ECLI:NL:RBMNE:2020:1561

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 april 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5005
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.G.M. Buys
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag indicatie voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) wegens gebrek aan noodzaak voor permanent toezicht of 24 uur zorg in de nabijheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. O. Labordus, en verweerder, Centrum Indicatiestelling Zorg, vertegenwoordigd door mr. J.E. Koedood. Eiser had een aanvraag ingediend voor een indicatie voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), welke door verweerder was afgewezen. Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser, een 51-jarige man, thuis woont en zorg ontvangt van zijn familie en een begeleider. Eiser heeft een indicatie op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Zorgverzekeringswet, maar verweerder oordeelde dat er geen noodzaak was voor permanent toezicht of 24 uur zorg in de nabijheid. De medisch adviseur concludeerde dat eiser in staat is om adequaat te alarmeren en te wachten op zorg zonder reëel risico op ernstig nadeel.

Eiser betwistte de afwijzing en voerde aan dat hij door zijn darmaandoening en mentale klachten behoefte heeft aan meer zorg. De rechtbank oordeelde dat de criteria voor toegang tot de Wlz streng zijn en dat verweerder op basis van de medische adviezen terecht had geconcludeerd dat eiser niet in aanmerking komt voor een indicatie. De rechtbank verwierp de beroepsgronden van eiser en verklaarde het beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/5005

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 april 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. O. Labordus),
en

Centrum Indicatiestelling Zorg, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E. Koedood).

