ECLI:NL:RBMNE:2020:1069

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2020
Publicatiedatum
23 maart 2020
Zaaknummer
8152251 MC EXPL 19-9778
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van parkeerkosten en schadevergoeding na onrechtmatig verlaten van parkeergarage

In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands B.V. (hierna: Q-Park) een vordering ingesteld tegen een gedaagde die op 22 april 2019 de parkeergarage Amsterdamse Poort P24 te Amsterdam heeft verlaten zonder te betalen, door middel van het zogenaamde 'treintje rijden'. Q-Park vordert een bedrag van € 391,58, bestaande uit € 340,50 aan hoofdsom en € 51,08 aan incassokosten, vermeerderd met wettelijke rente. De gedaagde heeft verweer gevoerd, stellende dat zij niet kon betalen omdat haar parkeerkaartje beschadigd was en dat zij niet werd geholpen door de medewerkers van Q-Park. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst tot stand is gekomen tussen Q-Park en de gedaagde, waarbij de algemene voorwaarden van Q-Park van toepassing zijn. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de parkeerovereenkomst door de parkeergarage te verlaten zonder te betalen. De kantonrechter heeft het verweer van de gedaagde verworpen en geoordeeld dat het boetebeding in de algemene voorwaarden niet als oneerlijk of onredelijk bezwarend kan worden aangemerkt. De vordering van Q-Park is toegewezen, inclusief de gevorderde proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 8152251 MC EXPL 19-9778
Vonnis van 4 maart 2020
inzake
de besloten vennootschap
Q-PARK OPERATIONS NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Maastricht,
verder ook te noemen: Q-Park,
eisende partij,
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Q-Park exploiteert onder meer parkeergarage Amsterdamse Poort P24 te Amsterdam (hierna: de parkeergarage)
2.2.
Bezoekers die hun auto in de parkeergarage willen parkeren, rijden langs een bord waarop informatie wordt vermeld over onder meer de tarieven en over de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden.
2.3.
Op 22 april 2019 om 02:54 uur is [gedaagde] met haar auto (een Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] , hierna: de auto) de parkeergarage uitgereden zonder te betalen, door direct achter een voorganger onder c.q. langs de slagboom te rijden (het zogenoemde “
treintje rijden”).
2.4.
In de door Q-Park gehanteerde algemene voorwaarden staat onder meer opgenomen:
“5.9 De parkeerder en zijn voertuig dienen de parkeerfaciliteit uitsluitend te verlaten met gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel. Het zonder gebruikmaking van een geldig door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel verlaten van de parkeerfaciliteit is onder geen beding toegestaan.
De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.

6.Parkeergeld en betaling

6.1
Voor het gebruik van de parkeerfaciliteit is de parkeerder parkeergeld verschuldigd. (…)
6.4
Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan.
De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
(…)
6.6
In geval van verlies of het ontbreken van het parkeerbewijs, is de parkeerder het
door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief). De parkeerder dient dit bedrag vóór het verlaten van de parkeerfaciliteit te voldoen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dat het tarief “verloren kaart”. Indien de parkeerder achteraf door middel van de klachtenprocedure van artikel 10 lid 5 aan kan tonen wat de daadwerkelijk parkeertijd was, zal restitutie op basis daarvan plaats vinden. De bewijslast met betrekking tot de exacte parkeertijd berust bij de parkeerder.”
2.5.
Het dagtarief voor de parkeergarage is € 13,50.

