ECLI:NL:RBMNE:2020:1258

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 april 2020
Publicatiedatum
1 april 2020
Zaaknummer
7864334
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding van de koopovereenkomst van een auto wegens onjuiste kilometerstand en vergoeding van gemaakte kosten

In deze zaak vordert eiser, een consument, ontbinding van de koopovereenkomst van een Volvo CX90 die hij op 12 januari 2019 van gedaagde, een autobedrijf, heeft gekocht. Eiser stelt dat de kilometerstand van de auto onjuist is en dat hij aanspraak maakt op terugbetaling van de koopprijs van € 11.900,- en vergoeding van reparatiekosten van in totaal € 5.574,11. Gedaagde betwist de onjuistheid van de kilometerstand en stelt dat eiser zich bewust was van de risico's bij de aankoop. De kantonrechter oordeelt dat de kilometerstand op de teller van de auto aanzienlijk lager is dan de werkelijke stand, wat een ernstig gebrek vormt. De ontbinding van de koopovereenkomst wordt toegewezen, evenals de terugbetaling van de koopprijs. Eiser heeft recht op vergoeding van de gemaakte kosten, met uitzondering van de kosten voor een specifieke reparatie die niet noodzakelijk was. De proceskosten worden aan gedaagde opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 7864334 UC EXPL 19-6578 MJ/1546
Vonnis van 8 april 2020
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: Y.R. Hoogvliets, h.o.d.n. Hoogvliets Juristen,
tegen:
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. I.P.M. Boelens.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- het tussenvonnis van 13 november 2019;
- de beslissing van de kantonrechter de procedure schriftelijk te vervolgen vanwege
gezondheidsproblemen van een van partijen;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Een korte introductie tot de feiten

2.1.
[eiser] heeft op 12 januari 2019 van [gedaagde] een auto gekocht, Volvo CX90 met kilometerstand circa 91.000, voor de prijs van € 11.900,- zonder garantie. De vraagprijs was € 12.900,- met drie maanden garantie.
2.2.
Op 15 januari 2019 heeft [eiser] de auto afgehaald en deze vervolgens kort nadien voorzien van nieuwe banden en een software update in de Nederlandse taal. Vervolgens heeft [eiser] nog opdracht gegeven aan [garage 1] voor reparaties aan de auto en nadien nog aan [garage 2] . [eiser] heeft met betrekking tot deze opdrachten facturen overgelegd tot een totaal bedrag van € 5.574,11.
2.3.
Nadien heeft [eiser] de koopovereenkomst ontbonden dan wel vernietigd bij brief aan [gedaagde] van 26 april 2019.

3.Wat vindt de kantonrechter?

3.1.
Het gaat in deze zaak om de vragen of [eiser] de koopovereenkomst van een Volvo personenauto (hierna: de Volvo) terecht op 26 april 2019 heeft ontbonden / vernietigd, omdat de Volvo niet voldoet aan de verwachtingen die [eiser] daarvan op grond van de overeenkomst mocht hebben en voorts of hij – naast terugbetaling van de koopprijs - aanspraak heeft op vergoeding van alle door hem aan reparatie en onderhoud voor die Volvo uitgegeven bedragen.
3.2.
[eiser] is van mening dat hij terecht aanspraak maakt op terugbetaling van de koopprijs en vergoeding van zijn uitgaven voor de auto. Hij beroept zich er op dat met de auto 100.000 tot 160.000 km meer is gereden dan bij de koop op de teller van de Volvo is vermeld. [gedaagde] meent echter dat deze onjuiste kilometerstand niet is aangetoond en daarnaast ook (en vooral) dat dit gegeven irrelevant is vanwege de bij aankoop aan [eiser] verstrekt informatie.
3.3.
De kantonrechter moet de zaak beoordelen aan de hand van de regels die gelden voor een consumentenkoop, zoals bedoeld in artikel 7:5 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). De koop van de auto is namelijk gesloten tussen [eiser] als particulier en [gedaagde] als bedrijf.
3.3.1.
Volgens artikel 7:22 lid 1 BW kan de koopovereenkomst worden ontbonden, als de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt. In artikel 7:17 lid 2 BW staat dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt indien de auto, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die [gedaagde] over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die [eiser] op grond van de overeenkomst mocht verwachten.
