ECLI:NL:RBMNE:2019:6696

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 november 2019
Publicatiedatum
4 januari 2021
Zaaknummer
C/16/479927 / FA RK 19-2477
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en zorgregeling voor minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 november 2019 een tussenbeschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die in 2015 met elkaar zijn gehuwd. De vrouw, die verblijft op een geheim adres, heeft een verzoekschrift ingediend voor echtscheiding en nevenvoorzieningen, waaronder de hoofdverblijfplaats van de kinderen, zorg- en opvoedingstaken, en kinderalimentatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen het erover eens zijn dat hun huwelijk niet meer werkt en dat zij willen scheiden. De rechtbank heeft besloten om de echtscheiding uit te spreken, omdat aan de wettelijke vereisten is voldaan. De hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen is bij de vrouw bepaald, en de rechtbank heeft een voorlopige zorgregeling vastgesteld. De rechtbank heeft ook de man verplicht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen te betalen, vastgesteld op € 266,- per kind per maand. De definitieve beslissing over de zorgregeling is aangehouden tot 6 mei 2020, in afwachting van het traject 'Ouderschap Blijft'. De rechtbank heeft benadrukt dat het belangrijk is dat partijen werken aan het verbeteren van hun verstandhouding, gezien de emotionele situatie tussen hen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/479927 / FA RK 19-2477 (echtscheiding)
C/16/490466 / FA RK 19-6498 (verdeling gemeenschap)
Beschikking van 5 november 2019
in de zaak van:
[verzoekster] ,
verblijvende op een geheim adres,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M. Huisman,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. A.M. Heiner.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft ontvangen en gelezen:
- het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 26 april 2019;
- het verweerschrift van de man met eigen verzoek, ingekomen op 19 juni 2019;
- het verweerschrift tegen het eigen verzoek van de man;
- de correspondentie:
o de brief van de man van 13 augustus 2019;
o de brief van 14 oktober 2019 van de vrouw met bijlagen;
o de brief van 21 oktober 2019 van de vrouw met een aanvullend verzoek en bijlagen.
1.2.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 25 oktober 2019.
Aanwezig waren:
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Huisman,
  • de man, bijgestaan door mr. Heiner,
  • mevrouw [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

2.Wat vast staat

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [trouwdatum] 2015 in [woonplaats] , onder huwelijkse voorwaarden.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2016 in [geboorteplaats] , en
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2018 te [geboorteplaats] .
2.3.
Ouders hebben samen het gezag over de kinderen.
2.4.
De vrouw verblijft met [voornaam van minderjarige 2] en [voornaam van minderjarige 1] in de vrouwenopvang van [naam organisatie] .

