ECLI:NL:RBMNE:2020:1447
Rechtbank Midden-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot verlenen van een zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
Op 7 april 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 28 februari 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1955 en verblijvende op zijn thuisadres. De eerste mondelinge behandeling vond plaats op 23 maart 2020, waarbij de rechtbank oordeelde dat de officier van justitie zijn verzoek moest wijzigen en de behandeling aanhield voor twee weken.
Tijdens de zitting op 6 april 2020 bleek dat de advocaat van de betrokkene, mr. A.M.G. de Groot, geen contact had kunnen krijgen met zijn cliënt, waardoor het standpunt van de betrokkene niet bekend was. De rechtbank constateerde ook een discrepantie tussen het verzoekschrift van de officier van justitie en de onderliggende stukken. Ondanks de aanhoudingen en de mogelijkheid voor de officier van justitie om zijn verzoek te wijzigen, heeft deze geen actie ondernomen.
De rechtbank oordeelde dat het verzoek niet kon worden toegewezen, omdat de officier van justitie niet had voldaan aan de eerdere beschikking. De rechtbank vond het uiterst kwalijk dat de officier van justitie niet had gereageerd op de beschikking van 23 maart 2020, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek. De rechtbank besloot het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging af te wijzen, met de opmerking dat de opname in een verpleeghuis niet de bedoeling was van de belanghebbenden. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter R.F. van Aalst en is schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.