Bij de aankoop van een auto door een consument bij een autobedrijf mag de consument er in het algemeen van uitgaan dat de opgegeven kilometerstand correct is. Het is een feit van algemene bekendheid dat de kilometerstand van grote betekenis is voor de waarde van de auto, de te verwachten reparaties en gebruiksduur ervan.
3.4.
Het meest vergaande verweer van [gedaagde] komt er op neer dat voor toepassing van die lijn in dit geval geen reden is. Volgens [gedaagde] is in het geval van [eiser] zelfs bij een forse afwijking van de kilometerstand op de teller van het aantal werkelijk afgelegde kilometers nog steeds sprake van een auto met de eigenschappen die [eiser] mocht verwachten. Hij wijst er op dat de Volvo bij aankoop 12 jaar oud was, dat hij bij aankoop [eiser] had verteld dat de Volvo een voor hem onbekende voorgeschiedenis heeft, dat deze gekocht was op een veiling en afkomstig was van een overleden handelaar die de Volvo uit Dubai had geïmporteerd. De Volvo had geen onderhoudsgeschiedenis en er was daarmee in de visie van [gedaagde] een aanzienlijk risico op een onjuiste kilometerstand. [eiser] was zich volgens [gedaagde] bij aankoop van dat risico bewust. [gedaagde] wijst daarvoor op de e‑mail van [eiser] van 13 januari 2019, waarin [eiser] met name door het ontbreken van het onderhoudsboekje twijfels uit over de koop en vraagt of na import de kilometer gegevens wel zijn vastgelegd.
3.4.1.
Dit verweer komt er op neer dat [eiser] zich bewust was van een grote onzekerheid over de juistheid van de kilometerstand van de Volvo en het risico van een onjuiste stand op de koop toe heeft genomen.
Heeft [eiser] het risico van een onjuiste kilometerstand geaccepteerd?
3.5.
Over de totstandkoming van de koopovereenkomst hebben partijen niet meer gezegd dan wat [eiser] in de dagvaarding heeft aangevoerd: [eiser] heeft het aanbod van de Volvo gevonden via de website
www.gaspedaal.nl. Over de inhoud van dit aanbod is in deze procedure weinig bekend gemaakt. Ook een schriftelijke koopovereenkomst of factuur ontbreekt.
3.6.
Omdat [eiser] heeft gesteld dat de Volvo is verkocht met een kilometerstand van 91.000 en [gedaagde] dit niet heeft bestreden, gaat de kantonrechter ervan uit dat [gedaagde] de Volvo zonder voorbehoud te koop heeft aangeboden met die kilometerstand. De vermelding van de kilometerstand is ook – juist vanwege het belang daarvan – algemeen gebruikelijk. Nu partijen daar allebei verder niets over zeggen, gaat de kantonrechter er ook van uit dat de overeengekomen koopprijs van € 11.900,- voor een 12 jaar oude Volvo met die kilometerstand (zonder garantie) overeenkomt met de marktwaarde bij aankoop daarvan bij een autobedrijf.
3.7.
Bij deze stand van zaken is er geen enkele reden voor [eiser] om als consument-koper vooraf te twijfelen aan de juistheid van de opgegeven kilometerstand.
3.8.
Op 12 januari 2019 is [eiser] samen met zijn vrouw naar de woning van [gedaagde] gegaan om de Volvo te bezichtigen. Bij die gelegenheid heeft [gedaagde] [eiser] correct geïnformeerd zoals hiervoor beschreven in 3.4. [gedaagde] heeft op dat moment ook aan [eiser] gezegd dat hij geprobeerd had de gegevens uit Dubai te verkrijgen, maar dat dit niet gelukt was. [gedaagde] verbindt daaraan de conclusie dat [eiser] de kwade kans, dat de kilometerstand niet zou kloppen, heeft geaccepteerd.
3.8.1.
