ECLI:NL:RBMNE:2019:6706

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 oktober 2019
Publicatiedatum
4 januari 2021
Zaaknummer
C/16/447001 / FO RK 17-1593
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • P.J. Elferink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging gezag en vaststelling omgangsregeling in een familierechtelijke procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 1 oktober 2019, is een beschikking gegeven met betrekking tot de wijziging van het ouderlijk gezag en de vaststelling van een omgangsregeling voor een minderjarig kind, geboren in 2015. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.G. Ouwejan, heeft verzocht om samen met de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.J.L. Zwaan, belast te worden met het ouderlijk gezag over hun kind. De rechtbank heeft eerder op 13 februari 2018 een voorlopige omgangsregeling vastgesteld en de behandeling van de verzoeken pro forma aangehouden tot augustus 2018, in afwachting van ouderschapsbemiddeling.

Tijdens de zitting op 3 september 2019 zijn de verzoeken verder besproken. De vader heeft zijn verzoek om een omgangsregeling aangepast, waarbij hij nu vraagt om zijn kind van vrijdag 17.00 uur tot zondag 19.00 uur bij hem te laten verblijven. De moeder heeft aangegeven dat zij de communicatie met de vader verbeterd vindt, maar dat zij ook meer vertrouwen in hem wil krijgen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de omgang geleidelijk uit te breiden en de vader mede met het gezag te belasten.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen belemmeringen zijn om de vader mede met het gezag te belasten, gezien de verbeterde communicatie tussen de ouders en de voortgang in de ouderbegeleiding. De rechtbank heeft de zorgregeling vastgesteld, waarbij het kind vanaf de herfstvakantie 2019 om en om van vrijdag tot zondag bij de vader verblijft. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft afgewezen wat meer of anders is verzocht. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. P.J. Elferink, kinderrechter, in aanwezigheid van drs. M.G.M. van Rijnstra als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/447001 / FO RK 17-1593 wijziging gezag
zaaknummer: C/16/447002 / FO RK 17-1594 vaststellen omgangsregeling
Beschikking van 1 oktober 2019
in de zaak van:
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. A.G. Ouwejan,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. W.J.L. Zwaan.

1.Verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft eerder op 13 februari 2018 een beschikking gegeven tussen partijen. Voor het verloop van de procedure tot 13 februari 2018 verwijst de rechtbank naar die beschikking. De rechtbank heeft bij die beschikking een voorlopige omgangsregeling vastgesteld en de behandeling van de verzoeken voor het overige pro forma aangehouden tot 13 augustus 2018, in afwachting van de resultaten van ouderschapsbemiddeling.
1.2.
De rechtbank heeft daarna (onder meer)ontvangen:
  • het bericht van de zijde van de vader van 28 februari 2019;
  • het bericht van de zijde van de moeder van 22 maart 2019;
  • het bericht van de zijde van de moeder van 19 juni 2019
  • het bericht van de zijde van de vader van 19 juni 2019;
  • het bericht van de zijde van de moeder met bijlage 1;
1.3.
De verzoeken zijn verder besproken op de zitting van 3 september 2019, in aanwezigheid van de ouders en hun advocaten en mevrouw [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming Midden-Nederland, locatie [plaatsnaam] (hierna de Raad.)

2.Wat vast staat

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2.
Hun minderjarige kind is: [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] , hierna [voornaam van minderjarige] .
2.3.
De moeder heeft alleen het ouderlijk gezag over [voornaam van minderjarige] . De vader heeft [voornaam van minderjarige] erkend.
2.4.
In de beschikking van 13 februari 2018 heeft de rechtbank een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, waarbij [voornaam van minderjarige] omgang heeft met de vader:
in de eerste maand: iedere zaterdag van 12.00 uur tot 19.00 uur;
na een maand: iedere zaterdag van 12.00 uur tot 19.00 uur, alsmede eenmaal per maand, het laatste weekend, aansluitend een overnachting, hetgeen in overleg met het buurt/wijkteam uitgebreid kan worden.