3.De beoordeling

Waar gaat het over?
3.1.
Partijen zijn het er over eens dat hun huwelijk niet meer werkt en willen scheiden. Zij hebben de rechtbank daarom gevraagd de echtscheiding tussen heb beiden uit te spreken. Daarnaast vragen zij de rechtbank een beslissing te nemen over de hoofdverblijfplaats van de kinderen, de verdeling van de zorg- en opvoedtaken, de woning, de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen (ook wel kinderalimentatie genoemd) en de verdeling van de inboedel.
Ouderschapsplan
3.2.
De rechtbank zal het verzoek van partijen om de echtscheiding uit te spreken inhoudelijk behandelen, ondanks het feit dat partijen geen ouderschapsplan hebben gemaakt. De wet verplicht ouders als zij willen scheiden om afspraken te maken over de kinderen en een ouderschapsplan op te stellen. In bijzondere situaties kan hierop een uitzondering worden gemaakt. De rechtbank ziet hier reden voor een uitzondering. Er is veel gebeurd tussen partijen. Aan beide kanten zit nog veel emotie. Het lukt partijen daarom op dit moment niet om afspraken te maken over de kinderen.
Scheiding
3.3.
De rechtbank zal het verzoek tot echtscheiding toewijzen, omdat aan de wettelijke vereisten is voldaan.
Hoofdverblijfplaats
3.4.
De rechtbank zal de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw bepalen, omdat niet gebleken is van bezwaren tegen toewijzing van dit verzoek.
Verdeling zorg- en opvoedingstaken
3.5.
De rechtbank zal de definitieve beslissing over de zorgregeling uitstellen tot
6 mei 2020in afwachting van het verloop van het traject Ouderschap Blijft en het verloop van de voorlopige zorgregeling. De rechtbank zal vaststellen dat de kinderen totdat hierover anders wordt beslist of partijen andere afspraken maken bij de man verblijven:
  • met ingang van 10 november 2019 iedere zondag van 10.00 uur tot 17:00 uur;
  • met ingang van 23 november 2019 iedere zaterdag van 16.00 uur tot zondag
17:00 uur;
- met ingang van 7 december 2019 eenmaal per 14 dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur en in het andere weekend op zondag van 10.00 uur tot 17.00 uur.
3.6.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling afgesproken dat zij zich zo snel mogelijk zullen aanmelden voor Ouderschap Blijft. Veilig Thuis heeft dit in
mei 2019 geadviseerd, omdat het contact tussen partijen ernstig is verstoord. De rechtbank vindt het belangrijk dat Ouderschap Blijft wordt ingezet en dat partijen gaan werken aan het verbeteren van hun verstandhouding. Met partijen is daarom afgesproken dat als Ouderschap Blijft niet van de grond komt of geen verbetering oplevert, de rechtbank in beginsel zonder dat opnieuw een mondelinge behandeling wordt gepland de Raad de opdracht zal geven om een onderzoek te doen.
3.7.
De rechtbank vindt dat - in afwachting van het resultaat van Ouderschap Blijft - de omgang tussen de man en de kinderen onbegeleid kan plaatsvinden. Ook kan de omgang na een korte opbouw worden uitgebreid met een overnachting. De rechtbank deelt de zorgen van de vrouw over de veiligheid van de kinderen bij de man niet. Het vermoeden van seksueel misbruik is niet bevestigd in het onderzoek van Veilig Thuis van mei 2019. Van andere zorgen, buiten de zorg over het verstoorde contact tussen partijen, is niet gebleken. Dat is reden om de zorgregeling uit te breiden. De rechtbank houdt daarbij ook rekening met de leeftijd van de kinderen. Zeker voor [voornaam van minderjarige 2] is het van belang dat er wekelijks contact is.
Woning
3.8.
De rechtbank zal het huurrecht van de voormalige echtelijke woning aan de man toekennen, omdat partijen het daar over eens zijn.
Kinderalimentatie
3.9.
De rechtbank zal bepalen dat de man met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand met een bedrag van
€ 266,- per kind per maand aan de vrouw moet bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. Hierna zal de rechtbank uitleggen hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
Behoefte
3.10.
Om de hoogte van de kinderalimentatie te kunnen bepalen, wordt eerst gekeken naar wat de kinderen kosten. Dit wordt ook wel de ‘behoefte’ van de kinderen genoemd. De rechtbank stelt de behoefte van de kinderen in 2019 vast op een bedrag van € 335,- per kind per maand.
3.11.
Om te kijken wat een kind kost, maakt de rechtbank gebruik van tabellen die door het Nibud zijn ontwikkeld. Daarbij wordt gekeken naar wat de ouders te besteden hadden toen zij nog bij elkaar waren. Partijen zijn het hier niet over eens. De vrouw berekent het netto inkomen van partijen op € 3.520,- per maand aan de hand van het bruto inkomen van de man van
€ 52.089,- en de vrouw van € 6.533,- volgens hun jaaropgaven van 2018. De man berekent het netto inkomen van partijen op € 2.894,- aan de hand van zijn bruto jaarinkomen in 2019 van
€ 49.746,-. Omdat partijen in januari 2019 uit elkaar zijn gegaan vindt de rechtbank de jaaropgaven van 2018 meer representatief voor wat partijen tijdens hun relatie te besteden hadden. De rechtbank zal daarom de berekening van de vrouw volgen en berekent het netto inkomen op € 3.519,-.
3.12.