De kantonrechter volgt [gedaagde] niet in dat standpunt. Het had om te beginnen op de weg van [gedaagde] gelegen in zijn communicatie met [eiser] expliciet te benoemen dat hij niet voor de juistheid van de kilometerstand kon instaan. Een consument mag er van uitgaan dat de kilometerstand juist is en dus moet een professioneel verkoper expliciet benoemen dat daarvoor in dit geval geen reden is. [gedaagde] heeft niet aangevoerd dat hij dit laatste heeft gedaan. Hij heeft daardoor als professioneel verkoper de indruk gewekt dat het wel in orde is, in ieder geval die indruk niet weg genomen.
3.8.2.
[gedaagde] heeft bovendien niet bestreden dat hij [eiser] verzekerd had dat de Volvo in goede staat verkeerde en was nagekeken door een bij BOVAG aangesloten autobedrijf en was (goed) gekeurd door de RDW. Het komt er allemaal op neer dat hij de Volvo heeft verkocht als overeen te komen met de aangeboden specificaties – dus ook met de kilometerstand.
3.8.3.
Aan deze conclusie doet niet af dat [eiser] daags na de aankoop zijn twijfels in verband met het ontbreken van het onderhoudsboekje aan [gedaagde] heeft kenbaar gemaakt. Indien de Volvo een forse afwijking van de kilometerstand blijkt te hebben, is er dan ook sprake van een auto die niet overeenkomt met de verwachtingen die [eiser] daarvan mocht hebben.
Was de kilometerstand op de teller van de Volvo fors te laag?
3.9.
[gedaagde] heeft ook bestreden dat de Volvo een (fors) afwijkende werkelijke kilometerstand heeft.
Het ligt uiteraard op de weg van [eiser] om feiten te stellen en zo nodig te bewijzen waaruit volgt dat sprake is van een onjuiste (te lage) kilometerstand.
3.10.
[eiser] heeft aangevoerd dat hij navraag heeft gedaan bij de overkoepelende Volvo organisatie in Dubai (dagvaarding) / de voormalig eigenaar van de Volvo (conclusie van repliek), Trading Enterprises Company LLC in Dubai. De kantonrechter gaat ervan uit dat het ging om de importeur of autodealer, nu de door overgelegde eerste e-mails gewisseld zijn met “Branch Sales Manager” [A] met daarop de afbeelding van verschillende logo’s van automerken (waaronder Volvo) en in een latere e-mail van [B] van dit bedrijf wordt gesproken over de door de “klant” uitgevoerde servicebeurten. [gedaagde] heeft ook niet bestreden dat het hier om de overkoepelde Volvo organisatie gaat.
3.11.
Bij e-mail van 15 april 2019 bericht deze dealer/importeur (in de persoon van [B] ) aan [eiser] :

Below is the briefing of Service History of your vehicle”.
Dit is het vervolg op de e-mailreeks die begon met de e-mail van [eiser] van 7 februari 2019 aan voormelde [A] . In die e-mail is het chassisnummer van de door [eiser] van [gedaagde] gekochte Volvo vermeld. De kantonrechter heeft niet de minste reden om te twijfelen dat het bericht van [A] over die Volvo gaat. Als [gedaagde] dit had willen bestrijden had het op zijn weg gelegen contact op te nemen met de Volvo organisatie in Dubai.
3.12.
Uit de e-mail van [B] van 15 april 2019 blijkt dat de auto de servicebeurt, die hoort bij kilometerstand 190.000, heeft gekregen op 8 april 2013 bij kilometerstand 187.806. Hieruit volgt dat de Volvo van [eiser] al in 2013 ruim 90.000 km meer had afgelegd dan op de teller van de auto was te lezen in 2019. Wat verder van belang is: uit dit bericht volgt dat de “timing belt” op 16 februari 2010 is vervangen bij 120.000 km. Deze laatste informatie sluit aan op de sticker die [garage 1] op de kap van de distributieriem heeft aangetroffen met daarop leesbaar 18-?-2010. De maand is moeilijk leesbaar door een beschadiging van de sticker, maar de foto geeft de kantonrechter aanleiding hier een `02` te zien. Ook de kilometerstand is op de sticker vermeld: “120?75”. Op de plaats van de beschadiging is geen cijfer te ontwaren. Feit is echter dat het om 6 posities gaat, dus er is in ieder geval een kilometerstand vermeld van 120.000. Dit komt overeen met de informatie uit Dubai. Ook als de kantonrechter niet uitgaat van de maand februari op de sticker, sluit de nog wel leesbare informatie op de sticker zozeer aan op de informatie uit Dubai, dat de kantonrechter vindt dat [eiser] geslaagd in zijn verplichting voldoende te onderbouwen dat de kilometerstand ten tijde van zijn aankoop onjuist was en in ernstige mate lager was dan de werkelijke stand.
