ECLI:NL:RBMNE:2019:885

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2019
Publicatiedatum
4 maart 2019
Zaaknummer
7312996 UC EXPL 18-12153
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan vloer door truss-constructie tijdens evenement

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil tussen de vennootschap onder firma [eiseres] V.O.F. en ASR Schadeverzekering N.V. [eiseres] had de opdracht gekregen om licht en geluid te verzorgen tijdens een ondernemersgala in november 2017. Tijdens het evenement heeft [eiseres] een stalen truss-constructie gebruikt, die na afloop van de avond op een plek is achtergelaten. Bij het verschuiven van deze truss is de bamboevloer van het gebouw beschadigd. [eiseres] heeft ASR aangesproken op zijn aansprakelijkheidsverzekering voor de schade van € 15.080, maar ASR heeft geweigerd om uit te keren.

De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de polisvoorwaarden, specifiek artikel 7 lid 5, waarin een opzichtclausule is opgenomen. Deze clausule sluit dekking uit voor schade aan zaken die door de verzekerde worden gebruikt of beheerd. De rechter heeft vastgesteld dat de vloer als een 'zaak' kan worden beschouwd en dat [eiseres] deze vloer heeft gebruikt, waardoor de uitsluiting van dekking van toepassing is. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de werkzaamheden van [eiseres] in de onmiddellijke nabijheid van de vloer plaatsvonden, wat de beperkte uitsluiting onder b van de polisvoorwaarden bevestigt.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van [eiseres] afgewezen en hem veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van ASR, die zijn begroot op € 720,00. Dit vonnis is uitgesproken op 6 maart 2019 door mr. J.O. Zuurmond, kantonrechter.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 7312996 UC EXPL 18-12153 nig/1449
Vonnis van 6 maart 2019
inzake
de vennootschap onder firma
[eiseres] V.O.F.,
handelend onder de naam [handelsnaam] ,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. H.J.M. Schild (DAS Rechtsbijstand),
tegen:
de naamloze vennootschap
ASR Schadeverzekering N.V.,
gevestigd in Utrecht,
verder ook te noemen ASR,
gedaagde partij,
gemachtigde: G.E. Ensbach.

1.Inleiding

1.1.
In november 2017 is in een gebouw van de […] in [vestigingsplaats] een ondernemersgala gehouden. De partij die dat organiseerde heeft [eiseres] opdracht gegeven om licht en geluid te verzorgen. [eiseres] heeft daarbij een stalen truss-constructie gebuikt om lampen en dergelijke aan te hangen. Aan het eind van de avond is de truss verschoven naar een plaats waar hij kon blijven staan totdat [eiseres] hem de volgende ochtend zou komen ophalen. Doordat de truss op geleende grondplaten zonder viltlaag stond, is bij het verschuiven de bamboevloer van de […] gekrast. [eiseres] is voor die schade aansprakelijk gesteld.
1.2.
[eiseres] doet een beroep op zijn aansprakelijkheidsverzekering bij ASR. Hij vordert betaling van € 15.080 met rente en kosten. ASR weigert uit te keren.
1.3.
In het dossier zitten de volgende stukken:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.

