Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 6 december 2017,
- de aanvullende productie 14 van [eiser] ,
- het proces-verbaal van comparitie van 31 januari 2019.
2.De feiten
‘voorstel’. In de e-mail staat onder meer:
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie
voorstel’, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat de in de e-mail opgenomen afspraken nog niet vaststonden. Dit volgt ook uit de reactie van [gedaagde] die aan [A] antwoordt:
“Ik ga niet akkoord met het voorstel”. [gedaagde] verwerpt dus het voorstel uit de e-mail, waardoor niet kan worden vastgesteld dat partijen verdere afspraken hebben gemaakt over de duur van de voortgang van de V.O.F.
814,50(1,5 punt × tarief € 543,00)
5.De beslissing
8 mei 2019voor uitlating over doorhaling dan wel het vragen van vonnis,