ECLI:NL:RBMNE:2019:6775

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 oktober 2019
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
16/142806-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Psychiatrische problematiek en niet-toerekeningsvatbaarheid in strafzaken

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 11 oktober 2019, stond de verdachte terecht voor twee delicten: vernieling van een matras en kussen op 14 juni 2019 en mishandeling van een slachtoffer op 16 mei 2019. De verdachte was ten tijde van de feiten opgenomen in een psychiatrische kliniek en had medicatie geweigerd, omdat zij dacht dat het nepmedicatie betrof. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de rapportages van deskundigen in overweging genomen. De deskundigen concludeerden dat de verdachte ten tijde van de feiten psychotisch was en niet in staat was om haar handelen te controleren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet toerekeningsvatbaar was voor de gepleegde feiten en heeft haar ontslagen van alle rechtsvervolging. Dit vonnis benadrukt de impact van psychiatrische aandoeningen op de strafbaarheid van verdachten en de noodzaak om deze factoren in overweging te nemen bij de beoordeling van strafzaken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/142806-19; 16/119766-19 (gev. ttz); 16/187996-18 (vordering tot tenuitvoerlegging) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 oktober 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 september 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.P. Altena en van hetgeen verdachte en mr. D.C. Dorrestein, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ten aanzien van parketnummer 16/142806-19:
op 14 juni 2019 te Utrecht opzettelijk een matras en een kussen, toebehorende aan [instelling] , heeft vernield.
ten aanzien van parketnummer 16/119766-19:
op 16 mei 2019 te Utrecht [slachtoffer] heeft mishandeld;

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder de parketnummers 16/142806-19 en 16/119766-19 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van het onder parketnummer 16/142806-19 ten laste gelegde
Nu verdachte het onder parketnummer 16/142806-19 ten laste gelegde heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 september 2019 [2] ;
- een aangifteformulier voor werknemers instellingen van [werknemer] van 14 juni 2019 [3] .
Ten aanzien van het onder parketnummer 16/119766-19 ten laste gelegde
Nu verdachte het onder parketnummer 16/119766-19 ten laste gelegde heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 september 2019 [4] ;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 16 mei 2019 [5] .
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder de parketnummers 16/142806-19 en 16/119766-19 ten laste gelegde heeft gepleegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder parketnummer 16/142806-19 ten laste gelegde
op 14 juni 2019 te Utrecht, opzettelijk en wederrechtelijk een matras en een kussen, dat aan een ander, te weten [instelling] toebehoorde, heeft vernield;
ten aanzien van het onder parketnummer 16/119766-19 ten laste gelegde
op 16 mei 2019 te Utrecht, [slachtoffer] heeft mishandeld door hete koffie te gooien in/op het gezicht en de armen van die [slachtoffer] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van het onder parketnummer 16/142806-19 ten laste gelegde:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
ten aanzien van het onder parketnummer 16/119766-19 ten laste gelegde
mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Ten aanzien van het onder parketnummer 16/142806-19 ten laste gelegde
Over verdachte zijn ten aanzien van het onder parketnummer 16/142806-19 ten laste gelegde de volgende rapporten opgemaakt:
- een rapport van 20 september 2019, opgemaakt door H. Wind, psychiater;
- een rapport van 16 september 2019, opgemaakt door R.S. Turk, GZ-psycholoog.
Het rapport, opgemaakt door psychiater Wind, houdt onder meer in dat verdachte een schizo-affectieve stoornis heeft van het depressieve type. Dit is een chronische psychotische stoornis. Daarnaast heeft verdachte een ernstige stoornis in alcoholgebruik en PTSS kenmerken die zijn ontstaan na seksueel geweld. De psychiater concludeert dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit ernstig psychotisch was, paranoïde wanen en akoestische hallucinaties had, waarbij ze de realiteit als bedreigend interpreteerde en uiting heeft gegeven aan onheil en woedegevoelens door het plegen van de vernielingen. In haar beleving werd ze getreiterd door de verpleging en weigerde ze al langere tijd de voorgeschreven medicatie in te nemen, omdat ze in haar denken nepmedicatie kreeg aangeboden. Verdachte had in die situatie geen controle over haar handelen en vanwege de manifeste psychotische symptomen ten tijde van de ten laste gelegde feiten, wordt de rechtbank geadviseerd betrokkene niet toerekeningsvatbaar te achten.
Het rapport, opgemaakt door GZ-psycholoog drs. R.S. Turk, houdt, naast de voornoemde conclusies van de psychiater, onder meer in dat verdachte weet dat zij brand sticht uit woede en vernielzucht, maar dat zij daartegen geen weerstand kan bieden. De schizo-affectieve stoornis wordt gekenmerkt door wanen en hallucinaties die gekoppeld zijn aan een depressieve stemming, waardoor zij niet in vrijheid over haar wil kan beschikken. Verdachte is niet in staat de spanning ten gevolge van haar toestand en haar opname in banen te leiden en valt terug op primitief en impulsief gedrag dat zij niet kan sturen en zij voelt zich gedwongen brand te stichten wanneer zij woedend wordt en zich bedreigd voelt. Naar de mening van de onderzoeker had zij zichzelf ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde niet in de hand. Geadviseerd wordt het ten laste gelegde niet toe te rekenen aan verdachte.
Conclusie
De rechtbank is op basis van de conclusies van de deskundigen van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde niet aan verdachte kan worden toegerekend en zij zal verdachte daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van het onder parketnummer 16/119766-19 ten laste gelegde
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder parketnummer 16/119766-19 ten laste gelegde betoogt dat er sprake is van
culpa in causa, nu verdachte op enig moment heeft besloten om haar medicatie niet meer in te nemen en opnieuw flinke hoeveelheden alcohol te nuttigen, waardoor dit de directe reden is geweest voor de daaropvolgende opname van verdachte. Verdachte heeft om die reden zichzelf in de positie gebracht waarin zij psychotisch werd en is daarom strafbaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de inhoud van de voornoemde psychiatrische en psychologische onderzoeken onverkort van toepassing zijn op het feit van 16 mei. Ten tijde van dit ten laste gelegde feit verbleef verdachte al op de psychiatrische afdeling en zij was gestopt met het innemen van medicatie, omdat zij in de waan verkeerde dat het nepmedicatie betrof. Daarnaast is aan de antwoorden die verdachte gaf bij het politieverhoor te zien dat er sprake was van problematiek. De verdediging verzoekt de rechtbank dan ook het onder parketnummer 16/119766-19 ten laste gelegde niet aan verdachte toe te rekenen en haar te ontslaan van alle rechtsvervolging.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit was opgenomen in een psychiatrische kliniek vanwege de hiervoor omschreven problematiek. Daarnaast is uit de rapportages gebleken dat verdachte in de kliniek medicatie heeft geweigerd, omdat ze ervan overtuigd was dat het nepmedicatie betrof. Voorts weegt de rechtbank mee dat er een relatief kort tijdsbestek is geweest tussen de ten laste gelegde feiten en wijzen de antwoorden van verdachte in het op dezelfde dag afgenomen verhoor er sterk op dat zij ten tijde van de ten laste gelegde mishandeling psychotisch was.
De rechtbank is om voornoemde redenen met de verdediging van oordeel dat de conclusies van de deskundigen dat het onder parketnummer 16/119766-19 bewezen verklaarde evenmin aan verdachte kan worden toegerekend en de rechtbank zal verdachte tevens van de ten laste gelegde mishandeling ontslaan van alle rechtsvervolging.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het weigeren van de medicijnen, waarna verdachte verder is afgegleden en alcohol is gaan gebruiken, geen rationele keuze van verdachte is geweest maar past bij de door de deskundigen vastgestelde problematiek en waanideeën. Verdachte was er immers van overtuigd dat zij ‘nepmedicatie’ kreeg. De rechtbank is van oordeel dat er onder deze omstandigheden geen sprake kan zijn van
culpa in causa.

8.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van deze rechtbank van 10 december 2018 (parketnummer 16/187996-18) is verdachte een geldboete van € 250,- opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten.
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen. Reden daarvoor is de voornoemde beslissing tot ontslag van alle rechtsvervolging van verdachte.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ten aanzien van dat feit;
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/187996-18
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, voorzitter, mrs. C. van de Lustgraaf en J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Jaater, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 oktober 2019.
Mr. J. Wiersma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16/142806-19:
zij op of omstreeks 14 juni 2019 te Utrecht, opzettelijk en wederrechtelijk een matras en/of een kussen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [instelling] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Parketnummer 16/119766-19:
zij op of omstreeks 16 mei 2019 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door hete koffie, althans hete vloeistof, te gooien in/op het gezicht en/of de armen van die [slachtoffer] ;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 15 juni 2019, genummerd PL0900-2019174200, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland doorgenummerd 1 tot en met 29 en het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 mei 2019, genummerd PL0900-2019143189, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 21. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffende het proces-verbaal van 17 mei 2019, dan wordt (A) hieraan toegevoegd.
2.Proces-verbaal ter terechtzitting van 27 september 2019.
3.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een aangifteformulier voor werknemers instellingen, van 14 juni 2019, opgenomen op pagina’s 3 tot en met 8.
4.Proces-verbaal ter terechtzitting van 27 september 2019.
5.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 3 (A).