ECLI:NL:RBMNE:2020:1082

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 april 2020
Publicatiedatum
24 maart 2020
Zaaknummer
8038367
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging koopovereenkomst tweedehands auto wegens dwaling over schadeverleden

In deze zaak heeft eiser, na de aankoop van een tweedehands Volkswagen Golf, een rechtszaak aangespannen tegen gedaagde, de verkoper, vanwege een vermeend schadeverleden van de auto. Eiser kocht de auto op 6 oktober 2018 voor € 8.999,-, maar ontdekte later dat de auto betrokken was geweest bij een aanrijding, wat niet aan hem was medegedeeld. Eiser vorderde vernietiging van de koopovereenkomst op grond van dwaling, omdat hij de auto nooit had gekocht als hij op de hoogte was geweest van het schadeverleden. Gedaagde voerde aan dat hij eiser voorafgaand aan de koop had geïnformeerd over de optische schade en dat eiser zijn onderzoeksplicht had verzaakt. De kantonrechter oordeelde dat de verkoper de koper had moeten informeren over het schadeverleden, wat van groot belang is bij de aankoop van een tweedehands auto. De rechter concludeerde dat er sprake was van wederzijdse dwaling, omdat beide partijen niet op de hoogte waren van het schadeverleden. De koopovereenkomst werd vernietigd, en gedaagde werd veroordeeld tot terugbetaling van het aankoopbedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en tot terugname van de auto. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 8038367 UC EXPL 19-9966 BEv/35170
Vonnis van 1 april 2020
In de zaak tussen
[eiser],
wonend in [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: mr. D.D. Versluis,
en
[gedaagde] ,
handelend onder de naam [naam],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met bijlagen;
- de brief van [gedaagde] van 16 september 2019, met bijlagen;
- het tussenvonnis van 29 januari 2020, waarin een comparitie is bepaald.
1.2.
De comparitie is gehouden op 3 maart 2020. Op de zitting was [eiser] aanwezig, samen met zijn vriendin mevrouw [A] , zijn moeder mevrouw [B] , en zijn stiefvader de heer [C] . [gedaagde] was samen met zijn vriendin mevrouw [D] , ook bij de comparitie aanwezig. Door en namens beide partijen is antwoord gegeven op vragen van de kantonrechter en zij hebben hun standpunten verder toegelicht. Van de zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Daarna volgt dit vonnis.

2.Het probleem

Achtergrond
2.1.
[eiser] heeft op 6 oktober 2018 via een advertentie op Marktplaats een occasion voor de vraagprijs van € 8.999,- van [gedaagde] gekocht. Het ging om een Volkswagen Golf, 1.4 TSI Highline. De auto werd aangeboden met ‘optische schade’. [gedaagde] heeft de Golf als schadeauto ingekocht bij [autobedrijf 1] .
Standpunt van [eiser]
2.2.
Omstreeks maart 2019 heeft [eiser] de auto vanwege olielekkage bij een andere garage ( [autobedrijf 2] in [vestigingsplaats] ) laten repareren. Volgens [eiser] is hij er toen op gewezen dat de auto een schadeverleden had en dat deze betrokken moet zijn geweest bij een aanrijding aan de voorkant. [eiser] stelt dat hij onder andere is gewezen op gebreken van de carrosserie en de langsdragers.
2.3.
Volgens [eiser] had hij de auto nooit gekocht als hem door [gedaagde] was verteld dat de auto een schadeverleden had als gevolg van een aanrijding. Vanwege slechte ervaringen die zijn broer met een schadeauto heeft, wilde hij juist een auto zonder een dergelijk verleden. Daarom heeft hij een auto gekocht bij een serieus bedrijf als [gedaagde] . Bovendien zal hij bij verkoop van de Golf aan potentiële kopers moeten vertellen dat het een schadeauto is. Dat schrikt mensen af en drukt in elk geval de prijs.
[eiser] stelt dat de koopovereenkomst van 6 oktober 2018 tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten. Zijn advocaat heeft de koopovereenkomst per brief van 15 juli 2019 vernietigd op grond van dwaling.