Bij dit inkomen past volgens de Nibud tabel van 2019 voor twee kinderen en 8 punten voor de kinderbijslag een behoefte van € 770,- per maand. De rechtbank verwijst naar de berekening die achter deze beschikking zit.
Draagkracht van de man
3.13.
Bij de bepaling van de kinderalimentatie moet vervolgens worden gekeken naar wat ieder van de ouders kan betalen. Dat wordt ook wel de ‘draagkracht’ van de ouders genoemd.
3.14.
De rechtbank stelt de draagkracht van de man vast op een bedrag van € 793,- per maand. Voor het berekenen van de draagkracht van een ouder wordt gekeken naar het netto maandinkomen. Partijen verschillen van mening over de hoogte van het netto maandinkomen. De vrouw berekent het netto maandinkomen op € 2.975,- en gaat daarbij uit van een bruto jaarinkomen van € 52.089,- per jaar. De man berekent zijn netto maandinkomen op € 2.876,- en gaat daarbij uit van een bruto jaarinkomen van € 49.746,-. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de man bij zijn berekening geen rekening heeft gehouden met een dertiende maand, terwijl hij die wel krijgt. Om die reden volgt de rechtbank volgt de vrouw en gaat uit van een bruto jaarinkomen van € 52.089,--. Het netto maandinkomen bedraagt dan
€ 2.975,-.
3.15.
Aan de hand van de in 2019 geldende draagkrachtformule berekent de rechtbank de draagkracht van de man op € 793,- per maand. De rechtbank verwijst naar de berekening die achter deze beschikking zit.
Draagkracht van de vrouw
3.16.
Partijen zijn het er over eens dat de vrouw een minimale draagkracht heeft van € 50,- per maand, omdat zij een bijstandsuitkering krijgt.
Draagkrachtvergelijking
3.17.
Partijen hebben samen genoeg draagkracht om in de kosten van de kinderen te voorzien. Na vergelijking van ieders aandeel berekent de rechtbank dat de man € 724,- per maand moet bijdragen in de kosten van de kinderen en de vrouw € 46,- per maand.
Zorgkorting
3.18.
Tot slot krijgt de ouder die kinderalimentatie moet betalen een korting op die alimentatie, omdat die ouder al een deel van de kosten betaalt op het moment dat het kind bij hem/haar verblijft. Dit wordt ook wel de ‘zorgkorting’ genoemd. De zorgkorting wordt uitgedrukt in een percentage van de behoefte. Gelet op de zorgregeling komt de man in aanmerking voor een zorgkorting van 25%. Dat wil zeggen € 193,- per maand.
Verdeling
3.19.
Het verzoek van de vrouw betreft de verdeling van een eenvoudige gemeenschap van inboedelzaken. De rechtbank zal dit verzoek van de vrouw eveneens aanhouden tot
6 mei 2020in afwachting van overeenstemming tussen partijen, omdat partijen nog gaan proberen om een regeling over te treffen over de verdeling van de inboedel. Daarnaast is het verzoek op een zodanig laat tijdstip gedaan dat de man zich daarover nog moet kunnen uitlaten.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [woonplaats] op
[trouwdatum] 2015;
4.2.
bepaalt dat [voornaam van minderjarige 2] en [voornaam van minderjarige 1] hun hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw;
4.3.
stelt – totdat hierover nader wordt beslist – vast dat de kinderen bij de man verblijven:
  • met ingang van 10 november 2019 iedere zondag van 10.00 uur tot 17:00 uur;
  • met ingang van 23 november 2019 iedere zaterdag van 16.00 uur tot zondag
17:00 uur;
- met ingang van 7 december 2019 eenmaal per 14 dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur en in het andere weekend van zondag 10.00 uur tot 17.00 uur;
4.4.
houdt iedere definitieve beslissing met betrekking tot de zorgregeling aan tot
6 mei 2020in afwachting van het verloop van Ouderschap Blijft en de voorlopige zorgregeling, met het verzoek aan advocaten de rechtbank tijdig te berichten:
  • of opnieuw aanhouding nodig is en zo ja voor hoe lang;
  • of een mondelinge behandeling nodig is;
  • of zonder mondelinge behandeling een zorgregeling kan worden vastgesteld en zo ja, welke zorgregeling;
4.5.
bepaalt dat de man huurder zal zijn van de woning aan het adres [adres] , [postcode] [woonplaats] met ingang van de dag waarop de beschikking tot echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
4.6.
bepaalt dat de man € 266,- per kind per maand moet betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [voornaam van minderjarige 2] en [voornaam van minderjarige 1] , met ingang van de dag van inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
4.7.
houdt de beslissing over de verdeling aan tot
6 mei 2020in afwachting van overeenstemming tussen partijen, met het verzoek aan advocaten de rechtbank tijdig te berichten:
  • of opnieuw aanhouding nodig is en zo ja voor hoe lang;
  • of een mondelinge behandeling nodig is;
  • of partijen overeenstemming hebben bereikt en zo ja, wat in de beschikking moet worden vastgelegd of dat de verzoeken worden ingetrokken;
4.8.
verklaart de beslissing met betrekking tot de hoofdverblijfplaats, de zorgregeling en de kinderalimentatie uitvoerbaar bij voorraad;
4.9.
wijst het meer of anders gevraagde af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.T. van Rens, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 5 november 2019.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt..