ECLI:NL:RBMNE:2019:6703

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juli 2019
Publicatiedatum
4 januari 2021
Zaaknummer
C/16/472418 / JE RK 18-2492
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van de ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 11 juli 2019 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van vier minderjarigen, [voornaam van minderjarige 1], [voornaam van minderjarige 2], [voornaam van minderjarige 3] en [voornaam van minderjarige 4]. De kinderen waren onder toezicht gesteld en verbleven in een 24-uurs voorziening of pleeggezin. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, omdat de situatie van de kinderen verbeterd was sinds de uithuisplaatsing, maar een terugplaatsing bij de ouders op dat moment niet mogelijk was. De ouders, de vader en de moeder, hebben beiden hun eigen problemen en zijn niet in staat om de kinderen de stabiliteit en zorg te bieden die zij nodig hebben. De vader heeft weinig contact met de kinderen en de samenwerking met de hulpverlening verloopt moeizaam. De moeder heeft nog geen geschikte woning gevonden en kan daardoor ook niet voor de kinderen zorgen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het in het belang van de kinderen is om de uithuisplaatsing te verlengen tot 18 januari 2020, zodat er verder gewerkt kan worden aan de doelen van de ondertoezichtstelling en duidelijkheid kan komen over het perspectief van de kinderen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
Zittingsplaats: Utrecht
Zaakgegevens: C/16/472418 / JE RK 18-2492 (verlenging machtiging tot uithuisplaatsing)
C/16/483941 / JE RK 19-1359 (vervangende toestemming reisdocument)
Datum uitspraak: 11 juli 2019
Beschikking verlenging machtiging tot uithuisplaatsing en vervangende toestemming reisdocument
in de zaken van

Raad voor de Kinderbescherming Midden Nederland, hierna te noemen de Raad,

gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
en
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, hierna te noemen de GI,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
betreffende

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2003 te [geboorteplaats 1] , hierna te noemen [voornaam van minderjarige 1] ,

[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2005 te [geboorteplaats 1] , hierna te noemen [voornaam van minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2007 te [geboorteplaats 1] , hierna te noemen [voornaam van minderjarige 3] ,
[minderjarige 4], geboren op [geboortedatum 4] 2009 te [geboorteplaats 2] , hierna te noemen [voornaam van minderjarige 4] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] , hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats] ,

[belanghebbende 2] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Voor het procesverloop tot 17 mei 2019 wordt verwezen naar de herstelbeschikking van 17 mei 2019. Bij beschikking van 18 januari 2019 zijn de kinderen onder toezicht gesteld tot 18 januari 2020. Daarnaast heeft de kinderrechter bij die beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing in een 24-uurs voorziening of een pleeggezin verleend tot 18 juli 2020 en het resterende deel van dit verzoek aangehouden. Bij herstelbeschikking van 17 mei 2019 is de einddatum van de machtiging tot uithuisplaatsing hersteld, in die zin dat de machtiging is verleend tot 18 juli 2019 en het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
Nadien zijn ontvangen:
- de brief van de vader van 18 juni 2019, ingekomen op 20 juni 2019;
- de brief van de Raad van 24 juni 2019, ingekomen op 26 juni 2019;
- het verzoek van de GI tot het verlenen van vervangende toestemming voor het verkrijgen van een reisdocument van 5 juli 2019, ingekomen op 5 juli 2019;
- de brief met bijlagen van mr. T.A.D. Luijten van 9 juli 2019, ingekomen op 10 juli 2019.
Op 11 juli 2019 heeft de kinderrechter de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Gehoord zijn:
- de minderjarigen [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] , die apart zijn gehoord,
- de moeder,
- de vader, bijgestaan door mr. T.A.D. Luijten,
- de heer [A] namens de Raad,
- de heer [B] namens de GI.
Aan de heer [C] en mevrouw [D] , vrienden van de ouders, is bijzondere toegang tot de zittingszaal verleend.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam van minderjarige 1] , [voornaam van minderjarige 2] , [voornaam van minderjarige 3] en [voornaam van minderjarige 4] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] verblijven bij [naam organisatie] in [vestigingsplaats 2] , [voornaam van minderjarige 3] verblijft in een pleeggezin en [voornaam van minderjarige 4] in een gezinshuis.

De verzoeken

Machtiging tot uithuisplaatsing
De Raad heeft het resterende deel van het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige 1] , [voornaam van minderjarige 2] , [voornaam van minderjarige 3] en [voornaam van minderjarige 4] in een 24-uurs voorziening of een pleeggezin gehandhaafd.
Vervangende toestemming reisdocument
De GI heeft ter zitting het verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming ten behoeve van verkrijging van een reisdocument voor [voornaam van minderjarige 3] ingetrokken. De kinderrechter zal daarom geen beslissing op dit verzoek nemen.