3.Verzoeken en verweren

3.1.
De rechtbank moet nog een beslissing nemen over het verzoek van de vader om hem samen met de moeder met het ouderlijk gezag over [voornaam van minderjarige] te belasten en om een (definitieve) omgangsregeling vast te stellen. De vader heeft een omgangsregeling verzocht waarbij [voornaam van minderjarige] bij hem verblijft gedurende twee nachten en twee dagen per week, en gedurende de helft van de schoolvakanties en feestdagen, waarbij beide partijen voor het vervoer zorgdragen in die zin dat de ene brengt en de ander haalt.
3.2.
De vader heeft op de zitting zijn verzoek verminderd in die zin dat hij nu vraagt een omgangsregeling vast te stellen waarbij [voornaam van minderjarige] bij hem verblijft van vrijdag 17.00 uur tot zondag na het eten, 19.00 uur. De vader licht toe dat [voornaam van minderjarige] op dit moment om het weekend bij hem verblijft van zaterdag op zondag. Hij heeft nu een andere baan waardoor hij [voornaam van minderjarige] al op vrijdag 17.00 uur kan hebben. Hij handhaaft het verzoek om gezamenlijk gezag. Hij vertelt dat hij en de moeder nu wel in staat zijn om rustig met elkaar te praten. Het contact verloopt via de telefoon. Hij vindt dat er nog wel meer informatie over [voornaam van minderjarige] uitgewisseld moet worden, bijvoorbeeld dat hij van de moeder hoort hoe het op school is gegaan zodat hij daar op kan inspelen. Hij realiseert zich dat hij zelf de moeder ook vragen kan stellen. Als hij ook het gezag over [voornaam van minderjarige] krijgt, heeft hij een gelijkwaardige positie zodat hij ook zelf rechtstreeks informatie van school kan krijgen.
3.3.
De moeder vindt ook dat de communicatie verbeterd is. Ook zij heeft nog wensen om meer vertrouwen in de vader te krijgen. Zo zou ze graag willen dat de vader zelf informeert hoe [voornaam van minderjarige] ’s week is geweest als hij hem komt ophalen. Dan gaat de overdracht ook wat makkelijker. Ook wil ze graag weten waar hij dat weekend met [voornaam van minderjarige] verblijft. De vader verblijft namelijk op verschillende adressen, onder andere bij zijn moeder in België. De moeder vindt niet dat de omgang uitgebreid moet worden omdat [voornaam van minderjarige] het al heel druk heeft. Hij gaat nu ook naar school, en hij heeft zijn slaap nodig. Als toch wordt uitgebreid naar de vrijdag, dan liever rond 18.30 uur, dan heeft hij bij de moeder nog een rustige dag gehad. De moeder vertelt dat het punt van de schoolvakanties en feestdagen bij mevrouw [B] tijdens de ouderbegeleiding besproken is. [voornaam van minderjarige] is nog nooit met zijn vader op vakantie geweest. Ze heeft er op zichzelf geen bezwaar tegen maar wil wel op de hoogte worden gehouden hoe het gaat.

