 van parketnummer 16/013764-19 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Het verweer dat de verklaring van [slachtoffer 3] niet voor het bewijs zou mogen worden gebruikt, omdat deze onbetrouwbaar zou zijn, wordt door de rechtbank verworpen. Uit het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 3] blijkt niet dat de politie, of andere aanwezigen bij het verhoor, [slachtoffer 3] in zijn verklaring hebben gestuurd. Integendeel, uit het proces-verbaal blijkt dat [slachtoffer 3] uit eigen beweging heeft verklaard wat er in zijn beleving is gebeurd. Dat bij dit verhoor onder meer de oma en een begeleidster van [slachtoffer 3] aanwezig waren, maakt voorgaande niet anders, te meer nu uit het dossier blijkt dat hun aanwezigheid was gelegen in het feit dat [slachtoffer 3] verstandelijk beperkt is.
De verklaring van [slachtoffer 3] wordt bovendien ondersteund door de verklaringen van getuigen [getuige 3] en [getuige 4] , die beiden zien dat verdachte met een mes achter [slachtoffer 3] aan rent. Verdachte erkent dat hij op dat moment een mes bij zich had. Verdachte [getuige 3] ziet bovendien dat [slachtoffer 3] pijn heeft in zijn kruis. Dat getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij dacht dat het allemaal een geintje was, doet aan voorgaande geen afbreuk. Uit de aangifte blijkt immers dat [slachtoffer 3] zich erg bedreigd heeft gevoeld en pijn heeft ondervonden door hetgeen zich met verdachte heeft afgespeeld, wat wordt ondersteund door het feit dat hij het incident bij zijn begeleidster heeft gemeld.
Partiële vrijspraak feit 1
[slachtoffer 3] heeft ook verklaard dat verdachte hem met een nekklem vasthield en het mes ook op zijn keel zou hebben gedrukt en hem met de tenlastegelegde woorden bedreigd zou hebben. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging, nu geen van de getuigen daarover heeft verklaard.
feit 3
Op 4 november 2018 om 22.50 uur werd bij het alarmnummer 112 een melding ontvangen dat de melder iemand met vermoedelijk een vuurwapen zag lopen op de [adres] te [plaats] . [48]
Op 4 november 2018 omstreeks 23.32 werd bij het alarmnummer 112 een melding ontvangen dat de melder een persoon had zien lopen met een vuurwapen op de [adres] in [plaats] .
Verbalisant [verbalisant 12] kwam met collega’s telkens na beide meldingen ter plaatse. Door de verbalisanten werd beide keren in de omgeving van de [adres] niemand aangetroffen. [49]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 12] hebben beide meldingen van 4 november 2018 van 22.51 uur en 22.32 uur beluisterd. Verbalisant [verbalisant 1] herkende beide keren de stem van de melder voor 100 procent als de stem van [verdachte] . [50] Verbalisant [verbalisant 12] herkende beide keren de stem van de melder voor 100 procent als de stem van [verdachte] . [51]
Op 17 december 2018 werd bij de alarmcentrale 112 om 18.36 uur een melding ontvangen waarbij de melder aangaf dat hij in park de Hoge Weide in Utrecht zojuist in elkaar was geslagen, bedreigd was met een mes en was beroofd van zijn portemonnee. [52]
Op 17 december 2018 troffen de verbalisanten die ter plaatse kwamen na de melding van een beroving met een mes, niets bijzonders aan.. Verbalisant [verbalisant 1] heeft de melding van 17 december 2018 beluisterd en herkende de stem van de melder voor 100 procent als de stem van [verdachte] . [53]
Verbalisant [verbalisant 13] heeft de melding van 17 december 2018 van 18.38 uur beluisterd en herkende de stem van de melder voor 100 procent als de stem van [verdachte] . [54]
Op 14 januari 2019 werd bij de alarmcentrale 112 een melding ontvangen dat er op de [adres] in [plaats] iemand met een vuurwapen zou lopen en gekke dingen zou doen. Deze melding werd gekwalificeerd als vermoedelijk vals [55] Ter plaatste werd geen persoon aangetroffen die aan het opgegeven signalement voldeed. [56]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de betreffende melding beluisterd en herkende de stem van de melder voor 100 procent als de stem van [verdachte] . [57]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden het onder 3 van parketnummer 16/013764-19 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/058784-19,feit 2op 11 maart 2019 te Utrecht, een ambtenaar, [slachtoffer 2] , gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] tegen diens kruis te trappen;
