ECLI:NL:RBMNE:2019:6749

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 november 2019
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
16/659873-17 bezwaarschrift omzetting
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen omzetting van taakstraf naar vervangende hechtenis

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 november 2019 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van de veroordeelde tegen de omzetting van zijn taakstraf naar vervangende hechtenis. De veroordeelde had een taakstraf van 80 uren opgelegd gekregen, maar was niet begonnen met de uitvoering daarvan. De reclassering meldde dat de veroordeelde niet reageerde op uitnodigingen en dat zijn telefoonnummer buiten gebruik was. De rechtbank heeft de situatie van de veroordeelde in overweging genomen, waaronder het feit dat hij een baan had en het risico liep zijn woonruimte te verliezen als hij gedetineerd zou worden. De rechtbank oordeelde dat de omzetting van de taakstraf naar vervangende hechtenis niet correct was, omdat de veroordeelde in plaats daarvan jeugddetentie had moeten ondergaan. De rechtbank verklaarde het bezwaarschrift gegrond en gaf de veroordeelde de kans om zijn taakstraf alsnog binnen zes maanden te voltooien, waarbij 4 uren in mindering werden gebracht voor de tijd die hij in de Penitentiaire Inrichting had doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659873-17
Beslissing op het bezwaarschrift op grond van artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht van:
[veroordeelde] ,
geboren op [1997] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[postcode] [plaats] , [adres] ,
hier na te noemen: de veroordeelde.
De procedure
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken, waaronder:
- een gewaarmerkt extract van het vonnis van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank van 3 mei 2019, waarbij aan de veroordeelde een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, is opgelegd voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- een rapport van Reclassering Nederland, werkstrafunit Midden-Noord, van 8 augustus 2019, waaruit volgt dat veroordeelde niet reageert op uitnodigingen en niet is aangevangen met de werkstraf;
- een kennisgeving omzetting van de officier van justitie van 20 september 2019, waarbij de tenuitvoerlegging is bevolen van de vervangende hechtenis voor de duur van 27 dagen. Daarbij is rekening gehouden met de tijd die veroordeelde inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, naar de maatstaf van 2 uur per dag, in totaal 26 uren;
- het bezwaarschrift van mr F. Visser van 17 september 2019 tegen voornoemde kennisgeving omzetting.

2.De procesgang

Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 1 november 2019, waarbij zijn gehoord de officier van justitie, mr. A. Drogt, de veroordeelde en diens raadsman
mr. F. Visser, advocaat te Utrecht.

3.De behandeling

3.1
Het standpunt van de reclassering
Uit het rapport van de reclassering volgt dat veroordeelde niet heeft gereageerd op uitnodigingen van de reclassering en dat het bij de reclassering bekende telefoonnummer van veroordeelde buiten gebruik is. Gelet hierop acht de reclassering de taakstraf niet uitvoerbaar.
3.2
De veroordeelde
De veroordeelde heeft verklaard dat hij begeleid woont en geen uitnodigingen van de reclassering heeft ontvangen. Zijn post ontvangt hij niet rechtstreeks, maar gaat via de begeleiding die de post van alle bewoners ontvangt. Inmiddels heeft hij een baan voor 6 dagen per week en wordt er gewerkt aan zijn schulden. Als hij gedetineerd komt te zitten dan loopt hij het risico zijn kamer en zijn baan kwijt te raken en zal er niet aan zijn schulden gewerkt worden. Veroordeelde heeft aangegeven dat hij, achteraf gezien, wel naïef is geweest en zelf eerder contact had moeten zoeken. Veroordeelde heeft verzocht om alsnog een kans te krijgen zijn taakstraf te verrichten.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht het bezwaarschrift gegrond te verklaren, zodat veroordeelde alsnog de kans krijgt zijn taakstraf te verrichten.
De rechtbank heeft in haar schriftelijk vonnis het adolescentenstrafrecht toegepast. De kennisgeving tot omzetting van de officier van justitie ziet op het ten uitvoer leggen van hechtenis in plaats van jeugddetentie en is daarom is in strijd van het bepaald in artikel 77p van het Wetboek van Strafrecht. Veroordeelde heeft ten gevolge daarvan ook daadwerkelijk anderhalve dag in een Penitentiaire Inrichting gezeten in plaats van in een Jeugdinrichting.
Verder is er sprake van een situatie waarbij het grotendeels buiten de schuld van veroordeelde ligt dat de taakstraf niet is uitgevoerd. Op het moment dat het bericht van de omzetting door de politie aan hem werd uitgereikt heeft hij direct contact met de reclassering opgenomen, echter de opdracht was al retour gestuurd.
Op de te verrichten taakstraf dienen 4 uur in mindering te worden gebracht in verband met de anderhalve dag die veroordeelde in het kader van de omzetting in de P.I. heeft doorgebracht.
3.4
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangegeven dat op het zich in het dossier bevindende extract vonnis vervangende hechtenis staat vermeld.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op hetgeen ter terechtzitting is besproken en het persoonlijke belang van veroordeelde, het bezwaarschrift gegrond verklaard dient te worden.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het extract vonnis dat door het openbaar ministerie gebruikt wordt voor de executie van vonnissen een fout bevat. In het schriftelijke vonnis is vervangende jeugddetentie opgelegd. Door de rechtbank is bij het invoeren van het schriftelijk vonnis ten behoeve van het extract vonnis, in plaats van vervangende jeugddetentie, vervangende hechtenis ingevoerd.
De rechtbank constateert dat het bezwaarschrift tijdig door veroordeelde ter griffie van deze rechtbank is ingediend.
Uit het rapport van de reclassering volgt dat veroordeelde niet is aangevangen met de uitvoering van zijn taakstraf.
De rechtbank acht het echter van belang dat veroordeelde zijn woonruimte en werk zal behouden en weegt daarbij mee dat veroordeelde ook heeft ingezien dat hij anders had moeten handelen en dat hij bereid is zijn werkstraf uit te voeren.
De rechtbank zal daarom het bezwaarschrift gegrond verklaren en veroordeelde alsnog in de gelegenheid stellen zijn taakstraf binnen 6 maanden na heden te verrichten. De rechtbank zal op de nog te verrichten werkstraf van 54 uren, 4 uur in mindering brengen voor de tijd die veroordeelde in het kader van de omzetting in de Penitentiaire Inrichting heeft doorgebracht.

4.De beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het bezwaarschrift gegrond;
  • bepaalt dat 50 uren taakstraf moeten worden verricht binnen 6 maanden na heden.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.A. Gerritse, voorzitter, en mrs. C. van de Lustgraaf en J.W.B. Snijders Blok, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 november 2019.