ECLI:NL:RBMNE:2019:6780

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 december 2019
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
16/144844-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de meervoudige kamer in een strafzaak betreffende woninginbraak, heling en poging tot diefstal

Op 27 december 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1993 en gedetineerd. De zaak betreft meerdere strafbare feiten, waaronder een woninginbraak, heling van een bankpas en een poging tot diefstal. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit van woninginbraak, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij betrokken was bij de inbraak. De rechtbank heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde feit van heling van een bankpas, die hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig was. Daarnaast is bewezen verklaard dat hij samen met anderen geldbedragen heeft weggenomen door middel van pinnen met de gestolen bankpas, en dat hij heeft geprobeerd in te breken in een bedrijfsgebouw. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 9 maanden opgelegd, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook bepaald dat de verdachte zich moet houden aan reclasseringstoezicht om het recidiverisico te verminderen. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/144844-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 december 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de [Locatie] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 september 2019, 11 oktober 2019 en 13 december 2019.
De zaak is op 13 december 2019 gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte] onder parketnummer 16/144833-19.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en mr. H.J. Veen, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde:
in de periode van 27 april 2019 tot en met 29 april 2019 te Zeist, samen met anderen, bij een woninginbraak heeft weggenomen vuurwapens met bijbehorende munitie, een kluis en waardepapieren, een personenauto en sleutels, sieraden, een bankpas, een laptop en een sigarendoos, toebehorende aan de heer [aangever 1] ;
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde:
in de periode van 29 april 2019 tot en met 30 april 2019 te Utrecht en Maarssenbroek en Woerden, samen met anderen, een bankpas en manchetknopen voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
in de periode van 29 april 2019 tot en met 30 april 2019 te Utrecht en Maarssenbroek en Woerden, samen met anderen, door te pinnen met een gestolen pinpas een geldbedrag van in totaal € 6.852,12, toebehorende aan de heer [aangever 1] en/of [bedrijf 1] , heeft weggenomen;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
op 31 mei 2019 te Enschede, samen met anderen, uit een bedrijfspand heeft geprobeerd geld en/of goederen weg te nemen door de zijdeur van het pand open te breken en in het pand de kluis open te breken.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair, onder 2 en onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair ten laste gelegde en voert daartoe aan dat ten aanzien van het primair ten laste gelegde onduidelijkheid bestaat over het moment van de woninginbraak. Daarnaast blijkt uit de camerabeelden van [bedrijf 2] dat verdachte in de vroege ochtend van 29 april 2019 niet degene is die met de bij de woninginbraak weggenomen Jaguar tankt. Daarnaast zijn de bij [Winkel] aangeboden manchetknopen beleend door een ander dan verdachte, ook al zijn de manchetknopen op zijn naam beleend. [naam] had verdachte niet in zijn administratie staan en daarnaast is het opvallend dat hij de politie heeft gebeld op 20 juni 2019 en aangaf dat hij de maandag of dinsdag daarvoor gebeld was door ‘ [verdachte] ’, terwijl verdachte al op 17 juni 2019 was aangehouden en dus niet degene kon zijn die over de manchetknopen belde.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair met betrekking tot de bankpas, onder 2 en onder 3 ten laste gelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, in de periode van 27 april 2019 tot en met 29 april 2019 te [woonplaats] een woninginbraak heeft gepleegd bij het adres [adres 1] en daarbij een aantal goederen heeft weggenomen, waaronder een Jaguar, laptop, sigarendoos, manchetknopen en een bankpas. Op basis van de getuigenverklaring van buurvrouw [getuige 1] , die op 29 april 2019 om 00:30 drie mannen bij de woning en de Jaguar van aangever ziet en de Jaguar van aangever hoort wegrijden, en de camerabeelden van [bedrijf 2] aan de Rijksweg A27 te Groenekan, waarop de weggenomen Jaguar om 03:16 zichtbaar is, stelt de rechtbank vast dat de woninginbraak heeft plaatsgevonden op 29 april 2019 tussen 00:30 uur en 03:16 uur. Onderzoek door de politie heeft verder geen bruikbare sporen in de woning opgeleverd. Wel is gebleken dat verdachte diezelfde dag in ieder geval vanaf 14:19 uur beschikte over de weggenomen bankpas van de aangever. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan in een geval waarin een verdachte kort na de diefstal wordt aangetroffen in omstandigheden die op betrokkenheid bij de diefstal duiden, van een verdachte worden verlangd dat hij een aannemelijke verklaring geeft. Verdachte heeft bij de politie en op de zitting verklaard dat hij de bankpas van medeverdachte [medeverdachte] heeft gekregen en in opdracht van hem pintransacties moest uitvoeren. De rechtbank acht deze verklaring niet onaannemelijk en ziet zich daarin gesterkt door het feit dat de bij de woninginbraak weggenomen laptop en sigarendoos zijn aangetroffen in de woning van de medeverdachte. Getuige [getuige 2] , de vriendin van de medeverdachte, heeft weliswaar verklaard dat deze goederen van verdachte waren, maar de rechtbank vindt deze verklaring onvoldoende betrouwbaar omdat de getuige de vriendin van medeverdachte [medeverdachte] betreft. Ten aanzien van de weggenomen manchetknopen van het merk Cartier is onvoldoende duidelijk of verdachte daadwerkelijk de persoon is geweest die deze heeft beleend bij [Winkel] , nu [naam] niets over verdachte in zijn administratie had staan en er ook geen camerabeelden beschikbaar waren. Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte in de periode van 27 april 2019 tot en met 29 april 2019 te Zeist een woninginbraak heeft gepleegd bij het adres [adres 1] . De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
4.3.2
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 1 subsidiair, onder 2 en onder 3 ten laste gelegde [1]
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 december 2019 [2] ;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] van 29 april 2019 [3] .
