ECLI:NL:RBMNE:2020:1575

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
C/16/499317 / FA RK 20-1859
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake gebruik echtelijke woning tijdens echtscheidingsprocedure met betrekking tot geestelijke gezondheid en COVID-19

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 april 2020 een beschikking gegeven in een voorlopige voorzieningenprocedure tussen een vrouw en een man die in het kader van hun echtscheiding een geschil hebben over het gebruik van de echtelijke woning. De vrouw, werkzaam als verpleegkundige, heeft een verzoek tot echtscheiding ingediend en beide partijen hebben verzocht om een voorlopige voorziening voor het gebruik van de woning. De rechtbank heeft de verzoeken telefonisch behandeld in verband met de coronamaatregelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw recent aangifte heeft gedaan van mishandeling door de man, terwijl de man beweert dat hij door de familie van de vrouw is mishandeld. Na een zorgvuldige afweging van de belangen van beide partijen, heeft de rechtbank besloten dat de man het alleengebruik van de echtelijke woning krijgt voor de duur van de echtscheidingsprocedure. De rechtbank heeft hierbij de geestelijke gezondheid van de man in overweging genomen, aangezien hij recentelijk is opgenomen geweest in een psychiatrische instelling en momenteel onder behandeling staat.

De rechtbank heeft de overige verzoeken van de man, waaronder het verzoek om de vrouw te verplichten de sleutels van de woning af te geven, afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de vrouw op dit moment meer in staat is om een alternatieve verblijfplaats te vinden, terwijl de man in een kwetsbare positie verkeert. De beschikking is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de vrouw bevolen de woning te verlaten en niet meer te betreden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/499317 / FA RK 20-1859
Voorlopige voorzieningen
Beschikking van 22 april 2020
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. W.H. Boomstra,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. A.P. van Stralen.

1.Verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft ontvangen:
  • een verzoekschrift van de vrouw, binnengekomen op 20 maart 2020;
  • een verweerschrift van de man met zelfstandig verzoeken;
  • de overige stukken:
o een brief van 7 april 2020 van de vrouw met bijlagen;
o een brief van 15 april 2020 van de vrouw met bijlage;
o een brief van 16 april 2020 van de vrouw met bijlage.
1.2.
Op 17 april 2020 heeft de rechtbank de verzoeken telefonisch behandeld. Dit in verband met de maatregelen tegen het coronavirus (COVID-19) waarbij de rechtbank zo min mogelijk reisbewegingen wil veroorzaken en zo min mogelijk mensen met elkaar in contact wil brengen. Daarbij zijn beide partijen en hun advocaten gehoord.

2.Waar gaat het over?

2.1.
Partijen zijn op [2019] in [woonplaats] met elkaar getrouwd. De vrouw heeft een verzoek tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank. Partijen hebben de rechtbank allebei gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. Dat is een tijdelijke maatregel voor de duur van de echtscheidingsprocedure. Partijen willen namelijk allebei het alleengebruik van de echtelijke woning.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank beslist dat de man het alleengebruik van de echtelijke woning krijgt voor de duur van de echtscheidingsprocedure. De overige verzoeken van de man, die gaan over het tenuitvoerleggen van de beslissing, wijst de rechtbank af. Hierna zal de rechtbank uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
3.2.
Uit de stukken blijkt dat partijen niet langer samen in de echtelijke woning kunnen verblijven. De vrouw heeft recentelijk aangifte gedaan van mishandeling door de man. De man zegt dat de vader van de vrouw en haar broers hem hebben mishandeld. Dat betekent dat de rechtbank moet beslissen wie van beiden in de woning mag wonen. De rechtbank moet daarbij een afweging maken om te bepalen wie het meeste belang heeft bij het alleengebruik van de woning.
3.3.
De rechtbank vindt na afweging van alle belangen dat het belang van de man bij het alleengebruik van de woning zwaarder weegt dan het belang van de vrouw. Dat is geen gemakkelijke afweging. De rechtbank ziet namelijk ook heel goed het belang van de vrouw bij het alleengebruik van de echtelijke woning. Zij werkt als verpleegkundige bij [organisatie] op een afdeling met patiënten die COVID-19 hebben of daarvan aan het herstellen zijn. De man ontkent overigens dat de vrouw op een dergelijke afdeling werkt. Ongeacht of de vrouw op een COVID-19 afdeling werkt, vindt de rechtbank het begrijpelijk dat de vrouw als verpleegkundige op dit moment niet terecht kan bij haar ouders, die hartklachten hebben, of bij haar broer die een jong kind heeft. Op dit moment verblijft de vrouw noodgedwongen bij een collega en dat ervaart zij als heel stressvol.
3.4.
Tegenover het belang van de vrouw, staat het belang van de man, die de gehele maand maart 2020 opgenomen is geweest bij Altrecht met een psychotisch beeld. Inmiddels is de man ontslagen bij Altrecht en gaat het beter met hem. Hij is zijn medicatie aan het afbouwen, hij heeft tweemaal per week telefonisch contact met een psycholoog of psychiater van Altrecht en daarnaast gaat hij driemaal per week naar een maatschappelijk werker. Volgens de vrouw woont de man bij zijn moeder en heeft hij een eigen kamer bij haar in huis. De man zegt na zijn ontslag bij Altrecht wel even bij zijn moeder te hebben verbleven, maar dat is volgens hem nu niet meer mogelijk. Het huis van zijn moeder is te klein, zijn moeder heeft astma (en behoort dus tot een COVID-19 risicogroep) en daarnaast ontvangt zij een bijstandsuitkering en toeslagen die zij - volgens de man - zou kwijtraken als hij bij haar zou inwonen. De man zegt bij vrienden of in zijn auto te slapen omdat hij op advies van de politie niet naar de echtelijke woning terug kan.
3.5.
De rechtbank kan niet controleren waar de man daadwerkelijk verblijft en of zijn moeder astma heeft en deze procedure leent zich niet voor het leveren van bewijs. De rechtbank kent doorslaggevend belang toe aan de kwetsbare positie van de man gelet op zijn geestelijke gezondheidssituatie. De rechtbank acht de vrouw daarom op dit moment meer dan de man in staat om een alternatieve verblijfplaats te vinden.
3.6.
De man wilde dat de rechtbank zou bepalen dat de vrouw verplicht zou worden de sleutels van de woning af te geven en dat hij de beslissing ten uitvoer mocht leggen met de sterke arm van politie en justitie. Deze verzoeken wijst de rechtbank af. Het verzoek om afgifte van de sleutels kan volgens de wet niet in deze procedure worden gedaan. De rechtbank gaat er overigens gelet op de beslissing dat de man voorlopig het alleengebruik van de echtelijke woning krijgt, wel vanuit dat de vrouw de man de sleutels geeft. Verder is deze beschikking voldoende voor de man om de beslissing van de rechtbank ten uitvoer te kunnen leggen. De rechtbank hoeft dit dus niet apart toe te wijzen.

4.De beslissing voor de duur van de echtscheidingsprocedure

De rechtbank
4.1.
bepaalt dat de man bij uitsluiting van de vrouw is gerechtigd tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] in [woonplaats] , met bevel dat de vrouw deze woning moet verlaten en verder niet mag betreden;
4.2.
wijst de overige verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. V.E.J.A. Heijckmann, (kinder)rechter, in aanwezigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2020.
..
FK
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.