4.Beoordeling van de verzoeken

4.1.
De Raad heeft op de zitting geadviseerd om de omgang geleidelijk uit te breiden en de vader mede met het gezag over [voornaam van minderjarige] te belasten.
Gezag
4.2.
De rechtbank zal het verzoek van de vader om hem samen met de moeder met het gezag te belasten toewijzen. Het uitgangspunt van de wetgever is namelijk dat ouders gezamenlijk zijn belast met het gezag over hun kinderen. Het verzoek van de vader kan op grond van artikel 1:253c lid 1 en 2 van het Burgerlijk Wetboek alleen worden afgewezen als er een onaanvaardbaar risico is dat [voornaam van minderjarige] klem of verloren zou raken tussen de ouders als de ouders gezamenlijk worden belast met het gezag en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of als afwijzing van het verzoek van de vader om een andere reden in het belang van [voornaam van minderjarige] noodzakelijk is. De rechtbank is het met de Raad eens dat er geen belemmeringen zijn om de vader mede met het gezag over [voornaam van minderjarige] te belasten.
De communicatie tussen partijen is weliswaar nog niet optimaal maar er zijn al belangrijke stappen gezet. De ouders hebben nog ouderbegeleiding van mevrouw [B] en de verwachting is dat de ouders daardoor hun verstandhouding nog meer zullen verbeteren. Beide ouders willen bijvoorbeeld graag meer informatie uitwisselen bij de overdracht van [voornaam van minderjarige] . Het is daarom wel goed en in het belang van [voornaam van minderjarige] als de ouders doorgaan met de ouderbegeleiding.
Zorgregeling
4.3.
De rechtbank vindt, net zoals de Raad, dat de zorgregeling met [voornaam van minderjarige] kan worden uitgebreid. Het feit dat [voornaam van minderjarige] nu schoolgaand is, is daarvoor naar het oordeel van de rechtbank geen belemmering.
De rechtbank zal wel een opbouwregeling vaststellen vanwege het volgende.
Het is belangrijk dat [voornaam van minderjarige] de tijd krijgt om aan veranderingen in zijn leven te wennen. Hij is nu net schoolgaand geworden en dat is al een belangrijke wijziging in zijn leven. Daarom vindt de rechtbank het voor [voornaam van minderjarige] fijn dat de regeling zoals die nu is tot de herfstvakantie zo blijft. Vanaf de herfstvakantie kan in het omgangsweekend om en om de vrijdag erbij tot 1 januari 2020 en vanaf deze datum kan [voornaam van minderjarige] om het weekend vanaf de vrijdag bij zijn vader zijn. De rechtbank neemt het advies van de Raad over dat de zorgregeling op de vrijdag om 17.00 uur start, zodat [voornaam van minderjarige] bij de vader kan eten, en op zondag om 17.00 eindigt, zodat hij bij zijn moeder kan eten en kan wennen in de aanloop naar de nieuwe week.
De ouders zijn het in principe eens dat de vakanties en de feestdagen worden gedeeld. Omdat [voornaam van minderjarige] nog jong is, is het wel belangrijk dat hij nog niet meer dan twee aaneengesloten weken bij de vader verblijft. De ouders kunnen (eventueel met hulp van mevrouw [B] ) bespreken op welke wijze [voornaam van minderjarige] tijdens de vakanties met vader tussentijds contact kan hebben met zijn moeder.

5.Beslissing

De rechtbank:
Gezag
5.1.
bepaalt dat de vader mede wordt belast met het ouderlijk gezag over [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2015;
zorgregeling
5.2.
stelt de volgende zorgregeling vast:
  • handhaaft tot aan de herfstvakantie 2019 de huidige zorgregeling dat [voornaam van minderjarige] een keer per 14 dagen van zaterdag (12.00 uur of eerder) tot zondag (19.00 uur of eerder) bij de vader verblijft;
  • vanaf de herfstvakantie 2019 verblijft [voornaam van minderjarige] een keer per 14 dagen om en om van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de vader en van zaterdag op zondag zoals in de periode daarvoor;
  • vanaf 1 januari 2020 verblijft [voornaam van minderjarige] een keer per 14 dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de vader;
Daarnaast ook de helft van de schoolvakanties en feestdagen, maar de eerste jaren niet meer dan twee weken aaneengesloten;
5.3.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af wat meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J. Elferink, (kinder)rechter, in aanwezigheid van drs. M.G.M. van Rijnstra als griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2019.
Hoger beroep
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroepschrift kan uitsluitend door een advocaat worden ingediend. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden kunnen het hoger beroep uiterlijk drie maanden na de dag van de uitspraak instellen. Andere belanghebbenden kunnen het beroep instellen uiterlijk drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.