ECLI:NL:RBMNE:2020:1624

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 april 2020
Publicatiedatum
23 april 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3006
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag uit het Luchthavenfonds wegens gebrek aan draagvlak en value for money

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad over de afwijzing van een subsidieaanvraag uit het Luchthavenfonds. De eiser had op 4 december 2017 een aanvraag ingediend voor een subsidie van € 40.000,- voor isolerende maatregelen aan zijn woning, gelegen nabij de luchthaven Lelystad. Het college heeft de aanvraag afgewezen op basis van het ontbreken van draagvlak bij de gebiedspartners en het niet voldoen aan de eis van 'value for money'.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de subsidieaanvraag onderwerp van gesprek is geweest in een bestuurlijk overleg tussen de gebiedspartners, waaruit bleek dat er geen draagvlak was voor de aanvraag. De rechtbank oordeelt dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat de aanvraag niet voldeed aan de subsidiecriteria, zoals vastgelegd in de Subsidieregeling Luchthavenfonds 2017. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eiser niet voldoende heeft aangetoond dat de kosten van de aangevraagde subsidie opwegen tegen de verwachte baten, en dat de motivering van het college voor de afwijzing van de aanvraag inzichtelijk en voldoende was.

De rechtbank verklaart het beroep van de eiser ongegrond, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in het kader van de bestuursrechtelijke procedure, waarbij de rechtbank zich terughoudend opstelt ten aanzien van de beleidsvrijheid van het bestuursorgaan. De eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3006

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 april 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.H. Smit),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Paulich en V. van der Goot).