3.Het geschil

3.1.
Q-Park heeft gevorderd de veroordeling van [gedaagde] , uitvoerbaar bij voorraad, om aan haar te betalen € 391,58 (bestaande uit € 340,50 aan hoofdsom en € 51,08 aan incassokosten)
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van pleging, althans verzuim, tot de dag van betaling, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Q-Park legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst, doordat [gedaagde] zich schuldig heeft gemaakt aan
treintje rijdenen zonder betaling de parkeergarage heeft verlaten. Q-Park lijdt hierdoor schade en vordert op grond van de algemene voorwaarden het tarief voor een verloren kaart van € 40,50 alsmede een bedrag van € 300,00 terzake van aanvullende schadevergoeding. Ondanks herhaalde aanmaning weigert [gedaagde] tot voldoening van de onderhavige vordering over te gaan. Q-Park heeft tevens aanspraak gemaakt op de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten, nu [gedaagde] in verzuim is geraakt.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] kon niet betalen bij de automaat, omdat haar kaartje was beschadigd door de regen. De medewerkster van Q-Park, die [gedaagde] had gesproken via de intercom, was onvriendelijke en wilde [gedaagde] niet helpen. Zij zei dat [gedaagde] € 40,50 moest betalen voor een verloren kaartje, terwijl [gedaagde] haar kaartje niet was verloren. Aangezien [gedaagde] niet werd geholpen, is zij, na lang wachten, achter iemand aan gereden. [gedaagde] is bereid om het gebruikelijke tarief te betalen, maar niet de schadevergoeding van € 300,00.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Door het inrijden en gebruik maken van de parkeergarage is tussen Q-Park en [gedaagde] een overeenkomst tot stand gekomen (hierna: de parkeerovereenkomst).
Niet in geschil is dat op die overeenkomst de algemene voorwaarden van toepassing zijn.
4.2.
Vast staat dat [gedaagde] met haar auto de parkeergarage heeft verlaten door middel van het zogenaamde
treintje rijden. Ook staat vast dat [gedaagde] niet heeft betaald.
Door de parkeergarage op deze wijze en zonder te betalen te verlaten, is [gedaagde] haar verplichting die volgt uit de parkeerovereenkomst niet nagekomen. Daarmee is [gedaagde] tekort geschoten in haar nakomingsverplichtingen.
4.3.
Aan het verweer van [gedaagde] dat zij het parkeerkaartje niet is verloren, maar dat het parkeerkaartje is beschadigd, gaat de kantonrechter voorbij. Niet alleen heeft [gedaagde] nagelaten om dit standpunt te onderbouwen, door bijvoorbeeld het parkeerkaartje over te leggen, bovendien laat die omstandigheid onverlet dat [gedaagde] heeft gehandeld in strijd met de parkeerovereenkomst en de algemene voorwaarden van Q-Park (nog daargelaten dat zij door het treintje rijden onnodig voor een gevaarlijke situatie heeft gezorgd).
[gedaagde] had – voor zover van een beschadigd parkeerkaartje en een onbehulpzame medewerkster van Q-Park moet worden uitgegaan – in die omstandigheden ook ervoor kunnen kiezen om het geldende tarief voor het verloren kaartje te betalen en dat bedrag achteraf, al dan niet via de klachtenprocedure, terug te vragen (zie art. 10.5 van de algemene voorwaarden). Gesteld noch gebleken is echter dat [gedaagde] achteraf nog heeft geklaagd over haar beschadigde parkeerkaart.
4.4.
De kantonrechter stelt vast dat de parkeerovereenkomst moet worden gekwalificeerd als een consumentenovereenkomst. De kantonrechter dient derhalve ambtshalve te beoordelen of het beding in de algemene voorwaarden, op grond waarvan Q-Park een boete van € 300,00 vordert, als oneerlijk beding of als onredelijk bezwarend beding moet worden aangemerkt (vgl. HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691).
4.5.
Volgens artikel 3 lid 1 van de Richtlijn 93/13 betreffende oneerlijke bedingen in consumentovereenkomsten (hierna: de Richtlijn) wordt een beding als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. In de bijlage bij de Richtlijn wordt vermeld dat een beding onder meer oneerlijk kan zijn als dat beding tot doel of tot gevolg heeft de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen.
Een beding is daarnaast vernietigbaar, indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand gekomen zijn, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij (artikel 6:233 aanhef en onder b BW).
4.6.
Q-Park heeft in dit verband – kort samengevat – aangevoerd dat het boetebeding de schade moet vergoeden die Q-Park ten gevolge van het treintje rijden lijdt. Zo registreert door het treintje rijden het systeem van de parkeergarage niet dat een bezette plaats is verlaten en Q-Park loopt zodoende inkomsten mis. Q-Park maakt daarnaast kosten om overtreders te achterhalen en ook kan er schade ontstaan aan apparatuur. Q-Park heeft daarnaast aangevoerd dat treintje rijden gevaar kan opleveren voor de voorganger en andere weggebruikers. Q-Park heeft er daarnaast groot belang bij dat parkeerfraude wordt tegengegaan.
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat de boete in een redelijke verhouding staat tot de (te verwachten) schade door de gedraging waarop de boete is gesteld. Tegen de achtergrond van de aard en de achtergrond van het beding, zoals door Q-Park onbetwist is aangevoerd, is het boetebeding niet aan te merken als een oneerlijk beding in de zin van de Richtlijn of een onredelijk bezwarend beding in de zin van artikel 6:233 aanhef en onder a BW. Dat betekent dat Q-Park in beginsel recht heeft op een boetebedrag van € 300,00 per keer dat de garage door middel van treintje rijden is verlaten. Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat, gezien de toelichting van Q-Park en in aanmerking genomen dat [gedaagde] zich heeft schuldig gemaakt aan ‘treintje rijden’, de boete als ‘prikkel tot nakoming’ in een redelijke verhouding staat tot het belang voor Q-Park dat met nakoming van de verplichting is gediend, te weten het voorkomen van verkeersonveilige gedragingen door het financieel onaantrekkelijk maken van ‘treintje rijden’.
4.8.
Gelet op het vorenstaande komt de door Q-Park gevorderde boete en parkeervergoeding voor een bedrag van € 340,50 voor toewijzing in aanmerking.
De wettelijke rente over dit bedrag komt, bij gebreke van afzonderlijke betwisting en als op de wet gegrond, eveneens voor toewijzing in aanmerking.
4.9.
Q-Park maakt tevens aanspraak op de vergoeding van € 51,08 aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en komt eveneens voor toewijzing in aanmerking.
4.10.
Q-Park vordert tevens wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten. Niet gesteld of gebleken is echter dat Q-Park deze kosten al daadwerkelijk aan haar gemachtigde heeft betaald of met de betaling daarvan in verzuim verkeert en als zodanig vermogensschade heeft geleden. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal daarom niet worden toegewezen.
4.11.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Q-Park worden begroot op:
  • dagvaarding € 83,52
  • griffierecht € 121,00
  • salaris gemachtigde € 144,00(2 punten x tarief € 72,00)
totaal € 348,52

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tegen bewijs van kwijting aan Q-Park te betalen een bedrag
van € 391,58, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 340,50 vanaf 22 april 2019 tot
de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Q-Park
tot op heden begroot op € 348,52, waarin begrepen € 144,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op
4 maart 2020.