ECLI:NL:RBMNE:2020:1337

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 februari 2020
Publicatiedatum
6 april 2020
Zaaknummer
8186821 UT VERZ 19-16984 en 8186825 UT VERZ 19-16985
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van executeur en benoeming vervangend executeur in nalatenschappen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 27 februari 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontslag van de executeur in de nalatenschappen van erflaatster en erflater. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R.P.J. Hendrikx, heeft verzocht om verweerder, die ook als executeur was benoemd, te ontslaan op grond van gewichtige redenen. Verweerder, vertegenwoordigd door mr. M. van Hunnik, heeft verweer gevoerd en betwist dat er sprake is van gewichtige redenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat verweerder geen aangifte erfbelasting heeft gedaan en onvoldoende informatie heeft verstrekt over de afwikkeling van de nalatenschappen. Dit, in combinatie met het feit dat de executele al meer dan drie jaar voortduurt zonder dat deze is geëindigd, heeft de kantonrechter doen besluiten dat er inderdaad gewichtige redenen zijn om verweerder als executeur te ontslaan.

Daarnaast heeft verzoeker verzocht om de heer [B] te benoemen als vervangend executeur, terwijl verweerder heeft verzocht om mr. J. Smit, notaris, als vervangend executeur te benoemen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat mr. J. Smit bereid is om deze rol op zich te nemen en heeft hem benoemd als vervangend executeur. Tevens is bepaald dat mr. Smit zijn werkzaamheden mag declareren volgens het gebruikelijke kantoortarief.

Verweerder is verder veroordeeld om binnen zes weken rekening en verantwoording af te leggen aan mr. Smit, met een dwangsom van €250 per dag voor het geval hij hieraan niet voldoet. Het verzoek van verzoeker om verweerder te veroordelen in de kosten van de procedure is afgewezen, omdat de procedure een familierechtelijk karakter heeft. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en tegen deze beslissing kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Toezicht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 8186821 UT VERZ 19-16984 en 8186825 UT VERZ 19-16985
Beschikking d.d. 27 februari 2020
Inzake het verzoek van
[verzoeker],
gemachtigde: mr. R.P.J. Hendrikx,
verder te noemen verzoeker,
tegen
[verweerder],
gemachtigde mr. M. van Hunnik,
verder te noemen verweerder.
Belanghebbende in deze zaak is
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen [belanghebbende] .
Het verzoek heeft betrekking op de nalatenschappen van:
[erflaatster] ,geboren te [geboorteplaats] op [1933] , overleden te [woonplaats] op [2013] , laatst gewoond hebbende te [woonplaats] , verder te noemen erflaatster,
en
[erflater], geboren te [geboorteplaats] op [1925] , overleden te [woonplaats] op [2016] , laatst gewoond hebbende te [woonplaats] , verder te noemen erflater.

1.Het verloop van de procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift ingekomen op 21 november 2019;
  • het verweerschrift ingekomen op 7 januari 2020;
  • de brief van verzoeker met productie 22, ingekomen op 8 januari 2020.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 8 januari 2020. Hierbij zijn verzoeker met zijn advocaat en verweerder met zijn advocaat verschenen. [belanghebbende] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Op zitting hebben verzoeker en verweerder gevraagd de zaak aan te houden om te proberen in onderling overleg tot een oplossing te komen.
Na de zitting heeft de kantonrechter kennisgenomen van de brief van verzoeker van
19 februari 2020 en de brief van verweerder van 20 februari 2020. Daarin vragen zij de kantonrechter, kort gezegd, om een beslissing te nemen op de verzoeken. De reactie van de zijde van verzoeker van 25 februari die weer een reactie is op de brief van verweerder van 20 februari 2020 blijft buiten beschouwing.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Erflaatster en erflater waren met elkaar gehuwd. Verzoeker, verweerder en [belanghebbende] zijn hun drie kinderen.
2.2.
Uit de verklaring van executele van 18 december 2015 blijkt dat erflaatster op 26 juni 2008 te [woonplaats] voor het laatst over haar nalatenschap heeft beschikt. Daarin heeft zij erflater en bij zijn belet of ontstentenis verweerder tot executeur benoemd. Vanwege de wilsonbekwaamheid van erflater heeft verweerder de benoeming tot executeur aanvaard.
2.3.
In haar testament heeft erflaatster haar echtgenoot (erflater) en haar drie kinderen tot erfgenamen benoemd waarbij zij heeft bepaald dat haar nalatenschap overeenkomstig de wet zal worden verdeeld.
2.4.
Uit de verklaring van executele van 11 augustus 2016 blijkt dat erflater op 26 juni 2008 te [woonplaats] voor het laatst over zijn nalatenschap heeft beschikt. Daarin heeft hij verweerder tot executeur benoemd. Verweerder heeft deze benoeming aanvaard.
2.5.
In zijn testament heeft erflater onder N. bepaald dat verzoeker en verweerder zijn enig erfgenamen zijn voor gelijke delen. Erflater heeft aan Mevrouw [A] een bedrag in contanten gelegateerd en aan [belanghebbende] een bedrag in contanten gelijk aan zijn legitieme portie.