2.De beoordeling

2.1.
De zaak draait om artikel 7 lid 5 van de polisvoorwaarden. Daar staat onder de ‘Aanvullende uitsluitingen’ de zogenaamde opzichtclausule:
5. Opzicht
1. a. Wij verlenen geen dekking voor de aansprakelijkheid van een verzekerde voor de schade aan zaken die is veroorzaakt in de tijd dat een verzekerde of iemand namens hem deze zaken bewoont, gebruikt, in behandeling of in bruikleen heeft, beheert, bewaart, bewerkt, huurt, repareert, vervoert of om welke reden dan ook onder zich heeft, ook als de schade later ontstaat.
b. Als bij cliënten of derden werkzaamheden worden uitgevoerd, geldt in geval van schade aan zaken van die cliënten of derden, de uitsluiting onder a alleen voor:
- die zaken waarop de uit te voeren werkzaamheden zijn of worden verricht;
- (delen van) zaken die zich in de onmiddellijke nabijheid van de werkzaamheden bevinden en daarbij door de gevolgde werkmethode onvermijdelijk zijn betrokken;
- zaken of delen daarvan die doelbewust als hulpmiddel voor de uitvoering van die werkzaamheden worden gebruikt, bewerkt of behandeld.
2.2.
Dat is een vrij ingewikkelde bepaling, die (in deze concrete zaak) zo moet worden gelezen. Het gaat om aansprakelijkheid van [eiseres] voor schade aan een vloer. Als die vloer een zaak is, en als [eiseres] hem in gebruik had, dan is aan de voorwaarden genoemd onder a voldaan, en dan is dekking in principe uitgesloten. Omdat het gaat om werkzaamheden bij derden, namelijk in het gebouw van de […] , geldt de uitsluiting alleen voor bepaalde zaken, die genoemd worden onder b.
2.3.
Dat een vloer een zaak is, lijkt voor de hand te liggen, maar [eiseres] stelt terecht dat het waarschijnlijk geen zelfstandige zaak is maar een bestanddeel van een zaak, namelijk van het gebouw. Dat wil alleen niet zeggen dat de uitsluiting van dekking onder a daarom niet geldt. Het zou nogal vreemd zijn als die uitsluiting alleen zou gelden voor zelfstandige zaken en niet voor gedeelten van zaken, of voor zaken waarvan de aansprakelijke persoon een gedeelte gebruikt. In dit geval: als de uitsluiting wel zou gelden voor krassen op een tafel en niet voor krassen op de vloer. De kantonrechter ziet geen reden waarom [eiseres] ‘zaken’ hier zo beperkt zou mogen lezen.
2.4.
Het argument dat een vloer geen roerende of onroerende zaak is en dus niet kan worden gebruikt, kan de kantonrechter niet volgen. Ook een bestanddeel van een zaak kan worden gebruikt. Men kan een vloer – ook als hij bestanddeel van een gebouw is – bijvoorbeeld gebruiken door erop te staan, erover te lopen, er een truss op te zetten of door die te verschuiven naar een andere plaats.
2.5.
De conclusie hiervan is dat de vloer beschouwd kan worden als een zaak, en dat [eiseres] die zaak gebruikt heeft. Bij dat gebruik is de vloer beschadigd, en [eiseres] is daarvoor aansprakelijk. De uitsluiting onder a is daarom van toepassing.
2.6.
Ook de beperkte uitsluiting onder b is van toepassing. De werkzaamheden van [eiseres] bestonden uit de ‘audiovisuele begeleiding’ van het evenement, maar daar hoort bij het opbouwen van de truss-constructie die hij daarvoor nodig had, het afbreken daarvan en alles wat daarbij hoort, inclusief het tussentijds verplaatsen. Die werkzaamheden waren inderdaad niet gericht op de vloer. De vloer bevond zich wel in de onmiddellijke nabijheid van de werkzaamheden (namelijk direct onder het verplaatsen). De vloer was daarbij door de gevolgde werkmethode (namelijk verschuiven) ook onvermijdelijk betrokken, zozeer dat de bramen van de grondplaten in de bovenlaag van de vloer gedrongen zijn. Men kan zelfs zeggen dat de vloer doelbewust gebruikt werd als hulpmiddel voor dat verschuiven.
2.7.
Dat is anders bij de ‘zwevende ondernemer’ die [eiseres] als voorbeeld heeft opgevoerd, die boven de vloer zweeft maar iets uit zijn handen laat vallen. Van hem kan niet gezegd worden dat hij de vloer gebruikt, en ook niet dat de vloer zich in de onmiddellijke nabijheid van zijn werkzaamheden bevindt of als hulpmiddel gebruikt wordt. Voor [eiseres] gold dat wel. Dat wil zeggen dat deze schade ook valt onder de beperktere uitsluiting onder b. De polis biedt geen dekking voor een schade als deze.
2.8.
De vordering van [eiseres] wordt dus afgewezen. Omdat hij ongelijk krijgt, wordt hij ook in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van ASR worden begroot op € 720,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x tarief € 360,00).

3.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van ASR, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 720,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.O. Zuurmond, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2019.