3.12.1.
[gedaagde] heeft hiertegenover onvoldoende aangevoerd. Gelet op de beschadiging neemt hij aan dat iemand geprobeerd heeft de cijfers op de sticker aan te passen. De kantonrechter kan dit verweer niet serieus nemen. De plek van de beschadiging is immers op een niet cruciaal gedeelte van de informatie aangetroffen. Een beschadiging van de sticker lijkt verder niet onbegrijpelijk gelet op het feit dat er ook onderhoudswerkzaamheden aan de motor zullen zijn uitgevoerd waarbij niet de eerste aandacht zal uitgaan naar het beschermen van stickers tegen beschadigingen. De informatie sluit als gezegd verder aan op de informatie uit Dubai.
3.12.2.
Het verweer van [gedaagde] roept bovendien vragen op, waar hij stelt dat de sticker “voor zover hij zich kan herinneren” onleesbaar was. In zijn e‑mail van 8 maart 2019 schrijft [gedaagde] immers aan [eiser] :
“(…) Inzake de Dis.riem sticker het navolgende: in ons archief en van onze service garage hebben wij een afbeelding staan van een sticker die aangeeft dat binnen 10 jaar de riem vernieuwd is (….)”.
3.12.3.
[gedaagde] heeft tot slot nog aandacht gevraagd voor het gegeven dat uit de e‑mail van het door [eiser] ingeschakelde autobedrijf, [garage 1] , van 26 februari 2019 blijkt dat de kilometerstand van (inmiddels) 92.000 op de teller overeenkomt met de kilometerstand bij uitlezen van de boordcomputer.
Aan dat enkele gegeven komt evenwel onvoldoende betekenis toe. [garage 1] heeft immers in genoemde e-mail ook geschreven dat een vervanging van de boordcomputer door die van een schadeauto tot gevolg heeft dat de kilometerstand van de schade auto wordt getoond en niet langer die van de auto zelf. Anders dan [gedaagde] meent, heeft [garage 1] niet de suggestie gedaan dat dit ook is gebeurd, zij heeft enkel gewezen op de mogelijkheid ervan. Die mogelijkheid maakt dat de afgelezen kilometerstand op zichzelf niet meer dan een aanwijzing is. Het is algemeen bekend dat kilometerstanden kunnen worden gemanipuleerd en maatregelen om dat in te dammen zijn zowel in wetgeving als door kilometerregistratie, thans via de Rijksdienst Wegverkeer, noodzakelijk gebleken.
3.13.
Alles bijeen genomen heeft [eiser] voldoende feiten gesteld die de conclusie dragen dat de kilometerteller van zijn Volvo een ten opzichte van de realiteit veel te lage kilometerstand vermeldt. [gedaagde] heeft daartegenover onvoldoende aangevoerd. Aan bewijslevering wordt dan niet toegekomen.
Ontbinding
3.14.
Dit betekent dat de auto reeds ten tijde van de aankoop behept was met een ernstig gebrek: een veel te lage kilometerstand. Een gebrek dat [eiser] als consument niet hoefde te verwachten gelet op de aanbevelingen van [gedaagde] , waaronder een onderhoudsbeurt door een BOVAG garage die kennelijk ook geen reden had te twijfelen aan de kilometerstand, de reële vraagprijs en het ontbreken van een voorbehoud door [gedaagde] over die kilometerstand. Deze tekortkoming kan naar zijn aard niet worden hersteld. Aan de vereisten voor ontbinding van de koopovereenkomst is voldaan. Dit resulteert in ongedaanmakingsverbintenissen van partijen: [eiser] moet de auto terugbrengen naar en in eigendom overdragen aan [gedaagde] en [gedaagde] moet het kenteken overschrijven zodat [eiser] gevrijwaard is. [gedaagde] dient de aankoopprijs van € 11.900,- aan [eiser] terug te betalen.