feit 3op 19 maart 2019 te Utrecht, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met zware mishandeling, door op luide en dreigende toon tegen die [slachtoffer 3] te roepen: " Ik ga je in elkaar slaan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en daarbij met een fles in zijn, verdachtes, opgeheven hand, in de richting van die [slachtoffer 3] is gerend;
Als gevolg van een kennelijke vergissing staat in de tenlastelegging in de laatste regel “ [verdachte] ” in plaats van “ [slachtoffer 3] ”. De rechtbank herstelt deze vergissing. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad
feit 4 subsidiair
op 12 april 2019 te Utrecht, een snorfiets (merk Piaggio, kenteken [kenteken] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 5op 11 maart 2019 te Utrecht opzettelijk ambtenaren, te weten [slachtoffer 1] (hoofdagent van politie) en [slachtoffer 4] (hoofdagent van politie), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: "Kankerlijer(s) " en "Kankerstumpterd(s)" en "Kankerzieligerd(s) en "Hoertje van justitie";
16/229613-18,op 16 november 2018, te Utrecht, een goed, te weten een scooter, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
16/244261-18,hij, op of omstreeks 1 december 2018, te Utrecht, [slachtoffer 5] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 5] meermalen, althans eenmaal,
- een knietje tegen het been te geven en
- tegen de nek en/of de keel te duwen;
16/244719-18op 31 oktober 2018 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander een snorfiets met kenteken [kenteken] voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
16/259139-18,op 11 oktober 2018 te Utrecht, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 43 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd en ongeveer 6 gram zijnde hasjiesj en/of hennep;
16/013764-19feit 1in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 17 november 2018, te Utrecht, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met zware mishandeling, door:
- met een mes in zijn hand dreigend achter die [slachtoffer 3] aan te rennen;
feit 2in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 17 november 2018, te Utrecht, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door hem in het kruis te slaan/stompen;
feit 3in de periode van 4 november 2018 tot en met 14 januari 2019 te Utrecht, opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, door:
- tweemaal een valse melding te doen van een persoon met een vuurwapen bij alarmnummer 112 en
- een valse melding te doen van een beroving met een mes bij alarmnummer 112.
Als gevolg van een kennelijke vergissing staat in de tenlastelegging in de eerste regel “15 januari 2018” in plaats van “15 januari 2019”. De rechtbank herstelt deze vergissing. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 2, 3, 4 subsidiair en 5 van parketnummer 16/058784-19, onder parketnummer 16/229613-18, onder parketnummer 16/244261-18, onder parketnummer 16/244719-18, onder parketnummer 16/259139-18 en het onder 1, 2 en 3 van parketnummer 16/013764-19 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/058784-19
feit 2mishandeling, terwijl het feit wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende
of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
feit 3bedreiging met zware mishandeling;
feit 4 subsidiairopzetheling
feit 5eenvoudige belediging, terwijl die belediging wordt aangedaan aan een
ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
16/229613-18opzetheling
16/244261-18mishandeling
16/244719-18medeplegen opzetheling
16/259139-18opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet
gegeven verbod, meermalen gepleegd
16/013764-19
feit 1bedreiging met zware mishandeling;
feit 2mishandeling
feit 3opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig is, gebruik maken van
een alarmnummer voor publieke diensten, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en ambulante behandeling.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de straftoemeting rekening te houden met de navolgende omstandigheden:
- het, naar het oordeel van de verdediging buitensporige, politiegeweld in de zaak met parketnummer 16/058784-19;
- het positieve beeld van de persoon van verdachte zoals uit de rapportages naar voren komt en zijn tot op heden blanco documentatie;
- de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft zich in een relatief korte periode schuldig gemaakt aan een groot aantal, zoals bewezenverklaard, strafbare feiten.