2.4.
Gezien het voorgaande vordert [eiser] nu onder andere:
  • een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst van 6 oktober 2018 buitengerechtelijk is vernietigd op grond van dwaling;
  • [gedaagde] te veroordelen tot terugbetaling van het aankoopbedrag van € 8.999, vermeerderd met de wettelijke rente;
  • [gedaagde] te veroordelen binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de auto terug te nemen en over te schrijven, op straffe van een dwangsom van € 500 per dag dat [gedaagde] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen.
Standpunt van [gedaagde]
2.5.
[gedaagde] heeft – kort gezegd – als verweer gevoerd dat hij [eiser] voorafgaand aan de koop op de hoogte heeft gesteld van de (gerepareerde) schade aan de auto. Bovendien heeft [eiser] volgens [gedaagde] zijn onderzoeksplicht verzaakt en heeft [eiser] hem geen gelegenheid gegeven tot herstel van de vermeende gebreken. [gedaagde] benadrukt dat hij [eiser] een goede auto heeft verkocht, die geschikt is voor een veilig gebruik.
Verder betwist [gedaagde] dat de auto bij een aanrijding betrokken is geweest, in elk geval een aanrijding die voor schade aan de langsdragers heeft gezorgd.

3.Wat de kantonrechter ervan vindt

3.1.
In deze zaak doet [eiser] een beroep op dwaling. In artikel 6:228 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten vernietigbaar is. De kantonrechter benadrukt dat het er in deze zaak niet om gaat of de Golf geschikt is voor veilig gebruik. De kantonrechter heeft trouwens geen reden aan te nemen dat de auto niet veilig is. De focus ligt niet op eventuele gebreken van de auto en de gelegenheid tot herstel daarvan, maar op het niet informeren van [eiser] over het schadeverleden van de auto. Of de Golf wel of niet geschikt is geweest voor veilig gebruik, is in dat verband niet relevant.
3.2.
Partijen zijn het met elkaar eens dat de auto is verkocht met ‘optische schade’. [gedaagde] heeft toegelicht dat dit blikschade is in alle vormen, niet zijnde technische schade.
Volgens [eiser] had de auto niet alleen optische schade, zoals lakschade die inderdaad hersteld is, maar is later gebleken dat de Golf betrokken is geweest bij een aanrijding. Deze aanrijding heeft voor meer dan optische schade gezorgd. Volgens [eiser] wist [gedaagde] dat en had hij hem dat moeten vertellen.
Hij heeft zijn standpunt onderbouwd met een verklaring van [autobedrijf 2] (productie 4 bij dagvaarding), waaruit volgt dat na onderzoek van de auto is gebleken dat de chassisbalk aan de voorzijde is ingedrukt. [eiser] heeft ook een rapport van de RDW overgelegd (productie 7 bij dagvaarding), waaruit blijkt dat de langsbalken aan de voorzijde van de auto zijn vervormd. Verder blijkt uit de e-mail van 2 september 2019 van [autoschadebedrijf] (productie 6 bij dagvaarding) dat de auto bij een ongeval betrokken moet zijn geweest, omdat de langsdragers van de auto zowel links als rechts ingedrukt en vervormd zijn. Uit onderzoek van [autoschadebedrijf] blijkt ook dat het subframe van de auto is verschoven ten opzichte van de langsdragers.
3.3.
[gedaagde] voert aan dat hij het verleden van de auto niet kent. De auto heeft verschillende eigenaren gehad en er kan van alles mee gebeurd zijn. Dat de Golf betrokken is geweest bij een aanrijding die tot deze schade heeft geleid, vindt [gedaagde] onwaarschijnlijk omdat de originele airbags nog in de auto zitten. [gedaagde] erkent dat de langsdragers vervormd zijn, maar dat kan volgens hem veroorzaakt zijn door onoordeelkundige werkzaamheden in een garage. In elk geval wist hij destijds niet dat de langsbalken vervormd zijn en het subframe verschoven is.