Inleiding

Bij besluit van 27 juni 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een indicatie voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) afgewezen.
Bij besluit van 18 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2020. Eiser is samen met zijn echtgenote verschenen. Eiser is bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Vaststaande feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiser heeft een aanvraag ingediend en verzocht om een indicatie voor hulp op grond van de Wlz. Eiser is een 51-jarige man die thuis woont en zorg krijgt van zijn familie. Daarnaast heeft hij een begeleider. Eiser heeft ter zitting medegedeeld dat hij een indicatie heeft op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning voor 7 uur in de week en op grond van de Zorgverzekeringswet voor 18 uur per week. Hij is bekend met aandoeningen van lichamelijke aard, en chronische pijnklachten. Eiser wordt hiervoor behandeld door de revalidatiearts. Eiser heeft ook mentale klachten waarvoor hij onder behandeling staat van een psycholoog.
Het besluit van verweerder
2. Verweerder heeft beslist dat eiser geen recht heeft op een indicatie op grond van de Wlz en heeft de aanvraag afgewezen. De medisch adviseur heeft wel de grondslag somatische aandoening vastgesteld, maar uit de medisch adviezen volgt dat er geen noodzaak bestaat voor permanent toezicht of 24 uur zorg in de nabijheid om ernstig nadeel te voorkomen. Verweerder stelt zich namelijk op het standpunt dat eiser in staat is om adequaat te kunnen alarmeren en te wachten op zorg zonder reëel risico op ernstig nadeel. Verweerder heeft ook vastgesteld dat bij eiser sprake is van psychiatrische problematiek. Psychische stoornissen en daaruit voortvloeiende beperkingen geven geen toegang tot de Wlz. Dat is alleen anders bij een meerjarig verblijf aaneengesloten verblijf in een GGZ-instelling. Daar is in het geval van eiser geen sprake van. Eiser komt op grond van zijn psychische klachten ook niet in aanmerking voor een indicatie op grond van de Wlz.
Eisers standpunt
3. Eiser betwist- kort samengevat- dat hij geen blijvende behoefte heeft aan permanent toezicht of 24 uur zorg in de nabijheid. Hij wijst erop dat hij door zijn darmaandoening meerdere malen per dag en ook in de nacht moet worden verschoond. Er is sprake van toezicht en aansturen in de ADL. Ook is controle ten aanzien van de inname van medicatie noodzakelijk. Er zijn momenten dat de klachten zo erg zijn dat eiser niets meer kan en alle taken moeten worden overgenomen. Dat is niet planbaar. Hij wijst er voorts op dat de mentale klachten hun oorzaak hebben in de somatische klachten. Eiser raakt vaak in paniek en denkt er dan niet aan om hulp te roepen, vooral in de nachten weet hij niet wat er is gebeurd en wat hij moet doen. De regieproblemen vloeien voort uit de somatische aandoeningen. Eiser stelt ook dat de grondslag psychiatrie vanaf 2021 toegang kan geven tot de Wlz. Verweerder had daar in zijn besluit op moeten anticiperen. Ter zitting heeft hij nog aangevoerd dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is geweest omdat het huisbezoek is afgenomen door een persoon die geen arts is.
Het wettelijk kader
4. Artikel 3.2.1., eerste lid, van de Wlz bepaalt dat een verzekerde recht heeft op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap een blijvende behoefte heeft aan:
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1◦ door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2◦ door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
Het tweede lid, aanhef en onder b, van dit artikel bepaalt dat onder permanent toezicht wordt verstaan: onafgebroken toezicht en actieve observatie gedurende het gehele etmaal, waardoor tijdig kan worden ingegrepen
Het oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank moet beoordelen of verweerder de aanvraag van eiser terecht heeft afgewezen omdat hij niet voldoet aan de vereisten zoals vermeld in artikel 3.2.1. van de Wlz.
De echtgenote van eiser heeft ter zitting medegedeeld dat het enorm zwaar voor haar is en dat zij in de praktijk heel veel zorg geeft aan haar man. De rechtbank begrijpt uit het dossier dat de aandoeningen van eiser ook grote invloed hebben op hun gezinsleven. Het is begrijpelijk dat de echtgenote van eiser hem veel zorg geeft. De criteria voor toegang tot de Wlz zijn streng. En of aan die criteria wordt voldaan moet worden beoordeeld aan de hand van objectieve medische criteria.
Zorgvuldig onderzoek
6. De rechtbank oordeelt, onder verwijzing naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 6 december 2018, ECLI:NL: CRVB: 2018:3893 dat het onderzoek zorgvuldig is geweest. Niet in geschil is dat naar aanleiding van eisers aanvraag een indicatiesteller van CIZ een huisbezoek heeft afgelegd waarbij eiser is gesproken. Hiermee is voldaan aan het bepaalde in artikel 3.2.2, eerste lid, van het Besluit langdurige zorg dat voorschrijft dat de voorbereiding van een indicatiebesluit in ieder geval een onderzoek van de verzekerde in persoon omvat. Drs. H.A. Bille, arts medisch adviseur heeft in het advies van 21 juni 2019 alle aanwezige medische informatie gewogen en geconcludeerd dat hij zich een duidelijk beeld heeft kunnen vormen. Ook in bezwaar is nadere medische informatie opgevraagd en heeft medisch adviseur drs. I. Dammar het niet noodzakelijk geacht om eiser in persoon te zien. De medisch adviseurs hebben alle beschikbare (medische) informatie bij het onderzoek betrokken. Op grond hiervan hebben zij zich een duidelijk beeld kunnen vormen. Er is daarom geen grond voor het oordeel dat de medisch adviseur eiser in persoon had moeten onderzoeken en dat het onderzoek daarom onzorgvuldig is.
Afwijzing Wlz indicatie vanwege eisers somatische klachten
7. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser op basis van zijn somatische klachten niet in aanmerking komt voor een indicatie op grond van de Wlz. Verweerder heeft zich in dit kader gebaseerd op de adviezen van de medisch adviseurs van 21 juni 2019 en 7 oktober 2019. De rechtbank is van oordeel dat deze adviezen van de medisch adviseurs op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen. Zij hebben alle beschikbare medische informatie bij hun beoordeling betrokken en hun bevindingen en conclusies op inzichtelijke wijze verwoord in hun rapportages. Eiser heeft ook geen (medische) informatie overgelegd op grond waarvan aan de juistheid van de conclusies van de medisch adviseurs moet worden getwijfeld. De rechtbank oordeelt dat verweerder, gelet op deze medisch adviezen, terecht heeft geconcludeerd dat er onvoldoende medische onderbouwing bestaat voor eisers standpunt dat hij in aanmerking komt voor 24-uur zorg in de nabijheid of voor permanent toezicht . Eiser heeft gesteld – en dit is ook niet betwist - dat er sprake is van een darmaandoening en dat toezicht bij inname medicatie nodig is. Echter, uit het medisch advies volgt niet dat eiser als gevolg daarvan niet in staat is om adequaat te kunnen alarmeren en te wachten op zorg zonder dat voor hem een reëel risico op ernstig nadeel ontstaat.
De rechtbank wijst er in dit kader voorts op dat uit de medische adviezen volgt dat de psychiatrische problematiek niet voortvloeit uit de somatische aandoening. Dat eiser niet adequaat kan handelen, wordt niet verklaard vanuit zijn somatische aandoening en beperkingen. De beroepsgrond slaagt niet.
Afwijzing Wlz indicatie vanwege zijn psychische klachten
8. De rechtbank oordeelt dat verweerder ook terecht heeft beslist dat eiser niet in aanmerking komt voor een indicatie op grond van de Wlz gelet op zijn psychische klachten. Immers, de grondslag psychiatrie geeft (nog) geen toegang tot de Wlz. Dit is een bewuste keuze geweest van de wetgever. Weliswaar heeft de wetgever bepaald dat de grondslag psychiatrie vanaf 1 januari 2021 wel toegang kán geven tot een indicatie op grond van de Wlz, echter verweerder was ten tijde van het besluit, nog niet bevoegd om te indiceren op basis van de grondslag psychiatrie. Aan het verzoek van eiser om hierop te anticiperen, kan de rechtbank niet voldoen omdat ook op dit moment nog niet duidelijk is aan welke voorwaarden nog meer moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor een Wlz indicatie op deze grondslag.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. Buys, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Beijl, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 april 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het
coronavirusis deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.