De vorderingen van [eiser] op deze onderdelen zullen als na te melden worden toegewezen.
De door [eiser] gemaakte reparatie- en andere kosten
3.15.
[eiser] maakt daarnaast aanspraak op vergoeding door [gedaagde] van de door hem inmiddels aan de auto gespendeerde kosten. Hij berekent die in totaal op € 5.574,11. Hij meent dat die kosten hebben geleid tot een met dat bedrag overeenkomende waardevermeerdering van de auto, waarop [gedaagde] geen recht heeft. De auto moet immers worden teruggenomen in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de aankoop, maar wordt nu in verbeterde staat terug verkregen. [eiser] voert dan ook als eerste grondslag voor zijn vordering aan dat [gedaagde] door die reparaties met dat bedrag ongerechtvaardigd is verrijkt.
3.15.1.
Deze redenering van [eiser] komt er op neer dat hij een beroep doet op het bepaalde in artikel 6:277 BW en daarvan het tweede lid. Deze bepaling regelt de aanspraak op schadevergoeding bij ontbinding van de overeenkomst voor het geval de tekortschietende contractspartij weliswaar gebrekkig heeft gepresteerd, maar dat dit verder niet voor zijn rekening komt (bijvoorbeeld omdat hem geen verwijt daarvan kan worden gemaakt). De andere contractspartij (in dit geval [eiser] ) heeft dan nog slechts een beperkte aanspraak op schadevergoeding: hij heeft alleen recht op vergoeding van het voor hem opgetreden nadeel van de ontbinding als dit nadeel ook een voordeel van de ontbinding is voor de tekortschietende contractspartij en hij dat voordeel anders niet zou hebben genoten (artikel 6:78 BW, dat verwijst naar artikel 6:212 BW, bekend als ongerechtvaardigde verrijking).
3.15.2.
Het is evident dat de door [eiser] aan de auto uitgevoerde reparaties en andere verbeteringen door hem bedoeld waren met het oog op zijn voortgezet gebruik van de auto. Nu de ontbinding van de overeenkomst aan dat voortgezet gebruik in de weg staat, lijdt hij nadeel. Daarmee zijn die uitgaven echter nog niet meteen een voordeel voor [gedaagde] : die ontvangt immers een auto terug waarvan is komen vast te staan dat die behept is met een zeer ernstige afwijking van de kilometerteller. Het is zeer de vraag of de reparaties voor een bedrijf als van [gedaagde] nut hebben. In ieder geval valt zoveel af te dingen op het slechts algemeen verwoorde standpunt van [eiser] dat de reparatie- en andere uitgaven tot een dienovereenkomstige waardevermeerdering hebben geleid, dat die stelling als onvoldoende onderbouwd niet tot toewijzing van de vordering kan leiden.
3.16.
[eiser] heeft daarnaast een beroep gedaan op het bepaalde in artikel 6:275 BW. Dit artikel verklaart de regeling van artikel 3:120 lid 2 BW van overeenkomstige toepassing en komt er op neer dat een partij ( [eiser] ) tegenover de rechthebbende van een goed ( [gedaagde] en de Volvo) recht heeft op vergoeding van de door hem ten behoeve van dat goed gemaakte kosten. Die partij moet dan wel ‘te goeder trouw’ die kosten hebben gemaakt. Daarvan is sprake als die partij bij het maken van die kosten nog geen rekening met de ontbinding hoefde te houden. Als hij niet in deze zin te goeder trouw is, heeft hij alleen recht op vergoeding van kosten voor zover sprake is van ongerechtvaardigde verrijking van de rechthebbende (artikel 3:121 lid 2 BW).
3.16.1.
De kantonrechter stelt vast dat [eiser] gelet op zijn onmiddellijk na de aankoop bij [gedaagde] uitgesproken twijfel en zijn actieve naspeuringen bij de Volvo organisatie in Dubai bevreesd was voor een mogelijk onjuiste kilometerstand van zijn Volvo. Die vrees alleen is nog niet voldoende voor het oordeel dat [eiser] dan niet langer te goeder trouw kosten aan de auto mocht maken. Vrees is nog geen duidelijkheid en [eiser] wilde uiteraard van zijn nieuwe aanwinst gebruik kunnen maken. De vrees voor een onjuiste kilometerstand staat dan ook niet aan het aannemen van goede trouw in de weg.