Verdachte heeft met zijn handelen getoond geen enkel respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van zijn slachtoffers, voor politieambtenaren die bezig zijn met de uitvoering van hun taak en voor de eigendommen van anderen. De rechtbank acht de mishandeling en bedreiging van [slachtoffer 3] , iemand met een verstandelijke beperking, heel kwalijk.
Misbruik van het alarmnummer 112 is ook zeer kwalijk. Bij de meldingen is gereageerd met een grote en kostbare inzet van politie, zoals blijkt uit het dossier. Daarnaast zijn de hulpdiensten die worden ingeschakeld bij dergelijke meldingen niet beschikbaar voor, al dan niet levensbedreigende, noodsituaties.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De rechtbank ziet geen aanleiding tot strafvermindering over te gaan wegens het politiegeweld in de zaak met parketnummer 16/058784-19. Uit het dossier blijkt dat de politie bij de aanhouding van verdachte geconfronteerd werd met geweld en verzet vanuit de zijde van verdachte en zijn vader, waarop door de politie met geweld is gereageerd. Van buitensporigheid daarin is de rechtbank op basis van het haar voorliggende dossier niet gebleken.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 19 juni 2019;
- een reclasseringsadvies van GGZ reclassering Inforsa Utrecht van 22 juli 2019;
- een psychologisch rapport van 12 juli 2019, uitgebracht door J.M. Oudejans.
Uit het rapport van de psycholoog J.M. Oudejans volgt dat het tenlastegelegde verdachte volledig kan worden toegerekend, nu bij verdachte gene ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling is vastgesteld. De persoonlijkheid van verdachte wordt gekenmerkt door een mate van eigenzinnigheid die, net als een zekere impulsiviteit en onbezonnenheid, passen bij de transitie-fase tussen jeugd en volwassenheid van een jongeman die zich aan het losmaken is van thuis, op zoek is naar een eigen positie en zich in die fase wat groter en stoerder wil voordoen dan hij is, ook om er bij te horen. Verwacht mag worden dat hij op eigen kracht, en wellicht met enige coaching en begeleiding, zijn draai wel zal vinden, of het nu gaat om wonen, werken of relaties. De kans op herhaling, voor zover daar bij afwezigheid van een psychische stoornis veel over te zeggen valt, is relatief klein tot (hoogstens) matig.
Uit het rapport van de reclassering volgt dat niet gesproken kan worden van een delict patroon vanwege het ontbreken van eerdere veroordelingen. Verdachte ontkent overwegend de hem ten laste gelegde feiten waardoor criminogene factoren niet concreet aan te wijzen zijn. Mogelijk zijn risicofactoren gelegen in zijn sociaal netwerk, financiën en denkpatronen, gedrag en vaardigheden. Er valt, naar mening van de reclassering, winst te behalen op het gebied van denkpatronen, vaardigheden en gedrag. Verdachte lijkt niet altijd de juiste keuzes te kunnen maken en laat de indruk achter dat hij makkelijk beïnvloedbaar is, hetgeen ook door zijn moeder wordt bevestigd. Het risico op recidive wordt, met een slag om de arm, ingeschat als gemiddeld. Begeleiding en behandeling in forensisch kader op dit gebied lijkt wenselijk om recidive te voorkomen. Het feit dat verdachte openstaat voor begeleiding van de reclassering is een beschermende factor.