De standpunten

De Raad stelt dat het sinds de uithuisplaatsing beter gaat met de kinderen. Er is sprake van rust, stabiliteit en duidelijkheid. Stapsgewijs wordt gewerkt aan de gestelde doelen uit het raadsrapport van december 2018. Dit proces dient voortgezet te worden. Als de kinderen terug naar huis zouden gaan, komen ze in dezelfde situatie terecht als tijdens het raadsonderzoek. De kinderen hebben contact met de moeder. De afgelopen periode heeft de moeder meer inzage in haar problematiek gekregen en samengewerkt met de GI. Ze heeft nog geen nieuwe woning. De vader heeft weinig contact met [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] en de hulpverlening voor hem is niet van de grond gekomen. Hij is nog niet in staat om aan te sluiten bij de behoeftes van de kinderen. Tussen de ouders onderling is sprake van veel wantrouwen. Het overleg tussen hen komt niet van de grond. Ze kunnen de kinderen op dit moment geen rust en stabiliteit bieden en een thuisplaatsing is daarom nog niet aan de orde.
De GI heeft naar voren gebracht dat de samenwerking met de vader zeer moeizaam verloopt. Hij heeft inmiddels een andere contactpersoon dan de moeder en de kinderen. Het is nodig dat de ouders een bemiddelingstraject gaan volgen wat gericht is op de vraag hoe ze gezamenlijk het ouderschap in gaan vullen.
Door en namens de vader is verklaard dat er veel onwaarheden in de stukken staan. Hij voelt zich niet serieus genomen en wordt in een kwaad daglicht gesteld. Een voorbeeld daarvan is de indiening van het verzoek met betrekking tot het reisdocument terwijl hij daaraan heeft meegewerkt. Volgens hem is de moeder niet in staat om de kinderen op een goede wijze op te voeden. Ze kunnen daarom niet naar haar terugkeren. Het heeft zijn voorkeur dat de kinderen bij hem komen wonen.
De moeder is het eens met het verzoek van de Raad. De echtelijke woning is per oktober verkocht. Ze heeft inmiddels een urgentieverklaring, maar nog geen vervangende woonruimte gevonden. De moeder wil met de vader afspraken maken over de kinderen.
[voornaam van minderjarige 1] heeft aan de kinderrechter verteld dat het goed met hem gaat. In de weekenden gaat hij naar zijn moeder. Hij wil bij haar gaan wonen als ze een ander onderkomen heeft. Tot die tijd wil hij bij [naam organisatie] blijven. De verhouding met zijn vader is niet zo goed.
[voornaam van minderjarige 2] heeft aan de kinderrechter verteld dat de begeleiding bij [naam organisatie] goed is, maar wel vaak wisselt. Hij wil afwisselend bij zijn ouders wonen, bijvoorbeeld twee weken bij de moeder en dan een week bij de vader. Hij wil bij [naam organisatie] blijven totdat zijn moeder een andere woning heeft.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting volgt dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige 1] , [voornaam van minderjarige 2] , [voornaam van minderjarige 3] en [voornaam van minderjarige 4] noodzakelijk is in het belang van hun verzorging en opvoeding (artikel 1:265c lid 2 BW). Op dit moment is het onmogelijk dat de kinderen worden teruggeplaatst bij de vader of de moeder. De moeder heeft nog geen geschikte woning. De vader heeft niet of nauwelijks contact met de kinderen. De samenwerking tussen hem en de GI verloopt moeizaam. Hulpverlening voor de vader is niet ingezet en hij heeft in de afgelopen periode niet geleerd hoe hij beter kan aansluiten bij de behoeftes van de kinderen. Door de uithuisplaatsing is er voor de kinderen meer rust en stabiliteit gekomen en het is in hun belang dat dit wordt gewaarborgd. De ouders voeren nog steeds een strijd met elkaar en het lukt hen tot nu toe niet om gezamenlijk afspraken over de kinderen te maken. De komende periode zal verder worden gewerkt aan de doelen van de ondertoezichtstelling en moet er duidelijkheid komen over het perspectief van de kinderen. Het is daarbij van belang dat beide ouders samenwerken met de hulpverlening en zich inzetten om gezamenlijk afspraken te maken over de kinderen.
De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige 1] , [voornaam van minderjarige 2] , [voornaam van minderjarige 3] en [voornaam van minderjarige 4] in een 24-uurs voorziening of een pleeggezin verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, dus tot 18 januari 2020.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige 1] , [voornaam van minderjarige 2] , [voornaam van minderjarige 3] en [voornaam van minderjarige 4] in een 24-uurs voorziening of een pleeggezin tot 18 januari 2020;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2019 door mr. M.A.A.T. Engbers, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.W. Rietveld als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking vindt plaats op 26 juli 2019.