ECLI:NL:RBMNE:2019:6744

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 augustus 2019
Publicatiedatum
2 maart 2021
Zaaknummer
UTR 18/648
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit Uwv over arbeidsongeschiktheid en recht op IVA

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 augustus 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E.D. Breugelmans-Tanis, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. H. Peters. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van het Uwv waarin werd vastgesteld dat de arbeidsongeschiktheid van de werkneemster, die voor eiseres als schoonmaakster werkte, niet duurzaam was, waardoor zij geen recht had op een Inkomensvoorziening Volledig en duurzaam Arbeidsongeschikten (IVA).

De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkneemster op 8 augustus 2017 volledig arbeidsongeschikt was, maar dat het Uwv ten onrechte heeft geconcludeerd dat deze arbeidsongeschiktheid niet duurzaam was. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag lag, onzorgvuldig was verricht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had onvoldoende informatie opgevraagd bij de behandelaars van de werkneemster, wat in strijd was met de zorgvuldigheidseisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Eiseres krijgt haar griffierecht vergoed en het Uwv wordt veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.024,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 18/648

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 augustus 2019 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats 1], eiseres

(gemachtigde: mr. E.D. Breugelmans-Tanis),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. H. Peters).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[voormalig werkneemster], te [woonplaats 2].