3.16.2.
In het overgelegde e-mailbericht van [eiser] aan [gedaagde] van 27 februari 2019 is te lezen dat hij op 25 februari 2019 telefonisch aan [gedaagde] had meegedeeld dat hij met de Volvo naar een garage was gegaan in verband met de signalen van olielekkage en mogelijk ernstiger problemen. De kantonrechter stelt vast dat uit de stellingen van partijen en de processtukken niet volgt dat op dat moment al sprake was van concrete aanwijzingen van een verkeerde kilometerstand. Hij schrijft in zijn e-mailbericht ook het bedrijf KDL (bedoeld zal zijn [garage 1] , kantonrechter) opdracht tot reparatie te hebben gegeven. Bij het geven van deze opdracht was derhalve nog geen sprake van bekendheid van [eiser] met de mogelijkheid dat de koopovereenkomst zal worden ontbonden.
Kennelijk is [garage 1] al vroeg bij het uitvoeren van de opdracht tot de conclusie gekomen dat de kilometerstand niet deugt. [garage 1] bericht [eiser] immers op 26 februari 2019 dat de auto “hoogstwaarschijnlijk 2-2,5 ton teruggedraaid is”. Uit de e-mail van [eiser] aan [gedaagde] van 27 februari 2019 blijkt dat [eiser] bovendien op de hoogte is van de op de kap van de distributieriem gevonden sticker. [eiser] geeft in die e-mail aan nog te wachten op bericht uit Dubai.
Hoewel dit ernstige aanwijzingen zijn dat de kilometerstand van de auto niet deugt, maakt dit niet dat [eiser] niet langer als te goeder trouw in de zin van de wet kan worden aangemerkt. Hij had immers al opdracht voor de reparatie gegeven. Op de verwijzing van [eiser] naar de aangetroffen sticker reageerde [gedaagde] bovendien pas op 8 maart 2019 en wel afwijzend: volgens [gedaagde] was die informatie irrelevant omdat die “duidelijk later ingevuld en leesbaar” was (e‑mail van 8 maart 2019). Onder die omstandigheden kan van een consument, als [eiser] is, niet verwacht worden dat hij al voldoende informatie had om rekening te moeten houden met een mogelijke ontbinding van de koopovereenkomst. De door [garage 1] in haar e-mail van 26 februari 2019 genoemde gebreken maken duidelijk dat het zonder reparatie doorrijden met de auto niet verstandig was. [eiser] hoefde bij die stand van zaken (reparatie is nodig om te kunnen doorrijden met de Volvo, en anderzijds bestreed [gedaagde] de aanwijzingen van een onjuiste kilometerstand) niet de al gegeven reparatieopdracht in te trekken.
3.17.
Dit betekent dat [eiser] met toepassing van artikel 6:275 BW in verbinding met artikel 6:120 lid 2 BW aanspraak heeft op vergoeding door [gedaagde] van de door hem gemaakte reparatiekosten bij [garage 1] . Het verweer van [gedaagde] dat [eiser] hem eerst in staat had moeten stellen de reparaties zelf uit te voeren gaat in dit geval niet op. Het gaat hier immers niet om een gebrekkige levering van een auto die voor rekening van [gedaagde] moest worden hersteld en waarvoor [gedaagde] in de gelegenheid moest worden gesteld. De grondslag van de vordering is een andere: het ongeacht de concrete gebreken niet voldoen van de Volvo aan de koopovereenkomst als gevolg van de volstrekt onjuiste kilometerstand. [eiser] heeft opdracht gegeven voor reparaties, waarvan hij aannam dat hij daar zelf voor moest zorg dragen. Van het in strijd met de goede trouw opdracht geven van reparaties is in de gegeven omstandigheden geen sprake.
3.18.
De overige kosten van het banden vervangen en de software taal aanpassen zijn allemaal uitgaven die een eigenaar van een auto normaal kan doen en die gemaakt zijn in de periode dat [eiser] geen reden had om met een ontbinding van de koopovereenkomst rekening te houden. Ook die kosten komen derhalve voor vergoeding door [gedaagde] in aanmerking.