De reclassering adviseert verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht en meewerken aan een ambulante behandeling. Daarnaast kan hij eventueel, indien nodig en gewenst, worden aangemeld bij een instantie voor begeleid wonen. Verdachte zegt hiervoor open te staan.
De rechtbank kan zich niet geheel vinden in de in de rapportages weergeven inschatting van het recidiverisico. De rechtbank veroordeelt verdachte voor een zeer groot aantal feiten, gepleegd in een kort tijdsbestek. Verdachte heeft – op het bezit van de hasjiesj en hennep na (waar ook niet onderuit viel te komen) – geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor deze feiten. Hij blijft stelselmatig ontkennen en probeert, zowel bij de politie als ter terechtzitting, met vage verhalen onder de feiten uit te komen. Als daar vervolgens concreet op wordt doorgevraagd wil verdachte niet meer verklaren of wil hij niet de namen noemen van de personen die hij de schuld in de schoenen probeert te schuiven. De voorlopige hechtenis in deze zaak is tweemaal geschorst, waarna verdachte beide keren na korte tijd weer vast komen te zitten omdat hij zich niet aan de voorwaarden van zijn schorsing had gehouden en nieuwe strafbare feiten had gepleegd. Sinds 11 maart 2019 zijn er geen veranderingen in de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte, sinds die tijd zit hij immers vast. De rechtbank schat dan ook, zonder begeleiding en behandeling van verdachte, de kans op recidive in als hoog.
De rechtbank acht minder feiten bewezen dan de officier van justitie en wijkt daarom bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 200 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft gezeten. Een deel daarvan, te weten 70 dagen, zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaren. Het voorwaardelijk deel dient voor verdachte als stok achter de deur om hem er van te weerhouden zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
De rechtbank acht gelet op de persoon van verdachte begeleiding en behandeling van verdachte noodzakelijk om zo de kans op recidive te verkleinen en legt daarom verdachte de bijzondere voorwaarden op, inclusief een begeleid wonen traject, zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn mee te werken aan begeleiding en behandeling.

9.BENADEELDE PARTIJEN

9.1
[benadeelde 4]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 6.172,87. Dit bedrag bestaat uit € 5.572,87 materiële schade en € 600,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 van parketnummer 16/058784-19 ten laste gelegde feit.
9.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, met daarbij de gevorderde wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, de niet ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij bepleit. Subsidiair acht de raadsman de vordering onvoldoende onderbouwd: Stukken waaruit volgt dat de benadeelde partij werkt, dan wel waarom het aantal uren verlof redelijk en noodzakelijk zou zijn, zijn niet bijgevoegd. Eveneens is niet onderbouwd dat de opgegeven studie daadwerkelijk wordt gevolgd en daarin vertraging is opgelopen. Daarnaast is er geen causaal verband tussen het tenlastegelegde en de eventuele studievertraging. Voorts zijn stukken waaruit geestelijk letsel zou volgen, niet zijn bijgevoegd.
9.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu de verdachte van het onder 1 van parketnummer 16/058784-19 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
9.2
[slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 400,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 van parketnummer 16/058784-19 ten laste gelegde feit.
9.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, met daarbij de gevorderde wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, de niet ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij bepleit. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat er sprake is van eigen schuld ten gevolge van het buitensporige politiegeweld. In het geval de rechtbank de vordering toewijst heeft de raadsman verzocht deze te matigen.
9.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] door het onder parketnummer 16/058784-19 onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Dat er door [slachtoffer 2] immateriële schade is geleden is naar het oordeel van de rechtbank ondanks de betwisting door de verdediging genoegzaam onderbouwd.
Dat door de politie eveneens geweld is toegepast in de richting van anderen geeft de rechtbank geen aanleiding tot matiging van de gevorderde schadevergoeding. Uit het dossier blijkt dat de politie bij de aanhouding van verdachte geconfronteerd werd met geweld en verzet vanuit de zijde van verdachte en zijn vader, waarop door de politie (waaronder de benadeelde partij [slachtoffer 2] ) met geweld is gereageerd. Van buitensporigheid daarin is de rechtbank op basis van het haar voorliggende dossier niet gebleken.