Procesverloop

Bij besluit van 8 augustus 2017 (het primaire besluit) heeft het Uwv bepaald dat de mate van arbeidsongeschiktheid van de derde-partij, de voormalige werkneemster van eiseres, (werkneemster) niet wijzigt. Eiseres wordt nog steeds 80 tot 100% arbeidsongeschikt geacht.
Bij besluit van 4 januari 2018 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De werkneemster is ook verschenen, vergezeld door haar dochter, [dochter].
Het onderzoek op de zitting is vervolgens geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen nader te onderzoeken en motiveren of er al dan niet sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid.
Na reacties van partijen heeft de rechtbank op 25 juli 2019 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Omdat werkneemster geen toestemming heeft gegeven om medische gegevens te delen
met haar voormalig werkgeefster eiseres, zal de rechtbank in deze uitspraak de medische stukken niet inhoudelijk weergeven en zullen de medische klachten van werkneemster slechts in algemene zin worden benoemd.
Inleiding
2. Werkneemster is als schoonmaakster werkzaam geweest bij eiseres. Op 16 augustus 2011 is werkneemster ziek geworden. Na 2 jaar ziekte heeft zij een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (wet WIA) ontvangen. De mate van arbeidsongeschiktheid heeft verweerder bepaald op 80 tot 100%. Eiseres is eigenrisicodrager. Dat betekent dat de betaling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering en de kosten van re-integratie voor haar rekening komen. Op 5 mei 2017 heeft eiseres het Uwv verzocht om een herbeoordeling van de gezondheid van de werkneemster. Dit heeft geleid tot de besluiten, die staan vermeld onder het kopje ‘Procesverloop’.
Waar gaat deze zaak om?
3. Iemand die tussen de 80% en 100% arbeidsongeschikt is, is ‘volledig’ arbeidsongeschikt. Het Uwv moet dan beoordelen of deze persoon ook ‘duurzaam’ arbeidsongeschikt is. Duurzaam houdt in dat iemands ziekte naar verwachting niet zal verbeteren. Als dat het geval is, heeft iemand recht op een Inkomensvoorziening Volledig en duurzaam Arbeidsongeschikten (IVA).
4. In het kader van de herbeoordeling heeft een verzekeringsarts van het Uwv de werkneemster medisch onderzocht op 26 juni 2017. Hij heeft beperkingen vastgesteld. Hij verwacht dat de arbeidsmogelijkheden op een termijn van 1 tot 2 jaar zeer waarschijnlijk zullen verbeteren. De arbeidsdeskundige heeft daarna onderzoek verricht. Hij heeft geen functies kunnen vinden in het systeem. Op basis van dat onderzoek heeft het Uwv in het primaire besluit gezegd dat de mate van arbeidsongeschiktheid van de werkneemster niet wijzigt, dus 80 tot 100% blijft. Werkneemster is dus volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt, zodat zij geen recht heeft op een IVA.
5. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van de werkneemster gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. Er kan op termijn nog een verbetering van de belastbaarheid plaatsvinden. De arbeidsdeskundige kon zich ook vinden in de beoordeling van de arbeidsdeskundige. Hierop heeft het Uwv het bestreden besluit genomen, waarbij het primaire besluit in stand heeft gelaten.
6. Eiseres vindt dat het medisch onderzoek naar de vraag of de beperkingen van werkneemster duurzaam zijn, onzorgvuldig is verricht. Volgens eiseres komt werkneemster in aanmerking voor een IVA. Volgens haar zal de ziekte van de werkneemster naar verwachting niet verbeteren.
Wat is het beoordelingskader?
7. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is volgens artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA, hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Volgens het derde lid wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
8. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter op het gebied van sociale zekerheidszaken, de Centrale Raad van Beroep (CRvB), worden er hoge eisen gesteld aan de motivering van het oordeel dat de belastbaarheid naar verwachting nog zal verbeteren. De enkele stelling dat er nog behandelmogelijkheden zijn, is daarvoor onvoldoende. De inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de individuele verzekerde aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de medische situatie van de verzekerde op de datum in geding. Indien die inschatting berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde.
Wat vindt de rechtbank?
9. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat werkneemster als volledig arbeidsongeschikt dient te worden beschouwd. Het geschil beperkt zich tot de vraag of het Uwv terecht heeft geconcludeerd dat deze volledige arbeidsongeschiktheid op 8 augustus 2017 niet duurzaam is, zodat werkneemster niet voor een IVA in aanmerking komt.
10. Op de zitting bij de rechtbank heeft de werkneemster toegelicht welke behandelingen zij heeft ondergaan. Volgens haar zijn deze behandelingen adequaat geweest en kan een eventuele andere behandeling niet leiden tot verbetering van haar klachten. Gelet hierop heeft de rechtbank het onderzoek op de zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen nader te onderzoeken en motiveren of er al dan niet sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid.
11. Op 5 april 2019 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een aanvullend rapport opgemaakt. Zij heeft hiervoor medische informatie van de oude en nieuwe behandelaars opgevraagd. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is nog behandeling bij en begeleiding door een gespecialiseerde instelling mogelijk. Uit de opgevraagde informatie blijkt niet dat deze behandeling heeft plaatsgevonden.
12. De rechtbank is van oordeel dat eiseres terecht stelt dat het medisch onderzoek, dat ten grondslag ligt aan het bestreden besluit, onzorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zich in het tijdens de bezwaarprocedure opgemaakte rapport van 30 november 2017 op het standpunt gesteld dat tot nu toe niet alle behandelopties waren benut. Uit het dossier volgt dat eiseres reeds behandelingen bij een instelling heeft gevolgd en dat eiseres vanaf 7 maart 2017 een behandeling bij een andere instelling is gestart. Gelet op de onder rechtsoverweging 8 beschreven vaste rechtspraak van de CRvB had de verzekeringsarts bezwaar en beroep al in bezwaar informatie moeten opvragen bij de oude en nieuwe behandelaars. De beroepsgrond slaagt. Het bestreden besluit is onvoldoende zorgvuldig voorbereid. Het is daarmee in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) genomen, zodat het beroep gegrond is en vernietiging van het bestreden besluit moet volgen.
13. De rechtbank zal vervolgens beoordelen of er aanleiding is om het geschil definitief te beslechten. Hiertoe zal zij bezien of de verzekeringsarts bezwaar en beroep met het aanvullend rapport van 5 april 2019, waarin de opgevraagde informatie bij de behandelaars is betrokken, voldoende inzichtelijk heeft gemotiveerd waarom de volledige arbeidsongeschiktheid op 8 augustus 2017 niet duurzaam kan worden geacht. De rechtbank vindt van wel en geeft hiervoor de volgende redenen. In het rapport van 5 april 2019 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat er voor de werkneemster de mogelijkheid bestaat om door een gespecialiseerde instelling begeleid en behandeld te worden voor haar klachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat na deze behandeling verbetering van de belastbaarheid te verwachten is. Deze door de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangenomen verwachting is voldoende gebaseerd op de medische situatie van werkneemster, die gold op 8 augustus 2017. Mede gelet op de informatie van de behandelaars over het reeds doorlopen behandeltraject en over de behandelresultaten acht de rechtbank de stelling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de door haar genoemde begeleiding en behandeling door een gespecialiseerde instelling nog niet heeft plaatsgevonden, voldoende onderbouwd.
14. Het Uwv heeft dan ook terecht geoordeeld dat de werkneemster op 8 augustus 2017 geen recht heeft op IVA.
Conclusie
15. Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep van eiseres gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. Dit betekent dat eiseres in haar zaak gelijk krijgt op een formeel punt (zie rechtsoverweging 12), waardoor zij de kosten van deze procedure terugkrijgt. Eiseres krijgt ongelijk wat betreft de inhoud van de zaak.
16. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het Uwv aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
17. De rechtbank veroordeelt het Uwv in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.024,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M.H. van Ek, rechter, in aanwezigheid van
B. van den Heuvel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
9 augustus 2019.
(de griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen)
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.