Procesverloop

Bij besluit van 12 februari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een subsidie uit het Luchthavenfonds afgewezen.
Bij besluit van 4 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 december 2019. Eiser is verschenen, vergezeld door zijn partner en bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Verder is verschenen [A] , verbonden aan ingenieurs- en adviesbureau [organisatie 1] , als deskundige van verweerder.
Het onderzoek is ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen de samenwerkingsovereenkomst tussen de gebiedspartners van het Luchthavenfonds te overleggen en eiser in de gelegenheid te stellen daarop te reageren.
Nadat beide partijen daartoe toestemming hebben gegeven, heeft de rechtbank bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft de van toepassing zijnde regels opgenomen in een bijlage die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Feiten
2. Eiser heeft op 4 december 2017 een aanvraag ingediend ten behoeve van een bijdrage uit het Luchthavenfonds voor een bedrag van € 40.000,- exclusief BTW. De aanvraag heeft betrekking op het laten aanbrengen van dak- en gevelisolatie op en de vervanging van ramen van zijn woning aan de [adres] in [woonplaats] (verder: de woning) volgens de isolatiewaarden die gelden rondom luchthavens. Het doel van de aanvraag is de verbetering van het woon- en leefklimaat. De woning ligt op 1,5 kilometer van de luchthaven Lelystad en op 1 km van de aanvliegroute van de luchthaven.
Bestreden besluit
3. Aan het bestreden besluit heeft verweerder te grondslag gelegd dat niet wordt voldaan aan de subsidievoorwaarden uit de Subsidieregeling Luchthavenfonds 2017 (hierna: de subsidieregeling) dat voor de activiteiten draagvlak bij de gebiedspartners dient te zijn (artikel 3, lid 6) en dat de activiteiten aantoonbare ‘value for money’ opleveren (artikel 3, lid 8). Verweerder komt tot deze conclusie omdat er gering resultaat te verwachten is van aanvullende isolatiemaatregelen en de kosten daarvan niet opwegen tegen de baten.
Is verweerder bevoegd te beslissen op de aanvraag van eiser?
4. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of het college bevoegd was om een besluit te nemen op de onderhavige subsidieaanvraag. In artikel 4:23, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat een bestuursorgaan slechts subsidie verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. De rechtbank overweegt dat de door het college vastgestelde subsidieregeling, zoals van kracht ten tijde van het primaire besluit, kan worden aangemerkt als wettelijk voorschrift als bedoeld in die bepaling. De gemeenteraad heeft het college in artikel 3 van de Algemene subsidieverordening gemeente Lelystad verordenende bevoegdheid gedelegeerd als bedoeld in artikel 149 van de Gemeentewet.
5. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit is genomen namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad (het college). Het college ontleent de bevoegdheid tot besluitvorming over subsidieaanvragen aan artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Lelystad [1] , aan de subsidieregeling en aan de daarin genoemde samenwerkingsovereenkomst. Hieruit volgt dat verweerder het primaire en bestreden besluit bevoegd heeft genomen.
Waarom eiser het niet eens is met de afwijzing van zijn subsidieaanvraag.
6. Eiser heeft in beroep gronden ingediend tegen verschillende onderdelen van de besluitvorming, te weten tegen het onderdeel waarin verweerder heeft besloten dat er geen ‘draagvlak bij de gebiedspartners’ bestaat en het onderdeel dat geen sprake is van aantoonbare ‘value for money’. Over het gebrek aan draagvlak heeft eiser aangevoerd dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat het draagvlak bij de gebiedspartners ontbreekt. Niet duidelijk is gemaakt dat de betrokken partijen hebben ingestemd. Verder heeft eiser aangevoerd dat het onvoldoende duidelijk is waarom verweerder aansluiting zoekt bij de eis uit art 3.4, tweede lid, van het Bouwbesluit en op grond daarvan de conclusie trekt dat de woning is gebouwd met een scheidingsconstructie waardoor het geluidsniveau niet boven de 33 dB uitkomt. Het is volgens eiser niet aannemelijk dat er in de woning rekening is gehouden met de voorwaarden van het Bouwbesluit. De woning is gebouwd voor 1975. Ten aanzien van de subsidievoorwaarde dat sprake dient te zijn van aantoonbare ‘value for money’ heeft eiser naar voren gebracht dat verweerder zich beroept op een wetsartikel dat niet van toepassing is op zijn woning en vervolgens heeft geconcludeerd dat er geen verdere beperking van de geluidsbelasting nodig is en er dus geen ‘value for money’ is. Eiser stelt dat het op de weg van verweerder had gelegen om eiser te verzoeken om een geluidsrapport in de procedure te brengen.
6. Eiser heeft in beroep een deskundigenrapport ingebracht, dat is opgemaakt door [organisatie 2] op 18 november 2019. In het rapport is geconcludeerd dat de geluidsbelasting in twee slaapkamers in de woning niet voldoet aan de in artikel 3.4, tweede lid, van het Bouwbesluit 2012 neergelegde grens van 33 dB. De geluidsbelasting in de slaapkamers is 35,3 dB, respectievelijk 35,7 dB. De geluidsbelasting in de andere kamers in de woning blijft volgens [organisatie 2] onder het geluidsniveau van 33 dB. De isolerende maatregelen voor de twee slaapkamers bestaat uit het plaatsen van een ventilatiesysteem en het vervangen van ramen en kozijnen. De gezamenlijke kosten hiervan bedragen volgens de door eiser overgelegde offertes € 17.618,-.
Standpunt verweerder
7. Verweerder heeft het door eiser ingebrachte deskundigenrapport van [organisatie 2] voorgelegd aan deskundige [A] voor een contra-expertise. In de contra-expertise is een herberekening gemaakt, uitgaande van een kierdichting van 25 dB, waaruit wordt afgeleid dat ook in de twee slaapkamers in de woning wordt voldaan aan de binnenwaarde van 33 dB. De deskundige stelt vast dat, als wordt uitgegaan van de door [organisatie 2] gehanteerde kierdichting van 20 dB, evenmin geluidwerende voorzieningen dienen te worden aangebracht. Onder verwijzing naar de Regeling geluidwerende voorzieningen 1997 geeft deskundige [A] aan dat geen voorziening wordt getroffen wanneer die afgerond maximaal 2 dB dient te overbruggen. De door eiser opgevoerde kosten staan niet in verhouding tot het resultaat. Onder verwijzing naar de resultaten van de contra-expertise stelt verweerder vast dat er geen draagvlak bestaat. Daarnaast stelt verweerder zich op het standpunt dat de opgegeven kosten te hoog zijn. Verweerder heeft zelf onderzoek gedaan naar de kosten van een ventilatiesysteem en het vervangen van kozijnen, ramen en glas en komt op een significant lager bedrag uit. Verder is in de door eiser overgelegde offerte geen kostenspecificatie opgenomen, zodat de offerte niet controleerbaar is.
