Uitspraak
_
1..[verweerder sub 1] ,
2..[verweerder sub 2] ,
1.Inleiding
2.Inleiding
as van de ouders. De asbus van moeder is bij [voornaam van verweerder sub 1] , die van vader bij [voornaam van eiseres] . [voornaam van eiseres] vordert afgifte van de asbus van vader aan haar, zodat zij die kan bewaren en zodat de kinderen samen ‘over kunnen gaan tot het bestemmen
sieraden. [voornaam van verweerder sub 2] en [voornaam van eiseres] zijn het erover eens dat er drie gouden kettingen waren, maar zij vragen daarover geen van beiden iets. Daarnaast waren er enkele ringen. Volgens [voornaam van eiseres] waren er twee gouden ringen, waarvan één brede trouwring (en een smallere helft die van haar vader was). Zij vraagt daarover echter niets. Volgens [voornaam van verweerder sub 2] heeft [voornaam van eiseres] de helft van de ring van vader; hij wil graag de andere helft van de ring van zijn vader hebben en een helft van de ring van zijn moeder. Dat zal wel over trouwringen gaan. [voornaam van eiseres] schrijft vervolgens dat zij één (hele?) ring heeft, maar dat die niet tot de nalatenschap behoort. Op de foto’s die zij heeft overgelegd is een ring te zien met een klein steentje.
doos met foto’s. Volgens [voornaam van verweerder sub 2] stond er in de woning van moeder een doos met foto's en andere persoonlijke bezittingen, die hij graag wil hebben. Volgens hem hebben [voornaam van verweerder sub 1] en [voornaam van eiseres] nu elk een deel van de inhoud van de doos. [voornaam van eiseres] ontkent dat er een doos met foto’s was. Er was wel een doos met ‘andere zaken van [voornaam van verweerder sub 1] en [voornaam van verweerder sub 2] ’, maar die wilde [voornaam van verweerder sub 2] niet komen ophalen. Ook hier heeft de rechtbank meer informatie nodig. Om te beginnen moeten [voornaam van verweerder sub 2] en [voornaam van eiseres] allebei beter specificeren wat voor doos dat was en wat erin zat, zodat duidelijk wordt of zij het over dezelfde doos hebben. Verder moeten zij allebei uitleggen wie volgens hen recht heeft op welke spullen, en waarom.
contant geldin haar slaapkamer, maar bij het leeghalen van de woning werd dat geld niet aangetroffen. Volgens hem moet [voornaam van verweerder sub 1] het zich hebben toegeëigend, omdat hij de sleutel had. Hij wil dat [voornaam van verweerder sub 1] het terugstort in de nalatenschap.
geldleningvan moeder aan [voornaam van verweerder sub 2] . Volgens [voornaam van eiseres] gaat het om tenminste € 22.618. Volgens [voornaam van verweerder sub 2] heeft hij in totaal € 23.846 geleend, en heeft hij daarvan
geldopnamevan € 5.000. [voornaam van eiseres] heeft dat opgenomen van de rekening van moeder, vlak voordat die overleed. Volgens haar heeft zij dat gedaan omdat de bankrekening van moeder bij haar overlijden geblokkeerd zou worden. Zij heeft van dat geld enkele rekeningen betaald en de rest teruggestort.
boedelbeschrijving. Er is een boedelbeschrijving overgelegd; de rechtbank neemt aan dat [voornaam van verweerder sub 1] die gemaakt heeft. Het saldo daarvan is € 132.494,64. Op dat overzicht staat een bedrag van € 9.328,84 aan ‘overige kosten’. [voornaam van eiseres] en [voornaam van verweerder sub 2] maken daartegen bezwaar, omdat niet duidelijk is waar deze kosten betrekking op hebben. [voornaam van verweerder sub 1] voert geen verweer en heeft dat dus ook niet uitgelegd. Als dat zo blijft, tellen deze kosten inderdaad niet mee voor de berekening van de nalatenschap; dat wordt dan € 143.823,48.