3.19.
De reparatie van 10 april 2019 roept wel vragen op. De factuur van 11 april 2019 van € 706,64 ziet op diagnose en reparatie van de airco installatie. Anders dan de reparatie opdracht aan [garage 1] is hier geen sprake van een opdracht die al was gegeven voordat de signalen kwamen dat de kilometerstand niet deugt. Waar van die opdracht nog kon worden geoordeeld dat het ging om het rijdend houden van de Volvo, is daarvan bij deze reparatie geen sprake (althans dat spreekt niet voor zich en het is niet gesteld). [eiser] heeft niet toegelicht waarom deze reparatie – in april, het is geen hoog zomer – noodzakelijk was voor het gebruik van de auto in afwachting van duidelijkheid. Mede door de reactie van [gedaagde] van 8 maart 2019 was nog steeds onvoldoende informatie beschikbaar voor [eiser] als consument om al rekening te houden met een mogelijke ontbinding van de koopovereenkomst als gevolg van een te laag opgegeven kilometerstand. Hij was echter ook actief met het verwerven van informatie uit Dubai. Hij heeft niet gesteld - en het dossier geeft daar ook geen aanleiding voor - dat hij geen reactie uit Dubai meer verwachtte. Die informatie ontving [eiser] kort nadien, op 15 april 2019, van de importeur/dealer uit Dubai. Ook dit korte tijdverloop geeft aanleiding voor de door [eiser] niet beantwoorde vraag, waarom hij dat bericht niet heeft afgewacht. Dat bericht gaf op dat moment (in combinatie met de informatie van de sticker) voldoende grond om rekening te houden met die mogelijkheid van ontbinding. De ontbindingsverklaring is ook kort daarna (op 26 april 2019) uitgebracht.
In deze situatie is onvoldoende grond aanwezig om nog steeds uit te gaan van goede trouw aan de zijde van [eiser] als bedoeld in artikel 3:120 lid 2 BW. De factuur van [garage 2] van € 706,64 komt derhalve niet voor vergoeding in aanmerking. In totaal komt de kantonrechter dan uit op € 5.574,11 - € 706,64 = € 4.867,47 inclusief btw.
3.20.
Dan resteert nog het verweer van [gedaagde] dat [eiser] de auto meer dan een jaar in gebruik heeft gehad. Hij maakt aanspraak op verrekening van dat voordeel met de op grond van artikel 3:120 BW toewijsbare vergoeding van gemaakte kosten. [gedaagde] stelt dat de kosten deels gewone onderhoudskosten zijn en deels kosten zijn die normaal zijn voor een auto van 13 jaar oud. [gedaagde] verbindt daaraan de conclusie dat alle kosten met het gebruiksvoordeel verrekend moeten worden.
3.20.1.
De kantonrechter stelt voorop dat hem niet de vraag is voorgelegd of [gedaagde] aanspraak kan maken op een gebruiksvergoeding van [eiser] omdat de auto na ontbinding als gevolg van dat gebruik niet kan worden terug gegeven in de staat waarin deze zich bij verkoop bevond.
Het verweer van [gedaagde] dat de door [eiser] gemaakte kosten deels normale kosten voor een auto van 13 jaar oud zijn is pas bij dupliek gevoerd en [eiser] heeft daar dus niet op kunnen reageren. Dit hoeft echter ook niet, omdat dit verweer [gedaagde] niet kan baten: de vraag of gemaakte kosten “normaal” passen bij de leeftijd van de auto, is geen onderdeel van het door artikel 3:120 BW gestelde criterium. Dat criterium houdt in dat aanspraak bestaat op vergoeding van alle gemaakte kosten, tenzij [eiser] door de “vruchten van het goed en de overige voordelen die hij ter zake heeft genoten” voor het een en ander schadeloos is gesteld. Het voordeel van het gebruik van de auto zou dan gelijk moeten zijn aan de gemaakte kosten.
3.20.2.
