ECLI:NL:RBMNE:2020:1447

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2020
Publicatiedatum
10 april 2020
Zaaknummer
C/16/498350 FL RK 20-377
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenen van een zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 7 april 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 28 februari 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1955 en verblijvende op zijn thuisadres. De eerste mondelinge behandeling vond plaats op 23 maart 2020, waarbij de rechtbank oordeelde dat de officier van justitie zijn verzoek moest wijzigen en de behandeling aanhield voor twee weken.

Tijdens de zitting op 6 april 2020 bleek dat de advocaat van de betrokkene, mr. A.M.G. de Groot, geen contact had kunnen krijgen met zijn cliënt, waardoor het standpunt van de betrokkene niet bekend was. De rechtbank constateerde ook een discrepantie tussen het verzoekschrift van de officier van justitie en de onderliggende stukken. Ondanks de aanhoudingen en de mogelijkheid voor de officier van justitie om zijn verzoek te wijzigen, heeft deze geen actie ondernomen.

De rechtbank oordeelde dat het verzoek niet kon worden toegewezen, omdat de officier van justitie niet had voldaan aan de eerdere beschikking. De rechtbank vond het uiterst kwalijk dat de officier van justitie niet had gereageerd op de beschikking van 23 maart 2020, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek. De rechtbank besloot het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging af te wijzen, met de opmerking dat de opname in een verpleeghuis niet de bedoeling was van de belanghebbenden. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter R.F. van Aalst en is schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Lelystad
Zaaknummer: C/16/498350 / FL RK 20-377
Beschikking van 7 april 2020van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [1955] , [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
verblijvende op het thuisadres,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. A.M.G. de Groot.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 28 februari 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging te verlenen ten aanzien van betrokkene.
1.2.
De eerste mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 23 maart 2020. De rechtbank heeft bij beschikking van 23 maart 2020 2020 beslist dat de officier van justitie zijn verzoek moet wijzigen, en de behandeling van verzoek aangehouden voor de duur van twee weken.
1.3.
Het verzoek is verder behandeld op de zitting van 6 april 2020.

2.Beoordeling

2.1.
De rechtbank heeft het verzoek om twee redenen aangehouden, die ook in de beschikking van 23 maart 2020 staan genoemd. In de eerste plaats is was het standpunt van betrokkene ten aanzien van het verzoek niet bekend doordat de advocaat geen contact met hem heeft kunnen krijgen. De tweede reden is dat er een verschil tussen het verzoekschrift van de officier van justitie en de onderliggende stukken is vastgesteld. De rechtbank heeft daarom in de beschikking van 23 maart 2020 beslist dat de officier van justitie zijn verzoek moet wijzigen.
2.2.
Het is de advocaat ook na de zitting van 23 maart 2020 niet gelukt betrokkene te spreken. De advocaat heeft ter zitting wel, omdat zij betrokkene al jaren bijstaat en dus kent, namens betrokkene een standpunt ingenomen, dat strekt tot afwijzing van het verzoek.
2.3.
De rechtbank zal het verzoek afwijzen, maar niet om de redenen die de advocaat aanvoert, want aan de beoordeling daarvan komt de rechtbank niet toe. De officier van justitie heeft namelijk niet voldaan aan de beschikking van 23 maart 2020. Hij heeft daarop op geen enkele wijze gereageerd.
2.4.
Niet alleen vindt de rechtbank dat uiterst kwalijk, maar ook betekent dat dat het verschil tussen het verzoekschrift van de officier van justitie en de onderliggende stukken niet is weggenomen. Zoals ook al in de beschikking van 23 maart 2020 staat, kan het verzoek zo niet worden toegewezen. Dat strekt er namelijk toe dat betrokkene wordt opgenomen in een verpleeghuis, terwijl dat volgens de wèl verschenen belanghebbenden helemaal niet de bedoeling is. Hier wreekt zich dus dat de officier van justitie in het verzoekschrift aangeeft niet voornemens te zijn de zitting bij te wonen, en vervolgens op geen enkele wijze reageert op de beschikking van de rechtbank.

3.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging af.
Deze beschikking is op 7 april 2020 mondeling gegeven door mr. R.F. van Aalst, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.