Wederzijdse dwaling
3.4.
In het algemeen geldt dat als een auto een schadeverleden heeft, een verkoper dat moet vertellen aan de koper. Het schadeverleden kan namelijk relevant, en misschien zelfs van doorslaggevende betekenis, zijn bij de onderhandelingen over de aankoop van een occasion. Dat geldt zeker wanneer het aanrijdingschade aan de voor- of achterzijde betreft vanwege de impact die dergelijke aanrijdingen kunnen hebben. Door niet mee te delen dat de aangeboden auto na een schade is hersteld, onthoudt de verkoper de belangstellende koper de mogelijkheid vanwege het schadeverleden af te zien van aankoop of een (nader) onderzoek te (laten) verrichten naar de staat van de auto en eventueel daarmee samenhangende risico’s.
3.5.
Gelet op de informatie van [autobedrijf 2] , de RDW en [autoschadebedrijf] gaat de kantonrechter ervan uit dat de auto bij een aanrijding betrokken is geweest, die heeft geleid tot schade aan de langsbalken en het subframe. De kantonrechter vindt het gezien [eiser] ’s uitleg aannemelijk dat hij de Golf niet had gekocht als hij had geweten dat het een schadeauto was (los van de optische schade). Uit niets blijkt dat [gedaagde] dat schadeverleden bewust heeft achtergehouden. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat ook [gedaagde] niet op de hoogte was van de aanrijding en de schade als gevolg daarvan. Dat betekent dat sprake is van wederzijdse dwaling (artikel 6:228 lid 1 onder c BW).
3.6.
Ook bij wederzijdse dwaling kan [eiser] de overeenkomst vernietigen. Dit is anders als de dwaling in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval, voor zijn rekening behoort te blijven (artikel 6:228 lid 2 BW). Het ligt op de weg van [gedaagde] feiten en omstandigheden te stellen en, zo nodig, te bewijzen waarom de dwaling voor rekening van [eiser] moet blijven.
3.7.
In dat licht heeft [gedaagde] alleen maar gesteld dat hij ook niets van de schade afwist en de geschiedenis van de auto niet kende. Hij heeft [eiser] op de hoogte gesteld van de gerepareerde optische schade (plaatdelen) aan de auto. Volgens [gedaagde] heeft hij zijn mededelingsplicht dus niet geschonden. En [eiser] heeft zijn onderzoeksplicht geschonden.
3.8.
Dat is niet genoeg om te zeggen dat het risico van de dwaling van [eiser] voor zijn eigen risico moet blijven. [gedaagde] heeft tenslotte een tweedehands auto aan [eiser] verkocht, die werd aangeprezen als een “nette auto met volledige onderhoudshistorie”. De kantonrechter weegt verder zwaar mee dat [gedaagde] een professionele en deskundige partij is die geacht wordt de schade te kunnen ontdekken. Drie professionele partijen onafhankelijk van elkaar de schade wel vastgesteld.
Nader onderzoek door [gedaagde] had ook op zijn weg gelegen, omdat hij de Golf als schadeauto van [autobedrijf 1] heeft ingekocht. Op de foto’s van de auto in de advertentie van [autobedrijf 1] is te zien dat de motorkap auto aan beide kanten is ingedeukt en omhoog staat (productie 9 bij dagvaarding). Dat duidt op een aanrijding in lengterichting.
Verder heeft [eiser] zelf enig onderzoek gedaan door naar het schadeverleden te vragen en een proefrit te maken. Er was voor hem geen reden te twijfelen aan de juistheid van [gedaagde] mededelingen dat de auto slechts optische schade had, zodat er geen aanleiding was voor verder onderzoek.
Overeenkomst terecht vernietigd
3.9.