[eiser] heeft voor een groot deel hoge kosten gemaakt waarvan aannemelijk is dat [eiser] daarvan gedurende een langere periode dan tijdens de gebruiksduur van één jaar profijt zou hebben. Dat dit anders is heeft [gedaagde] niet concreet gesteld, laat staan dat daarvoor een onderbouwing is te vinden. [gedaagde] heeft uitsluitend bij conclusie van antwoord aangevoerd dat de kosten van het vervangen van de banden kosten zijn die goed gemaakt worden door het gebruik. In zijn algemeenheid is deze stelling te mager. [gedaagde] heeft niets aangevoerd over het aantal kilometers dat [eiser] volgens hem tijdens de gebruiksduur met de auto heeft afgelegd en met welk aantal kilometers de nieuwe banden van de Volvo weer vervangen moeten worden.
[eiser] heeft op dit punt echter ook geen verweer gevoerd of duidelijkheid geboden. Hij lijkt het dus eens te zijn met [gedaagde] dat voor de banden sprake kan zijn van een door [eiser] genoten gebruiksvoordeel. De kantonrechter leest in de factuur van [garage 2] van 11 april 2019 dat de Volvo op dat moment een kilometerstand had van 93.241, er was dus vanaf de levering aan [eiser] in bijna 3 maanden 2.242 km afgelegd. Op jaarbasis is dat nog geen 10.000 kilometer. De kantonrechter gaat er schattenderwijs van uit dat autobanden in ieder geval 30.000 kilometer kunnen afleggen waarvan 10.000 kilometer dus 1/3 is “ver”bruikt. Voor de banden is € 440,- gerekend, daarvan is in ieder geval 2/3 op goede gronden in rekening gebracht (€ 293,- ), het verschil (€ 147,-) zal de kantonrechter op de kosten in mindering brengen.
In totaal is daarmee toewijsbaar: € 4.867,47 - € 147,- is € 4.720,47. De vordering zal op dit onderdeel tot dit bedrag worden toegewezen.
Dwangsom
3.21.
Het verweer van [gedaagde] dat de dwangsom niet kan worden verbonden aan een verplichting van hem de Volvo bij [eiser] op te halen, behoeft verder geen bespreking. [eiser] heeft gevorderd [gedaagde] te veroordelen tot terugneming van de Volvo en niet tot terug halen van de Volvo. Dit betekent dat de dwangsom wordt verbonden aan de verplichting van [gedaagde] de auto “terug te nemen” op het moment dat [eiser] die auto (uiteraard na afstemming met [gedaagde] ) bij [gedaagde] aanbiedt. Als hij dat op dat moment weigert, verbeurt hij de dwangsom. Aldus gelezen is de vordering toewijsbaar.
Buitengerechtelijke kosten
3.22.
[eiser] maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter overweegt dat de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten niet van toepassing is, omdat de verplichting tot betaling niet voortvloeit uit de overeenkomst: het gaat hier om ongedaanmakingsverplichtingen die voortvloeien uit de ontbinding. De kantonrechter is van oordeel dat de door [eiser] gemaakte kosten zien op verrichtingen die niet meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkings-voorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan hij vergoeding vordert, vallen derhalve onder de proceskosten. De vordering inzake de buitengerechtelijke incassokosten ligt daarom voor afwijzing gereed.
Proceskosten
3.23.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 99,01
- griffierecht € 486,00
- salaris gemachtigde €
720,00(2 punten x tarief € 360,00)
Totaal € 1.305,01
3.24.
De kosten die [eiser] na deze procedure eventueel nog zal moeten maken voor de uitvoering van dit vonnis, zullen op de onder ‘de beslissing’ weergegeven manier worden begroot.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen (€ 11.900,- + € 4.720,47 =) € 16.620,47 met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 17 mei 2019 tot de voldoening;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] de Volvo terug te nemen op een in onderling overleg vast te stellen werkdag, of bij gebreke van medewerking daaraan door [gedaagde] in ieder geval binnen 14 dagen na dit vonnis, nadat de Volvo door [eiser] is gebracht op het adres waar [eiser] de Volvo na aankoop in ontvangst heeft genomen, op straffe ven verbeurte van een dwangsom van € 50,- voor iedere dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.305,01, waarin begrepen € 720,- aan salaris gemachtigde;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 120,- aan salaris gemachtigde;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Slootweg, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 april 2020.