Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Verloop van de procedure
- een verzoekschrift van de vrouw, binnengekomen op 20 maart 2020;
- een verweerschrift van de man met zelfstandig verzoeken;
- de overige stukken:
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 april 2020 een beschikking gegeven in een voorlopige voorzieningenprocedure tussen een vrouw en een man die in het kader van hun echtscheiding een geschil hebben over het gebruik van de echtelijke woning. De vrouw, werkzaam als verpleegkundige, heeft een verzoek tot echtscheiding ingediend en beide partijen hebben verzocht om een voorlopige voorziening voor het gebruik van de woning. De rechtbank heeft de verzoeken telefonisch behandeld in verband met de coronamaatregelen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw recent aangifte heeft gedaan van mishandeling door de man, terwijl de man beweert dat hij door de familie van de vrouw is mishandeld. Na een zorgvuldige afweging van de belangen van beide partijen, heeft de rechtbank besloten dat de man het alleengebruik van de echtelijke woning krijgt voor de duur van de echtscheidingsprocedure. De rechtbank heeft hierbij de geestelijke gezondheid van de man in overweging genomen, aangezien hij recentelijk is opgenomen geweest in een psychiatrische instelling en momenteel onder behandeling staat.
De rechtbank heeft de overige verzoeken van de man, waaronder het verzoek om de vrouw te verplichten de sleutels van de woning af te geven, afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de vrouw op dit moment meer in staat is om een alternatieve verblijfplaats te vinden, terwijl de man in een kwetsbare positie verkeert. De beschikking is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de vrouw bevolen de woning te verlaten en niet meer te betreden.