In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 16 april 2020, is de rechtbank ingegaan op de verzoeken van partijen met betrekking tot de financiële gevolgen van hun echtscheiding. De vrouw en de man, die beiden advocaten hadden, hebben eerder al beschikkingen ontvangen, waaronder de echtscheiding zelf en de verdeling van zorg- en opvoedingstaken. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw en de man behandeld, waarbij de focus lag op de kinderalimentatie en partneralimentatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inkomsten van onder bewind staand vermogen meetellen voor de draagkracht van de alimentatieplichtige. De rechtbank heeft de behoefte van het minderjarige kind vastgesteld op € 1.001,- per maand, en de draagkracht van de vrouw op € 500,- per maand. De man heeft een draagkracht van € 6.362,- per maand. Na een zorgkorting is de man verplicht om € 277,- per maand aan de vrouw te betalen voor de kinderalimentatie. Voor de partneralimentatie heeft de rechtbank de huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw vastgesteld op € 5.424,- netto per maand, en de man moet een bijdrage van € 5.781,- bruto per maand betalen. Daarnaast zijn er beslissingen genomen over de afgifte van inboedelgoederen, de terugbetaling van een lening aan de vrouw, en het ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor hypothecaire leningen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.