3.De overwegingen van de kantonrechter

3.1.
Verzoeker vraagt verweerder op grond van artikel 4:149 lid 2 van het Burgerlijk wetboek (BW) te ontslaan als executeur in de nalatenschap van zowel erflaatster als erflater. Hij voert daartoe aan dat er sprake is van gewichtige redenen. Verweerder verstrekt namelijk niet of nauwelijks inlichtingen en er is verzuimd om (tijdig) een deugdelijke boedelbeschrijving op te stellen. Voorts heeft verweerder geen, althans niet tijdig aangifte erfbelasting gedaan en is het legaat aan mevrouw [A] nog steeds niet uitgekeerd. Verzoeker stelt dat hij sinds 2016 contact probeert te krijgen met verweerder over de afwikkeling van de nalatenschappen. Pas op 14 juli 2019 ontvangt verzoeker per e-mail bericht van verweerder. De door verzoeker gevraagde inlichtingen en stukken over bijvoorbeeld de aangifte en aanslag erfbelasting; de huidige stand van zaken met betrekking tot de boedel en een overzicht van de inkomsten en uitgaven van de nalatenschappen zijn echter nog steeds niet verstrekt. In de brief van 19 februari 2020 stelt verzoeker dat hij na de zitting verweerder nogmaals heeft gevraagd om bepaalde informatie en stukken toe te sturen maar dat die nog steeds niet zijn ontvangen.
3.2.
Verweerder voert verweer en vraagt primair de verzoeken af te wijzen. Hij stelt dat er wel een boedelbeschrijving is opgemaakt en dat inlichtingen beschikbaar zijn voor verzoeker. Verweerder heeft geen aangifte erfbelasting gedaan om dat hij dacht dat dit vanzelf zou gaan. Inmiddels zijn er ambtshalve aanslagen ontvangen. Als verweerder wel aangifte erfbelasting had gedaan, had dit volgens hem niet tot heel andere uitkomsten geleid. In het verweerschrift en op de zitting heeft verweerder te kennen gegeven dat hij het legaat aan mevrouw [A] wil uitkeren maar dat zij geen betaalinstructies geeft. In de brief van 20 februari 2020 van verweerder staat dat het legaat is uitgekeerd. Verweerder concludeert dat de executele is geëindigd omdat er geen schulden meer zijn te voldoen. Subsidiair voert verweerder aan dat er geen sprake is van gewichtige redenen om hem te ontslaan als executeur. In de brief van 20 februari 2020 staat dat verzoeker op 19 februari 2020 is geïnformeerd en voorzien van de laatste relevante stukken.
3.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. In het testament van erflater staat dat [belanghebbende] een legaat toekomt ter grootte van zijn legitieme portie. Gesteld noch gebleken is dat dit legaat is uitgekeerd. Voorts is de kantonrechter niet gebleken dat verweerder eindrekening en verantwoording heeft afgelegd. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de executele nog niet is geëindigd zoals verweerder stelt. Derhalve komt de kantonrechter toe aan de beoordeling van de vraag of sprake is van gewichtige redenen als bedoeld in artikel 4:149 BW. Vaststaat dat verweerder geen aangifte erfbelasting heeft gedaan voor zowel de nalatenschap van erflaatster als van erflater terwijl dit wel zijn taak is. Daarnaast blijkt uit de overgelegde correspondentie dat verweerder weinig tot geen informatie heeft verstrekt over de uitoefening van zijn taak als executeur. Tot slot is het meer dan drie en een half jaar geleden dat erflater is overleden en is de executele nog steeds niet geëindigd. De kantonrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat er sprake is van gewichtige redenen om verweerder als executeur te ontslaan. Verweerder zal dan ook worden ontslagen als executeur in de nalatenschap van erflaatster en erflater.
3.4.
Verzoeker vraagt de heer [B] te benoemen als vervangend executeur. Verweerder vraagt dit verzoek af te wijzen omdat de heer [B] niet onafhankelijk en onpartijdig is. Verweerder verzoekt om mr. J. Smit, notaris in Wageningen tot vervanger te benoemen onder bepaling dat hem voor zijn werkzaamheden loon toekomt overeenkomstig de gebruikelijke kantoortarieven danwel overeenkomstig de Recofa-richtlijnen.
3.5.
