ECLI:NL:RBMNE:2019:6695

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 oktober 2019
Publicatiedatum
4 januari 2021
Zaaknummer
C/16/489319 / JE RK 19-2110
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • P.W.G. de Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging uithuisplaatsing, wijziging zorgregeling en gedeeltelijk gezag voor minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 18 oktober 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot machtiging uithuisplaatsing, wijziging van de zorgregeling en gedeeltelijk gezag over de minderjarige [voornaam van minderjarige]. De zaak is behandeld met gesloten deuren, waarbij de verzoeken zijn ingediend door de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de thuissituatie van [voornaam van minderjarige] bij zijn moeder, die onder andere te maken hebben met haar psychische gesteldheid en het gebruik van cocaïne. De moeder heeft moeite om hulp te accepteren en er zijn zorgen over de ontwikkeling van [voornaam van minderjarige]. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van [voornaam van minderjarige] is om bij zijn vader te wonen, zodat de moeder de tijd krijgt om aan haar problemen te werken. De kinderrechter heeft de GI belast met het gezag over [voornaam van minderjarige] voor de aanmelding bij een onderwijsinstelling en heeft een zorgregeling vastgesteld die begint met begeleide bezoeken tussen [voornaam van minderjarige] en zijn moeder. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
Zittingsplaats: Utrecht
Zaakgegevens:
C/16/489319 / JE RK 19-2110 (uithuisplaatsing)
C/16/489323 / JE RK 19-2111 (wijziging zorgregeling)
C/16/489327 / JE RK 19-2112 (gedeeltelijk gezag)
datum uitspraak: 18 oktober 2019
Beschikking machtiging uithuisplaatsing, wijziging zorgregeling en gedeeltelijk gezag
in de zaak van
Samen Veilig Midden Nederland, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te [vestigingsplaats] .
Betreffende
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam van minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] , hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats 1] ,

[belanghebbende 2] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats 2] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de verzoeken van de GI van 4 oktober 2019.
Op 18 oktober 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader,
- mevrouw [A] en mevrouw [B] , namens de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam van minderjarige] wordt uitgeoefend door beide ouders. [voornaam van minderjarige] woont bij zijn moeder.
Bij beschikking van 30 augustus 2019 is de ondertoezichtstelling van [voornaam van minderjarige] verlengd tot 19 september 2020.

Het verzoek van de GI

De GI verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad:
  • een machtiging te verlenen om [voornaam van minderjarige] uit huis te plaatsen bij zijn vader voor de duur van de ondertoezichtstelling;
  • een verdeling van zorg- en opvoedtaken vast te stellen tussen [voornaam van minderjarige] en zijn moeder waarbij wordt gestart met twee keer een door een professional begeleide omgang. Wanneer dit goed verloopt (wanneer de moeder zich stabiel toont en haar eigen problematiek buiten [voornaam van minderjarige] kan houden) is de GI voornemens om dit uit te breiden naar een middag, daarna een dag en mogelijk daarna naar een nacht logeren;
  • te bepalen dat het gezag over [voornaam van minderjarige] wordt uitgeoefend door de GI met betrekking tot de aanmelding bij een onderwijsinstelling.
Er zijn al langere tijd zorgen over de thuissituatie van [voornaam van minderjarige] bij zijn moeder. Volgens de GI zijn deze zorgen de laatste maand sterk toegenomen. Hulpverlening komt moeizaam op gang, de moeder geeft geen gevolg aan logopedie afspraken, [voornaam van minderjarige] volgt geen zwemles en heeft weinig speelafspraakjes. Hij blijft achter in zijn ontwikkeling en vindt geen aansluiting bij andere kinderen. Er zijn zorgen over de psychische gesteldheid van de moeder. Ze is wisselvallig in haar emoties en daardoor onvoorspelbaar en onveilig voor [voornaam van minderjarige] . De moeder is zwanger, gebruikt cocaïne en uit zich (verbaal) agressief. Het lukt niet om met moeder in gesprek te komen. De moeder hangt op, blokkeert de hulpverleners en komt niet naar afspraken. De GI wil [voornaam van minderjarige] bij zijn vader plaatsen, daar naar speciaal onderwijs laten gaan en een zorgregeling met de moeder vaststellen. De zorgregeling zal de eerste twee keer begeleid worden door een hulpverlener waarmee de moeder vertrouwd is.

De standpunten van de ouders

De vader is het eens met de verzoeken.
De moeder vindt het heel moeilijk als [voornaam van minderjarige] bij haar weg zou moeten. Ze zou hem enorm gaan missen. Ze heeft wel vertrouwen in de plaatsing bij de vader. Ze is het ook eens met de wisseling van school als [voornaam van minderjarige] bij zijn vader geplaatst wordt, maar ze vindt het voor [voornaam van minderjarige] fijner als hij op zijn huidige school kan blijven. Ze heeft spijt van haar drugsgebruik en haar agressie richting de GI.

De beoordeling

De kinderrechter zal alle verzoeken van de GI toewijzen. Het gaat namelijk niet goed genoeg met [voornaam van minderjarige] bij zijn moeder thuis. [voornaam van minderjarige] heeft een forse ontwikkelingsachterstand. Tevens zijn er zorgen over zijn verzorging, waaronder een gebrek aan passende kleding en hygiëne in de woning. De moeder heeft op de zitting verteld dat zij cocaïne heeft gebruikt in de weekenden dat [voornaam van minderjarige] bij zijn vader was. Dit was niet goed voor haar en ze heeft spijt van haar (agressieve) gedragingen. De kinderrechter vindt het heel goed van de moeder dat zij al bij de huisarts is geweest om een afspraak met de psycholoog te maken om haar te helpen. De kinderrechter is van oordeel dat [voornaam van minderjarige] op dit moment het beste bij zijn vader kan wonen, zodat de moeder tijd heeft om aan zichzelf te werken. Dit is goed voor [voornaam van minderjarige] , haarzelf en de nieuwe baby. De GI zal eerste twee bezoeken tussen [voornaam van minderjarige] en zijn moeder laten begeleiden door een hulpverlener die de moeder kent. Als blijkt dat dit goed verloopt, zal de GI de contactmomenten uitbreiden. De kinderrechter zal de GI belasten met het gezag over [voornaam van minderjarige] met betrekking tot de aanmelding bij een onderwijsinstelling, zodat de GI [voornaam van minderjarige] kan inschrijven op een passende school in de omgeving van de vader. Het gedeeltelijk gezag wordt toegekend voor de duur van de ondertoezichtstelling, dus tot 19 september 2020.

De beslissing

De kinderrechter:
  • verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] bij de vader, met ingang van 18 oktober 2019 tot 19 september 2020;
  • stelt de volgende zorgregeling vast tussen [voornaam van minderjarige] en zijn moeder: tussen de moeder en [voornaam van minderjarige] zullen twee begeleide bezoeken plaatsvinden. Wanneer dit goed verloopt, kan de GI deze regeling uitbreiden naar onbegeleid contact en vervolgens opbouwen naar een middag, dan een dag en daarna met een overnachting. Het is aan de GI om het tempo in de uitbreiding van de zorgregeling te bepalen, waarbij het belang van [voornaam van minderjarige] leidend is;
- belast de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland gevestigd te [vestigingsplaats] met het gezag over [voornaam van minderjarige] met betrekking tot de aanmelding bij een onderwijsinstelling, tot 19 september 2020;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.W.G. de Beer, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Cox-Weber als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden