In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 oktober 2019 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die in 2009 in Turkije zijn getrouwd. De vrouw heeft verzocht om echtscheiding en om nevenvoorzieningen, waaronder de hoofdverblijfplaats van hun gezamenlijke zoon, de zorgregeling en kinderalimentatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de relatie tussen partijen duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken. De rechtbank heeft bepaald dat de zoon bij de vrouw zal wonen, zoals door partijen is overeengekomen, en heeft een zorgregeling vastgesteld waarbij de zoon elke zondag en woensdag bij de man verblijft.
Daarnaast heeft de rechtbank de man verplicht om € 88,- per maand aan kinderalimentatie te betalen, met ingang van de dag van inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw om de man te veroordelen tot betaling van de helft van de gezamenlijke schulden afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de man gehouden is om deze schulden te dragen volgens Turks recht. De vrouw is tevens aangewezen als huurster van de echtelijke woning. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de echtscheiding zelf, en heeft bepaald dat partijen hun eigen proceskosten dragen.