De immateriële schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden en gelet op vergelijkbare zaken naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 300,00.
De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 300,00 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 maart 2019 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.
9.3
[slachtoffer 3]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 200,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 van parketnummer 16/058784-19 ten laste gelegde feit.
9.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, met daarbij de gevorderde wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, de niet ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij bepleit. Subsidiair acht de raadsman de vordering onvoldoende onderbouwd nu stukken waaruit geestelijk letsel zou volgen, niet zijn bijgevoegd. In het geval de rechtbank de vordering toewijst heeft de raadsman verzocht deze te matigen.
9.3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] door het onder parketnummer 16/058784-19 onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De gevorderde immateriële schade van € 200,00 is naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam onderbouwd, mede gelet op het feit dat [slachtoffer 3] verstandelijk beperkt is en mede als gevolg van het onderhavig feit een PTSS-behandeling dient te ondergaan. Het gevorderde bedrag komt de rechtbank voorts billijk voor, zodat dit bedrag, ondanks de betwisting door de verdediging, geheel zal worden toegewezen.
De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 200,00 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 maart 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.
9.4
[benadeelde 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 739,76. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 van parketnummer 16/058784-19 ten laste gelegde feit.
9.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard omdat er geen causaal verband is tussen de schade en het onder 4 subsidiair tenlastegelegde.
9.4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, de niet ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij bepleit. Subsidiair lijkt uit de vordering te volgen dat de verzekering de benadeelde partij reeds schadeloos heeft gesteld en deze er zelf voor gekozen heeft een duurdere scooter terug te kopen. Voorts ontbreekt een onderbouwing van de vordering.
9.4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu de verdachte van het onder 4 primair van parketnummer 16/058784-19 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Voorts zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu niet is gebleken van een direct verband tussen de gestelde schade en het onder 4 subsidiair van parketnummer 16/058784-19 bewezen verklaarde feit.
De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
9.5
[slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 250,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 5 van parketnummer 16/058784-19 ten laste gelegde feit.
9.5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard omdat de onderbouwing van de vordering ziet op twee niet tenlastegelegde feiten en er geen causaal verband is tussen de schade en het tenlastegelegde.
9.5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de vordering af te wijzen omdat zich bij de vordering een ongetekende en niet in het dossier gevoegde aangifte bevindt. Voorts wordt in het dossier niet gesproken over fysieke letsel. Subsidiair dient de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering te worden verklaard omdat deze onvoldoende onderbouwd is ten aanzien van fysiek- of psychisch letsel. Voorts zijn de in de vorering genoemde bedreigingen niet tenlastegelegd.
9.5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu, mede gelet op de onderbouwing van de vordering, niet is gebleken van een direct verband tussen de gestelde schade en het onder 5 van parketnummer 16/058784-19 bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij kan de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
9.6
[benadeelde 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 750,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/229613-18 ten laste gelegde feit.
9.6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard omdat er geen causaal verband is tussen de schade en het tenlastegelegde.
9.6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, de niet ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij bepleit. Subsidiair ontbreekt een rechtstreeks verband tussen het tenlastegelegde en de schade, nu de schade in ontstaan omdat de politie de scooter heeft vernietigd. Meer subsidiair acht de raadsman de vordering onvoldoende onderbouwd. In het geval de rechtbank de vordering toewijst heeft de raadsman verzocht deze te matigen.
9.6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu, mede gelet op het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing van de vordering, niet is gebleken van een direct verband tussen de gestelde schade en het onder parketnummer 16/229613-18 bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
9.7
[slachtoffer 5]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 759,73. Dit bedrag bestaat uit € 9,73 materiële schade en € 750,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/244261-18 ten laste gelegde feit.
9.7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, met daarbij de gevorderde wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, de niet ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij bepleit. Subsidiair acht de raadsman de vordering onvoldoende onderbouwd en volgt uit het dossier niet dat er sprake zou zijn van pijn en/of letsel. De bijgevoegde stukken lijken betrekking te hebben op een ander incident.
9.7.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] door het onder parketnummer 16/244261-18 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht en de gevorderde materiële schadevergoeding van € 9,73 door de verdachte niet is weersproken, zal deze worden toegewezen. De gevorderde immateriële schade is naar het oordeel van de rechtbank ondanks de betwisting door de verdediging eveneens genoegzaam onderbouwd. Dat het bewezenverklaarde feit veel psychische impact heeft gehad op de benadeelde partij mede gelet op zijn achtergrond en het feit dat hij al een keer eerder een dergelijk incident heeft meegemaakt, zijn omstandigheden die voor risico van verdachte komen. De immateriële schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden en gelet op vergelijkbare zaken naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 400,00.
De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 409,73 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 december 2018 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.
9.8
[slachtoffer 3]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 700,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 en 2 van parketnummer 16/013764-19 ten laste gelegde feiten.
9.8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, met daarbij de gevorderde wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, de niet ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij bepleit. Subsidiair acht de raadsman de vordering onvoldoende onderbouwd nu stukken waaruit geestelijk letsel zou volgen, niet zijn bijgevoegd. In het geval de rechtbank de vordering toewijst heeft de raadsman verzocht deze te matigen.
9.8.3
Het oordeel van de rechtbank
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] door het onder parketnummer 16/013764-19 onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Dat er door [slachtoffer 3] immateriële schade is geleden is naar het oordeel van de rechtbank ondanks de betwisting door de verdediging genoegzaam onderbouwd, mede gelet op het feit dat [slachtoffer 3] verstandelijk beperkt is en mede als gevolg van onderhavig feit een PTSS-behandeling dient te ondergaan. De immateriële schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden en gelet op vergelijkbare zaken naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 400,00.
De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 400,00 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 november 2018 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 14d, 36f, 47, 57, 142, 266, 267, 285, 300, 304 en 416 van het Wetboek van Strafrecht,
- 3 en 11 van de Opiumwet,
zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 van parketnummer 16/058784-19, onder 4 primair van parketnummer 16/058784-19 en onder parketnummer 16/016202-19 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2, 3, 4 subsidiair en 5 van parketnummer 16/058784-19, onder parketnummer 16/229613-18, onder parketnummer 16/244261-18, onder parketnummer 16/244719-18, onder parketnummer 16/259139-18 en het onder 1, 2 en 3 van parketnummer 16/013764-19 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 2, 3, 4 subsidiair en 5 van parketnummer 16/058784-19, onder parketnummer 16/229613-18, onder parketnummer 16/244261-18, onder parketnummer 16/244719-18, onder parketnummer 16/259139-18 en het onder 1, 2 en 3 van parketnummer 16/013764-19 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 2, 3, 4 subsidiair en 5 van parketnummer 16/058784-19, onder parketnummer 16/229613-18, onder parketnummer 16/244261-18, onder parketnummer 16/244719-18, onder parketnummer 16/259139-18 en het onder 1, 2 en 3 van parketnummer 16/013764-19 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
200 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 70 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden voorwaarden en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee jaren vast;
-
stelt als voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
-
stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
* zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Inforsa op het adres Wittevrouwenkade 6 te Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
* zich laat behandelen door Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* indien de reclassering dat noodzakelijk vindt, verplicht is te verblijven bij een nader door de reclassering te bepalen voorziening voor begeleid wonen. Verdachte dient zich bij een plaatsing aldaar te houden aan het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij aan GGZ Reclassering Inforsa Utrecht de opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf;
benadeelde partijen
[benadeelde 4] (parketnummer 16/058784-19 feit 1)
  • verklaart [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
[slachtoffer 2] (parketnummer 16/058784-19 feit 2)
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 300,00, bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2019 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 300,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 6 dagen hechtenis, met dien verstande dat dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 3] (parketnummer 16/058784-19 feit 3)
- wijst de vordering van [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 200,00, bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2019 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat
€ 200,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 4 dagen hechtenis, met dien verstande dat dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[benadeelde 1] (parketnummer 16/058784-19 feit 4)
- verklaart [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
[slachtoffer 1] (parketnummer 16/058784-19 feit 5)
- verklaart [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
[benadeelde 2] (parketnummer 16/229613-18)
- verklaart [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
[slachtoffer 5] (parketnummer 16/244261-18)
- wijst de vordering van [slachtoffer 5] toe tot een bedrag van € 409,73, bestaande uit € 9,73 materiële schade en € 400,00 immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2018 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer 5] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat € 409,73 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2018 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 8 dagen hechtenis, met dien verstande dat dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 3] (parketnummer 16/013764-19 feit 1 en 2)
- wijst de vordering van [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 400,00, bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 november 2018 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer 3] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat
€ 400,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 november 2018 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 8 dagen hechtenis, met dien verstande dat dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van de Lustgraaf, voorzitter, mrs. Y.M. Vanwersch en L.C. Michon, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 augustus 2019.
Mr. L.C. Michon is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/058784-19,1
hij in of omstreeks de periode van 31 december 2018 tot en met 1 januari 2019 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een woning gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen een laptop (merk Dell) en/of een televisie (merk Samsung) en/of een (duik)horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen/geld onder zijn/haar bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 11 maart 2019 te Utrecht, een ambtenaar, [slachtoffer 2] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] in/tegen diens kruis/geslachtsdeel te schoppen en/of te trappen;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 19 maart 2019 te Utrecht, althans in het arrondissment Midden-Nederland, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (op luidde en dreigende toon) tegen die [slachtoffer 3] te roepen, althans te zeggen: " Waarom heb je aangifte gedaan?" en/of " Ik ga je in elkaar slaan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of (daarbij) met een fles, althans een op een fles gelijkend voorwerp, in elk geval een hard voorwerp, in zijn, verdachtes, opgeheven hand, in de richting van die Van der Boorn is gerend, althans met verhoogde snelheid is gelopen;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4
hij op of omstreeks 10 april 2019 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toëeigening, heeft weggenomen een snorfiets (Piaggio NA, kenteken [kenteken] ) geheel of ten dele toebehorende aan een ander, te weten aan [benadeelde 1] , terwijl verdachte die weg te nemen snorfiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 10 april 2019 tot en met 12 april 2019 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een snorfiets (merk Piaggio, kenteken [kenteken] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
5
hij op of omstreeks 11 maart 2019 te Utrecht opzettelijk (een) ambtena(a)r(en) ,te weten [slachtoffer 1] (hoofdagent van politie) en/of [slachtoffer 4] (hoofdagent van politie), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in hun/zijn/tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: "Kankerlijer(s) " en/of "Kankerstumpterd(s)" en/of "Kankerzieligerd(s) en/of "Hoertje van justitie", althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
16/229613-18,hij, op of omstreeks 16 november 2018, te Utrecht, althans in Nederland, een goed, te weten een scooter, heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a, subsidiair art. 417bis lid 1 ahf onder a Wetboek van Strafrecht )
16/244261-18,hij, op of omstreeks 1 december 2018, te Utrecht, althans in Nederland, [slachtoffer 5] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 5] meermalen, althans eenmaal,
- een knietje op/tegen het been, althans het lichaam, te geven en/of
- bij en/of tegen en/of aan de nek en/of de keel, althans het lichaam, vast te pakken en/of te duwen en/of te trekken;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16/244719-18,hij, op of omstreeks 31 oktober 2018, te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een snorfiets (met kenteken [kenteken] ), heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
16/259139-18,hij op of omstreeks 11 oktober 2018 te Utrecht, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 43 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd en/of ongeveer 6 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 3 ahf/ond C Opiumwet )
16/013764-19,1
hij, in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met 17 november 2018, te Utrecht, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
- die [slachtoffer 3] (in een nekklem) vast te houden en een mes tegen zijn keel gedrukt te houden en/of
