In deze zaak heeft de man op 20 juni 2019 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Midden-Nederland, met het doel om voorlopige voorzieningen te wijzigen. De vrouw heeft hierop gereageerd met een verweerschrift en een zelfstandig verzoek. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 29 juli 2019, waarbij beide partijen aanwezig waren met hun advocaten. De man en vrouw zijn gehuwd sinds 2014 en hebben twee kinderen. Eerdere beschikkingen hebben al voorlopige zorgregelingen vastgesteld, maar de man verzoekt nu om een wijziging van de zorgregeling, zodat de kinderen meer tijd bij hem kunnen doorbrengen.
De rechtbank heeft de verzoeken van de man om de zorgregeling te wijzigen en om vervangende toestemming voor een vakantie in Marokko afgewezen. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van gewijzigde omstandigheden die een wijziging van de zorgregeling rechtvaardigen. De rechtbank wijst erop dat de man geen nieuwe feiten heeft aangedragen die de eerdere beslissingen ondermijnen. Bovendien is de rechtbank van mening dat de zorgen van de man over de overdracht van de kinderen niet voldoende zijn om de zorgregeling te wijzigen.
De rechtbank heeft ook besloten om de Raad voor de Kinderbescherming te verzoeken een onderzoek te doen naar de zorg- en opvoedingstaken, gezien de zorgen over de kinderen en de verschillende visies van de ouders op de situatie. De rechtbank heeft partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoeken tot wijziging van de zorgregeling en heeft de verzoeken van de man over de vakantie en de paspoorten afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. P.J. Elferink, kinderrechter, en is openbaar uitgesproken op 5 augustus 2019.