Partiële vrijspraak
Gelet op hetgeen onder 4.3.1 is overwogen, komt de rechtbank tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte in de periode van 29 april 2019 tot en met 30 april 2019 te Zeist sieraden (manchetknopen) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. De rechtbank zal verdachte daarom gedeeltelijk vrijspreken ten aanzien van de heling van de ten laste gelegde sieraden (manchetknopen), zoals ten laste gelegd onder 1 subsidiair.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 december 2019 [4] ;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] van 29 april 2019 [5] .
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 december 2019 [6] ;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] van 31 mei 2019 [7] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde
in de periode van 29 april 2019 tot en met 30 april 2019 te Zeist, tezamen en in vereniging met anderen, een bankpas op naam van [bedrijf 1] voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
op meer tijdstippen in de periode van 29 april 2019 tot en met 30 april 2019 te Utrecht en Maarssenbroek en Woerden, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (door te pinnen) heeft weggenomen geldbedragen van in totaal € 6.852,12, welke geldbedragen geheel toebehoorden aan [aangever 1] en/of [bedrijf 1] , waarbij hij, verdachte en zijn mededaders het weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een bankpas op naam van [bedrijf 1] (met bijbehorende pincode);
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
op 31 mei 2019 te [woonplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een (bedrijfs)pand (" [bedrijf 3] ", gelegen aan de [adres 2] ) weg te nemen geld en/of goed(eren) van zijn/hun gading, geheel toebehorende aan [aangever 2] , en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, als volgt heeft gehandeld, hebbende hij, verdachte en zijn mededader
- de (zij)deur van het (bedrijfs)pand opengebroken en
- in het (bedrijfs)pand getracht de kluis open te breken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde
Opzetheling;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de LOVS oriëntatiepunten voorschrijven dat de bewezen verklaarde feiten een maximale gevangenisstraf van 8 maanden zouden opleveren, indien er sprake zou zijn van veelvuldige recidive, hetgeen niet aan de orde is bij verdachte. De verdediging verzoekt de rechtbank om te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De persoon van de verdachte
Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 september 2019 blijkt dat verdachte in de afgelopen 5 jaren eenmaal eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het advies van Reclassering Nederland van 25 september 2019, opgemaakt door W. Kieft, reclasseringswerker. In dit rapport wordt geconcludeerd dat de reclassering bij verdachte problemen ziet op alle leefgebieden en dat er sprake is van een hoog recidiverisico. De hulpverlening die in het verleden is ingezet, waaronder ambulante en klinische behandeling, heeft niet geleid tot stabiliteit op de leefgebieden en het voorkomen van recidive. Hoewel er grote zorgen zijn, staat verdachte enkel open voor hulpverlening als het aan zijn wensen voldoet en daarom onthoudt de reclassering zich van advies over bijzondere voorwaarden.
De rechtbank neemt de conclusies van de reclassering over en maakt die tot de hare.
De ernst van de feiten
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in een zeer kort tijdsbestek schuldig gemaakt aan drie ernstige strafbare feiten.
Ten eerste heeft verdachte gebruik gemaakt van een bankpas, waarvan hij wist dat deze van een misdrijf afkomstig was. Het slachtoffer van de woninginbraak waarbij deze bankpas buit werd gemaakt, heeft hierdoor veel schade en overlast ervaren. Direct na de woninginbraak hebben verdachte en zijn mededaders geprofiteerd van deze buit door met de bankpas van het slachtoffer een aantal grote geldbedragen op te nemen, dan wel een aantal dure telefoons aan te schaffen. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte geen respect getoond voor andermans eigendom. Ten slotte hebben verdachte en zijn mededader zich schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak bij een restaurant. Het is enkel aan het functionerende alarmsysteem te danken dat deze bedrijfsinbraak niet is voltooid. De verdachte en zijn mededader hebben hierbij schade toegebracht aan een van de deuren van het restaurant en de kluis. Deze feiten veroorzaken doorgaans veel overlast en gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers.
Verdachte heeft door het plegen van deze feiten kennelijk alleen gehandeld vanuit het oogpunt van financieel gewin voor hemzelf en zijn mededaders. Voorts overweegt de rechtbank dat, hoewel verdachte een aantal van de ten laste gelegde feiten heeft bekend, hij geen volledige openheid van zaken heeft gegeven en slechts ten dele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden overweegt de rechtbank dan ook dat er een gevangenisstraf opgelegd dient te worden. De rechtbank zal hierbij in het voordeel van verdachte afwijken van de eis van de officier van justitie en acht een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest, passend en geboden. De opgelegde straf wijkt af van de eis van de officier van justitie omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Wel zal de rechtbank bepalen dat verdachte dient mee te werken aan reclasseringstoezicht zodat de benodigde begeleiding en hulp kan worden ingezet om op die manier het recidiverisico te verminderen.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen betonschaar en het breekijzer verbeurd te verklaren en de schoenen te retourneren aan de verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de in beslag genomen goederen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de na te noemen in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaren, te weten:
  • 1 STK Betonschaar (goednummer G2433035);
  • 1 STK Breekijzer (goednummer: G2433044).
Deze voorwerpen zijn bestemd tot het begaan van de onder 3 bewezen verklaarde feiten.
Teruggave aan de verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan de verdachte van de na te noemen in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Schoenen (goednummer G2432109);
  • 1 STK Schoenen (goednummer G2432275).

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 45, 47, 57, 311, 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair, onder 2 en onder 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 9 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
3 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd:
zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2 te Utrecht en zich zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • 1 STK Betonschaar (goednummer G2433035);
  • 1 STK Breekijzer (goednummer: G2433044).
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • 1 STK Schoenen (goednummer G2432109);
  • 1 STK Schoenen (goednummer G2432275).
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Gerritse, voorzitter, mrs. E. Akkermans en C. van de Lustgraaf, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Jaâter, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 december 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 27 april 2019 tot en met 29 april 2019 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 1] ) heeft weggenomen een of meer vuurwapen(s) met bijbehorende munitie
en/of een kluis en/of waardepapieren en/of een personenauto (Jaguar) en/of sleutels en/of diverse sieraden en/of een bankpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/of zijn huisgenoten, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
goed(eren) zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 29 april 2019 tot en met 30 april 2019 te Zeist, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een bankpas op naam van [bedrijf 1] heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 29 april 2019 tot en met 30 april 2019 te Utrecht en/of Maarssenbroek en/of Woerden en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (door te pinnen) heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) (van in totaal € 6.852,12), welk(e) geldbedrag(en) geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [aangever 1] en/of [bedrijf 1] , althans een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) het weg te nemen geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s), te weten een bankpas op naam van [bedrijf 1] (met bijbehorende pincode), in elk geval (een) sleutel(s) tot het gebruik waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd
was/waren.
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
3.
hij op of omstreeks 31 mei 2019 te [woonplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (bedrijfs)pand (" [bedrijf 3] ", gelegen aan de [adres 2] ) weg te nemen geld en/of goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, als volgt heeft gehandeld, hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- de (zij)deur van het (bedrijfs)pand opengebroken en/of
- in het (bedrijfs)pand getracht de kluis open te breken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 september 2019, genummerd 2019125102, opgemaakt door politie districtsrecherche Oost-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 468. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal ter terechtzitting van 13 december 2019.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , pagina 17 tot en met 44.
4.Een proces-verbaal ter terechtzitting van 13 december 2019.
5.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , pagina 17 tot en met 44.
6.Een proces-verbaal ter terechtzitting van 13 december 2019.
7.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , pagina 295 en 296.