- met een mes in zijn hand dreigend achter die [slachtoffer 3] aan te rennen, en hierbij die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen: ''als je wegdrukt dan ga ik je doodsteken'', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij, in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met 17 november 2018, te Utrecht, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door hem in het kruis, althans tegen het lichaam te slaan/stompen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij, in of omstreeks de periode van 4 november 2018 tot en met 15 januari 2018 te Utrecht, althans in Nederland, opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, door:
- tweemaal een valse melding te doen van een persoon met een vuurwapen bij alarmnummer 112 en/of
- een valse melding te doen van een beroving met een mes bij alarmnummer 112;
( art 142 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
16/016202-19hij op of omstreeks 21 januari 2019 te Utrecht, in elk geval in Nederland, opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, door een valse melding te doen van een vechtpartij tussen drie personen bij alarmnummer 112;
( art 142 lid 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of op ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 maart 2019, genummerd PL0900-2019073147, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 72. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 50.
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 51.
4.Een geschrift, te weten een medische verklaring betreffende [slachtoffer 2] , van 11 maart 2019, opgemaakt door L. Teeven, arts, pagina 60.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 69.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 65.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 70.
8.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of op ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 maart 2019, genummerd PL0900-2019080897, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 28. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
9.Proces-verbaal van aangifte, pagina 4.
10.Proces-verbaal verhoor getuige, pagina 6.
11.Proces-verbaal verhoor getuige, pagina 7.
12.Verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 26 juli 2019.
13.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of op ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 13 april 2019, genummerd PL0900-2019106530, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 45. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
14.Een geschrift, te weten een internet aangifte van diefstal, gedaan door [benadeelde 1] , pagina 19.
15.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 5.
16.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 6.
17.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 12.
18.Eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 26 juli 2019; proces-verbaal van bevindingen met als bijlage foto stuurslot scooter, pagina 8.
19.Verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 26 juli 2019.
20.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of op ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 november 2018, genummerd PL0900-2018330533, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 21. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
21.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 9.
22.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 10.
23.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3.
24.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4.
25.Verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 26 juli 2019.
26.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of op ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 19 december 2018, genummerd PL0900-2018346049, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 31. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
27.Proces-verbaal van aangifte, pagina 5.
28.Proces-verbaal van aangifte, pagina 6.
29.Proces-verbaal verhoor aangever, pagina 11.
30.Proces-verbaal van aangifte, bijlage foto pagina 8.
31.Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 18.
32.Proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 28.
33.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of op ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 december 2018, genummerd PL0900, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 32. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
34.Proces-verbaal van aangifte, pagina 3.
35.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 7.
36.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 9.
37.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 8.
38.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 11.
39.Proces-verbaal van bevindingen, bijlage foto, pagina 14.
40.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of op ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 januari 2019, genummerd PL0900-2019017965 opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 104. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
41.proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 3] , pagina 16.
42.Proces-verbaal verhoor getuige [G] , pagina 9.
43.Proces-verbaal verhoor getuige [G] , pagina 10.
44.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] , pagina 26.
45.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] , pagina 27.
46.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 40.
47.Verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 26 juli 2019.
48.Een geschrift, te weten een mutatierapport, pagina 45.
49.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 64.
50.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 62.
51.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 64.
52.Een geschrift, te weten een mutatierapport, pagina 52.
53.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 62.
54.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 66.
55.Een geschrift, te weten een mutatierapport, pagina 58.
56.Een geschrift, te weten een mutatierapport, pagina 60.
57.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 70.