Artikel 4:142 lid 1 BW bepaalt dat een erflater kan beschikken dat wanneer een benoemde executeur komt te ontbreken, de kantonrechter bevoegd is een vervanger te benoemen. In het testament van zowel erflaatster als erflater staat onder H.7. dat de kantonrechter bevoegd is een vervangend executeur te benoemen op verzoek van een belanghebbende indien een benoemde executeur komt te ontbreken. Verzoeker heeft geen verweer gevoerd tegen benoeming van mr. J. Smit als vervangend executeur. Uit de bereidverklaring van 23 december 2019 blijkt dat hij bereid is om te worden benoemd als executeur in de nalatenschappen van erflaatster en erflater. De kantonrechter zal mr. J. Smit daarom benoemen als executeur in de nalatenschappen van erflaatster en erflater.
3.6.
Ten aanzien van het verzoek van verweerder om te bepalen dat mr. J. Smit zijn werkzaamheden conform zijn gebruikelijk kantoortarief danwel conform de Recofa-richtlijnen mag declareren overweegt de kantonrechter het volgende. Op grond van artikel 4:144 lid 3 BW dat verwijst naar 4:159 lid 3 BW kan de kantonrechter op grond van onvoorziene omstandigheden de beloning van de executeur anders regelen dan bij uiterste wil of de wet is aangegeven. Naar het oordeel van de kantonrechter is sprake van onvoorziene omstandigheden omdat nu een notaris wordt benoemd als vervangend executeur. Van hem kan niet verwacht worden dat hij voor die werkzaamheden geen loon in rekening mag brengen zoals bepaald in de testamenten onder H. 6. De kantonrechter ziet aanleiding om te bepalen dat mr. J. Smit voor zijn werkzaamheden het gebruikelijke kantoortarief in rekening zal brengen.
3.7.
Verzoeker vraagt verweerder te veroordelen om rekening en verantwoording af te leggen en de stukken af te geven aan degene die na hem tot beheer van de nalatenschap bevoegd is. Voorts vraagt verzoeker een dwangsom op te leggen indien verweerder hieraan niet voldoet. De kantonrechter ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen waarbij verweerder een termijn van zes weken wordt gegeven om de rekening en verantwoording af te leggen aan mr. J. Smit. De verzochte op te leggen dwangsom zal worden gematigd tot betaling van € 250,-- voor iedere dag dat verweerder hieraan niet voldoet en zal worden gemaximeerd tot €5.000,--.
3.8.
Voorts vraagt verzoeker de kantonrechter te oordelen dat verweerder geen aanspraak kan maken op betaling door de nalatenschappen van de door hem gestelde kosten die hij in het kader van de onderhavige procedure heeft gemaakt. De kantonrechter overweegt dat nu niet duidelijk is of verweerder aanspraak maakt op voormelde kosten. Het verzoek is dus prematuur en zal daarom worden afgewezen.
3.9.
Verzoeker vraagt tot slot om verweerder te veroordelen in de kosten van deze procedure. De kantonrechter oordeelt dat deze procedure een familierechtelijk karakter heeft. Om die reden ziet de kantonrechter geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Het verzoek daartoe zal daarom worden afgewezen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
ontslaat verweerder met ingang van heden als executeur in de nalatenschap van erflaatster en erflater;
4.2.
benoemt met ingang van heden in zijn plaats: mr. J. Smit, werkzaam als notaris ten kantore van Smit en Moormann notariaat te Wageningen (Postbus 24, 6700 AA Wageningen);
4.3.
bepaalt dat mr. J. Smit voor zijn werkzaamheden het gebruikelijke kantoortarief in rekening brengt;
4.4.
bepaalt dat verweerder binnen zes weken na betekening van deze beschikking rekening en verantwoording aflegt alsmede alle stukken afgeeft aan mr. J. Smit;
4.5.
bepaalt dat verweerder voor iedere dag dat hij in niet voldoet aan het onder 4.4. bepaalde een dwangsom verbeurt van € 250 ,-- per dag tot een maximum van €5.000,--;
4.6.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. D. Wachter, kantonrechter, en is in aanwezigheid van mr. R.H.M. den Ouden, griffier, in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2020.
Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Het beroepschrift kan uitsluitend door een advocaat worden ingediend.