ECLI:NL:RBMNE:2020:1527

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 april 2020
Publicatiedatum
17 april 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5149
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring voor sociale huurwoning na relatiebreuk

In deze zaak heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring om voorrang te krijgen bij de toewijzing van een sociale huurwoning, na de beëindiging van haar relatie. De aanvraag werd afgewezen door de UrgentieCommissie West-Utrecht, omdat de vader van haar dochter, [B], in de woningbehoefte van het kind kan voorzien. Eiseres heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 10 maart 2020 heeft eiseres toegelicht dat zij tijdelijk bij een kennis verblijft en dat haar dochter, [A], niet bij haar kan wonen omdat zij in Woerden naar school gaat. De rechtbank heeft overwogen dat de aanvraag om een urgentieverklaring terecht is afgewezen, omdat aan de voorwaarden uit de Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2019 niet is voldaan. De rechtbank concludeert dat de vader van [A] in de woningbehoefte kan voorzien, aangezien hij al meer dan tien jaar als woningzoekende is ingeschreven bij Woningnet. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen bijzondere hardheid is die een uitzondering op de regels rechtvaardigt. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe op 21 april 2020, en zal openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/5149

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. T.J. Roest Crollius),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden, verweerder

(gemachtigde: C. de Heer).

Procesverloop

Bij besluit van 16 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft de UrgentieCommissie West-Utrecht namens verweerder de aanvraag om een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 5 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Aanvraag
1. Eiseres heeft een urgentieverklaring aangevraagd. Met een urgentieverklaring zou zij voorrang krijgen op andere woningzoekenden bij de toewijzing van een sociale huurwoning. Eiseres heeft bij haar aanvraag uitgelegd dat zij de urgentieverklaring nodig heeft omdat haar relatie is verbroken. Op het moment van de aanvraag woonde eiseres samen met [A (voornaam)] , haar dochter uit een eerdere relatie, in bij haar ex-vriend. Eiseres en [A (voornaam)] hebben die woning inmiddels verlaten. Tijdens de zitting heeft eiseres toegelicht dat zij een tijdje in de ‘ [.] ’ heeft gewoond en dat zij inmiddels bij een kennis in Vlaardingen verblijft. [A (voornaam)] kan daar af en toe logeren, maar omdat zij in Woerden naar school gaat kan zij daar niet wonen.
Afwijzing
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat de heer [B] , de vader van [A (voornaam)] (hierna: [B] ) kan voorzien in de woningbehoefte van [A (voornaam)] . [B] staat meer dan tien jaar als woningzoekende ingeschreven bij Woningnet. Hij kan daarom binnen korte tijd een huurwoning vinden in de regio. Daarom is niet voldaan aan alle eisen om in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring vanwege relatiebeëindiging. Daarvoor is namelijk nodig dat geen van de ouders in de woningbehoefte van het minderjarige kind kan of had kunnen voorzien. Verder ziet verweerder geen aanleiding om de hardheidsclausule toe te passen en op die manier een uitzondering te maken op de regels die gelden bij het toekennen van een urgentieverklaring.
Oordeel rechtbank
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het verzoek om een urgentieverklaring heeft mogen afwijzen. Om in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring, moet zijn voldaan aan de voorwaarden uit de Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2019, gemeente Woerden (de Huisvestingsverordening). Er kan maar voor één indicatiegrond tegelijk een aanvraag worden ingediend. [1] Eisers heeft haar aanvraag ingediend vanwege de beëindiging van haar relatie. Dat valt onder de indicatie ‘sociale gronden’. Verweerder kon daarom de medische situatie van eisers buiten beschouwing laten en alleen toetsen of zij op sociale gronden in aanmerking komt voor een urgentieverklaring. In dit geval is niet voldaan aan de voorwaarde die geldt voor ‘sociale gronden’ dat bij relatiebeëindiging geen van de ouders op een of andere manier in de woningbehoefte van het minderjarige kind kan of had kunnen voorzien. [2] Verweerder heeft ook geen aanleiding hoeven zien om de hardheidsclausule toe te passen. De rechtbank zal nu uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
4. De verhouding tussen eiseres en [B] is in het verleden moeilijk geweest. Die relatie is echt in de loop van de tijd verbeterd. Ook in de tijd dat eiseres bij haar in middels ex-vriend woonde. Voordat eiseres de woning van haar ex-vriend moest verlaten, hebben eiseres en [B] afspraken kunnen maken over [A (voornaam)] en zaten zij wat [A (voornaam)] betreft op één lijn. Dit evenwicht komt nu in gevaar. De rechtbank begrijpt dat dit een moeilijke situatie is en dat het wenselijk is dat de omgangsregeling die is afgesproken (de ene week bij eiseres en de andere week bij [B] ) kan worden voortgezet. Dat gaat niet zolang eiseres in Vlaardingen verblijft. Verweerder hoeft bij de beoordeling van een urgentieaanvraag echter alleen te beoordelen of het kind bij één van de ouders kan wonen. Als dat zo is, is in de woningbehoefte van het kind voorzien. Verweerder hoeft bij zijn beoordeling niet te kijken wat de meest wenselijke woonsituatie voor het kind is. De rechtbank gaat daarom niet mee in de stelling dat niet in de woonbehoefte van [A (voornaam)] is voorzien omdat de woonbehoefte inhoudt dat zij om de week bij eiseres verblijft.
5. Eiseres heeft niet betwist dat [B] meer dan tien jaar staat ingeschreven als woningzoekende bij Woningnet. Daarom gaat de rechtbank ervan uit dat de gegevens die verweerder daarover verstrekt juist zijn en dat [B] in theorie binnen korte tijd een woning kan vinden in de regio. Daarmee kan [B] in de woningbehoefte van [A (voornaam)] voorzien. Dat het voor eiseres niet mogelijk is om [B] te dwingen om gebruik te maken van zijn inschrijfduur is niet doorslaggevend voor de vraag of aan de voorwaarden is voldaan. Verweerder mag bij het beoordelen van de urgentieaanvraag uitgaan van de theoretische mogelijkheid om te voorzien in de woningbehoefte.
6. Verweerder is bevoegd om af te wijken van de Huisvestingsverordening, in gevallen waarin de toepassing daarvan tot een bijzondere hardheid leidt. [3] Bij het al dan niet toepassen van de hardheidsclausule heeft verweerder beleidsruimte. Daarom mag de rechtbank de toepassing van deze bevoegdheid slechts terughoudend toetsen. Hoewel eiseres duidelijk heeft gemaakt dat de situatie van [A (voornaam)] en haarzelf problematisch is, heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake is van bijzondere hardheid die maakt dat eiseres alsnog voorrang op andere woningzoekenden moet krijgen. Verweerder heeft daarbij mogen stellen dat geen sprake is van een situatie die bij het vaststellen van de regels niet is voorzien en waarin gezien het doel van de Huisvestingsverordening redelijkerwijs toch grond voor een urgentie zou kunnen zijn.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Slierendrecht, griffier. De beslissing is gedaan op 21 april 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Artikel 2.5.2, lid 3, van de Huisvestingsverordening
2.Artikel 2.5.1a, lid 1, onder b, van de Huisvestingsverordening.
3.Artikel 4.3 van de Huisvestingsverordening.