ECLI:NL:RBMNE:2019:6758

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 januari 2019
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
7276885 UC EXPL 18-11550 MG/28934
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • O.A. van Steenbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank Midden-Nederland in civiele zaak met forumkeuzebeding

In deze civiele zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, is op 30 januari 2019 vonnis gewezen in een incident. De eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, had een dagvaarding ingediend tegen de gedaagde, die in een andere woonplaats woont. De eiseres had de gedaagde gedagvaard voor de rechtbank Midden-Nederland op basis van een forumkeuzebeding in de overeenkomst tussen partijen. De gedaagde heeft echter gevorderd dat de kantonrechter zich onbevoegd verklaart, omdat het forumkeuzebeding in zaken met een belang tot € 25.000,00 geen gevolg heeft. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiseres dit niet heeft betwist en heeft geoordeeld dat de zaak moet worden verwezen naar de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, omdat deze volgens de hoofdregel van artikel 99 Rv bevoegd is om over de zaak te oordelen.

Daarnaast heeft de gedaagde een vordering in reconventie ingediend tot opheffing van het door de eiseres gelegde beslag. De kantonrechter heeft geoordeeld dat, hoewel de rechter in conventie relatief onbevoegd is, hij in beginsel bevoegd blijft om de vordering in reconventie te behandelen. Echter, ook voor de vordering in reconventie is de rechtbank Limburg relatief bevoegd, omdat het forumkeuzebeding geen gevolg heeft. De eiseres is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident, begroot op € 240,00 aan salaris voor de gemachtigde van de gedaagde.

De hoofdzaak is verwezen naar de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, voor verdere behandeling. De partijen zijn erop gewezen dat zij opnieuw griffierecht moeten betalen en dat één van hen de overige partijen moet oproepen tegen de nieuwe roldatum.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 7276885 UC EXPL 18-11550 MG/28934
Vonnis in incident van 30 januari 2019
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] , eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident, gemachtigde: mr. [gemachtigde] ,
tegen:
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] , verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij in de hoofdzaak, eisende partij in het incident, gemachtigde: mr. H.J.M. Stassen.

1.De procedure

1.1.
[eiseres] heeft een dagvaarding ingediend. Daarna heeft [gedaagde] een incidentele conclusie tot relatieve onbevoegdheid, tevens conclusie van antwoord in conventie en conclusie van eis in reconventie in het geding gebracht. Daarop heeft [eiseres] gereageerd met een conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident. Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.De beoordeling

in het incident
2.1.
[gedaagde] woont in [woonplaats] . Desondanks heeft [eiseres] , de voormalig advocaat van [gedaagde] , [gedaagde] gedagvaard voor de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, omdat in de overeenkomst tussen partijen een forumkeuzebeding voor de rechtbank Midden­ Nederland is opgenomen.
2.2.
[gedaagde] heeft gevorderd dat de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland zich onbevoegd verklaart omdat een forumkeuzebeding in zaken met een belang tot € 25.000,00 geen gevolg heeft.
2.3.
[eiseres] heeft dat niet betwist. De zaak zal dan ook worden verwezen naar de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, omdat de rechter in Maastricht volgens de hoofdregel van artikel 99 Rv bevoegd is om over de zaak te oordelen.
2.4.
[gedaagde] heeft ook een vordering in reconventie, tot opheffing van het door [eiseres] gelegde beslag, ingediend. [eiseres] heeft, met een beroep op artikel 138 Rv, gesteld dat die vordering door de onbevoegdheid van de rechtbank Midden-Nederland ten aanzien van de vordering in conventie niet wordt getroffen. De kantonrechter stelt vast dat dit in beginsel juist is. Als de rechter relatief onbevoegd is in conventie, dient hij de zaak in reconventie in beginsel aan zich te houden. Dit geldt echter alleen als de rechter relatief bevoegd is in de zaak in reconventie. Dat is de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland niet. Immers, het forumkeuzebeding heeft geen gevolg. Ook voor wat betreft de vordering in reconventie is de rechtbank Limburg, locatie Maastricht relatief bevoegd. De voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht heeft het beslagverlof immers verleend.
2.5.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op€ 240,00 aan salaris gemachtigde.
in de hoofdzaak
2.6.
De hoofdzaak zal worden verwezen naar de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, kamer voor kantonzaken. Voor voortzetting van deze procedure is vereist dat een van partijen de overige partijen bij exploot oproept tegen een nieuwe roldatum, zulks op de voet van het bepaalde in artikel 74 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, welke bepaling krachtens artikel 110 van die wet van toepassing is. leder der partijen is tot de hiervoor bedoelde oproeping gerechtigd.

3.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
3.1.
verklaart zich onbevoegd om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen;
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het incident, tot aan deze uitspraak begroot op€ 240,00;
in de hoofdzaak
3.3.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, kamer voor kantonzaken, op woensdag 27 februari 2019 om 10:00 uur;
3.4.
wijst partijen erop dat van partijen na verwijzing opnieuw hetzelfde griffierecht wordt geheven, met dien verstande dat het eerder geheven griffierecht hierop in mindering wordt gebracht;
3.5.
wijst partijen erop dat het nieuwe griffierecht binnen vier weken na voormelde rolzitting moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank waar de zaak naar wordt verwezen;
3.6.
wijst partijen erop dat voor voortzetting van deze procedure vereist is dat één van partijen de overige partijen bij exploot oproept tegen voormelde rolzitting.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.A. van Steenbeek, kantonrechter, en
is in hetopenbaar uitgesproken op 30 januari 2019.