In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 3 januari 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de machtiging voor gesloten jeugdhulp voor de minderjarige [voornaam van A], geboren in 2002. De kinderrechter heeft deze machtiging verleend op verzoek van Samen Veilig Midden-Nederland, de gecertificeerde instelling (GI), die aangaf dat [voornaam van A] niet in een crisissetting moet belanden. De machtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot 1 juli 2020, na een eerdere machtiging van twee weken die op 1 januari 2020 inging.
Het procesverloop begon met een tussenbeschikking op 23 december 2019, waarin de noodzaak voor jeugdhulp werd vastgesteld. De kinderrechter heeft ter zitting op 3 januari 2020 de betrokken partijen gehoord, waaronder de minderjarige, zijn moeder, en vertegenwoordigers van de GI. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de jeugdhulp noodzakelijk is vanwege ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [voornaam van A] ernstig belemmeren. De kinderrechter heeft ook overwogen dat de opneming en verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de jeugdhulp onttrekt.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat aan de wettelijke criteria voor het verlenen van de machtiging is voldaan. De minderjarige en zijn moeder hebben ingestemd met het plan van de GI, dat voorziet in een overgang naar een beschermde woonvorm waar [voornaam van A] kan verblijven. De kinderrechter heeft de machtiging gesloten jeugdhulp verlengd tot 1 juli 2020, met de verwachting dat de jeugdhulpaanbieder de machtiging opschort zodra [voornaam van A] naar de beschermde woonvorm gaat.