De kantonrechter vindt dat [eiser] de koopovereenkomst terecht vernietigd heeft. Vernietiging heeft terugwerkende kracht. Dat betekent dat [eiser] en [gedaagde] achteraf gezien over en weer zonder rechtsgrond en dus onverschuldigd gepresteerd hebben (artikel 3:53 in samenhang met artikel 6:203 BW). Het gevolg hiervan is dat [eiser] de auto moet teruggeven en [gedaagde] de koopprijs terug moet betalen. Daarmee samenhangend moet [gedaagde] meewerken teruggave van de auto en aan de vrijwaring van [eiser] . Aan deze veroordelingen zal een dwangsom worden verbonden, zoals onder het kopje “De beslissing” is uitgewerkt.
3.10.
Door [gedaagde] is in dit verband nog aangevoerd dat [eiser] de auto niet meer terug kan geven in de staat zoals die was ten tijde van de koop en hij daarom recht heeft op een gebruiksvergoeding. De kantonrechter gaat hieraan voorbij, omdat uit niets is gebleken dat de auto in waarde verminderd is, noch dat [eiser] ongerechtvaardigd is verrijkt door het gebruiken van de auto. Tijdens de zitting heeft [eiser] namelijk toegelicht de Golf sporadisch te gebruiken, omdat hij doordeweeks in de leaseauto van zijn werk rijdt. In de weekends gebruikt hij de Golf om naar zijn vriendin te gaan. Bovendien heeft hij toegelicht dat er op zijn kosten inmiddels verschillende reparaties aan de auto zijn uitgevoerd, waardoor die nu in een betere staat dan destijds verkeert. [gedaagde] heeft deze stellingen van [eiser] niet weersproken. Sterker nog, volgens [gedaagde] zag de auto er tijdens de herkeuring door de RDW mooi uit. De kantonrechter vindt dat [gedaagde] het gehele aankoopbedrag aan [eiser] terug moet betalen.
Wettelijke rente van artikel 6:119 BW
3.11.
Naast de hoofdsom wordt ook de wettelijke rente over de hoofdsom toegewezen, omdat daar geen verweer tegen is gevoerd en een en ander voldoet aan de daarvoor geldende regels.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.12.
[eiser] vordert ook een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten. Er is een aanmaning verstuurd die voldoet aan de wettelijke vereisten. Het gevorderde bedrag van
€ 824,95 aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met de geldende regelgeving en zal daarom worden toegewezen.
Proces- en nakosten
3.13.
[gedaagde] heeft ongelijk gekregen en moet de proceskosten van [eiser] betalen. Deze kosten worden begroot op:
- dagvaarding € 106,59
- griffierecht € 236,00
- salaris gemachtigde €
300,00(1 punt x tarief € 300,00)
totaal € 642,59
De gevorderde rente over de proceskosten zal, als onweersproken, worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis.
3.14.
Een veroordeling is de nakosten is niet nodig, omdat dat al in de wet geregeld is. De kantonrechter zal wel alvast het salaris van de gemachtigde begroten op de manier die in kantonzaken gebruikelijk is.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
verklaart voor recht dat [eiser] de koopovereenkomst met betrekking tot de Volkswagen Golf 1.4 TSI Highline met kenteken [kenteken] heeft vernietigd;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] aan [eiser] te betalen een bedrag van € 8.999,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2019 tot aan de dag van voldoening;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis – onder afgifte van de sleutels en het kentekenbewijs door [eiser] aan [gedaagde] en onder afgifte van een vrijwaringsbewijs door [gedaagde] aan [eiser] – de auto terug te nemen, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] niet of niet volledig voldoet aan deze veroordeling, met een maximum van € 10.000,-;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] aan [eiser] te betalen een bedrag van € 824,95 aan buitengerechtelijke incassokosten;
4.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van [eiser] , tot dit vonnis begroot op € 642,59, waarin begrepen € 300,- aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als betaling niet binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden;
4.6.
begroot voor de kosten die na dit vonnis nog kunnen ontstaan het salaris van de gemachtigde op € 120,-;
4.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann, kantonrechter, en is in aanwezigheid van mr. E.J.W. van Berkel, griffier, in het openbaar uitgesproken op 1 april 2020.