Schriftelijke reacties
9. Hierna hebben eiser en verweerder nader schriftelijk gereageerd, onder verwijzing naar de reacties van de beide deskundigen.
Wat vindt de rechtbank?
10. Volgens vaste jurisprudentie, zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 mei 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:1731),
heeft een bestuursorgaan bij het verlenen, verminderen of beëindigen van subsidie
een grote mate van beleidsvrijheid. Dit betekent dat de rechtbank zich bij de beoordeling van een dergelijk besluit terughoudend dient op te stellen. De rechtbank beoordeelt of een weigering van subsidie in strijd is met een of meer door betrokkene ingeroepen algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Zo zal een dergelijk besluit zorgvuldig moeten worden voorbereid en van een inzichtelijke motivering moeten worden voorzien, waarbij de relevante beoordelingscriteria zijn betrokken. Beoordeeld moet worden of het bestuursorgaan, met inachtneming van de hierboven genoemde beginselen, in redelijkheid, bij afweging van de betrokken belangen tot dat besluit heeft kunnen komen.
11. Tussen partijen is in geschil de vraag of verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat de aanvraag om subsidie van eiser niet voldoet aan de algemene subsidiecriteria in artikel 3 van de subsidieregeling, dat voor de activiteiten draagvlak moet zijn bij de gebiedspartners en dat de activiteiten aantoonbare ‘value for money’ opleveren.
Draagvlak
12. Allereerst leidt de rechtbank -anders dan door eiser is betoogd- uit de gedingstukken af dat de subsidieaanvraag van eiser in het bestuurlijk overleg van 20 november 2018 tussen de gebiedspartners onderwerp van gesprek is geweest. Uit het uittreksel van dit overleg volgt naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk dat er een gesprek tussen de gebiedspartners heeft plaatsgevonden, waarna is geconcludeerd dat er geen draagvlak bestond voor de aanvraag van eiser.
De beroepsgrond van eiser slaagt niet.
13. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat voor het aannemen van bovengenoemd draagvlak voor de activiteiten van eiser van belang is de vraag of geluidsisolerende maatregelen noodzakelijk zijn. Bij gebrek aan een geluidsnorm voor een aanvaardbaar binnengeluid voor bestaande woningen heeft verweerder voor de beoordeling of geluidsisolerende maatregelen noodzakelijk zijn aansluiting gezocht bij de geluidsnormen voor nieuwbouwwoningen zoals neergelegd in het Bouwbesluit 2012. Ook de door beide partijen ingeschakelde deskundigen zijn in hun rapporten bij de meting van de geluidsnorm in de woning uitgegaan van de normen uit het Bouwbesluit 2012. De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij gebrek aan een geluidsnorm voor bestaande woningen aansluiting heeft mogen zoeken bij het Bouwbesluit 2012. De daarin genoemde criteria in artikel 3.4 gaan uit van luchtverkeerslawaai door de burgerluchtvaart en sluiten daarmee aan bij de aanvraag van eiser. Dat eisers woning geen nieuwbouwwoning is, maakt voor de berekening van de geluidsoverlast zelf en de in het Bouwbesluit 2012 genoemde criteria niet uit. De rechtszekerheid is hierdoor niet in geding, omdat verweerder inzichtelijk heeft gemaakt aan welke regels getoetst is en de rechtbank die toets niet onredelijk vindt. Op basis van deze criteria heeft verweerder zich onder verwijzing naar het bestuurlijk overleg met de gebiedspartners in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aanvraag van eiser niet voldoet aan de voorwaarde dat sprake is van voldoende draagvlak bij de gebiedspartners.
‘Value for money’
13. In het kader van de beoordeling van het criterium dat sprake dient te zijn van aantoonbare ‘value for money’ van de activiteiten heeft verweerder eiser in redelijkheid kunnen tegenwerpen dat hij bij zijn aanvraag dan wel in de bezwaarprocedure niet met stukken heeft onderbouwd dat het effect van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd opweegt tegen de kosten daarvan. De rechtbank kan eiser niet volgen in zijn stelling dat het onzorgvuldig is van verweerder dat niet al bij de aanvraag de voorwaarde is gesteld tot het overleggen van een geluidsonderzoek. Het ligt op de weg van de aanvrager van subsidie om aan te tonen dat sprake is van ‘value for money’. Eiser heeft dit niet aangetoond.
14. Uit de berekeningen van het later in de procedure door eiser overgelegde deskundigenrapport van het [organisatie 2] , waarin is uitgegaan van een maximum waarde van (rond de) 33 dB, komt naar voren dat alleen in twee slaapkamers sprake is van een overschrijding van deze waarde, nu een geluidsbelasting is gemeten van 35,3 dB en 35,7 dB.
15. Uit een vergadering van het Luchthavenfonds van 21 november 2019 volgt dat de gebiedspartners het onderzoek van het [organisatie 2] hebben besproken en dat de overschrijding van de 33 dB in de twee slaapkamers geen aanleiding is geweest om de standpunten ten aanzien van draagkracht en ‘value for money’ te wijzigen.
16. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft kunnen overwegen dat het aanbrengen van isoleringsvoorzieningen voor het overbruggen van een overschrijding van de geluidsbelasting van 1,9 dB en 2,3 dB geen aantoonbare ‘value for money’ oplevert. Daarbij heeft verweerder de overwegingen uit het bestuurlijk overleg mogen meewegen, dat een geluidsbelasting van 1-2 dB voor het menselijk gehoor niet hoorbaar is en dat er ’s nachts niet wordt gevlogen. Verweerder heeft in dit verband mogen verwijzen naar hetgeen [A] in de contra-expertise heeft geconcludeerd dat geen voorziening wordt getroffen wanneer die afgerond maximaal 2 dB dient te overbruggen. Dat het aanbrengen van isolatievoorzieningen leidt tot een verlaging van het geluid met 12 dB heeft verweerder niet tot een ander oordeel hoeven brengen. De subsidieregeling is namelijk niet gericht op het bereiken van geluidswaarden onder 33 dB. Dat de leefbaarheid in het geding is, of dat het geluid dat luchthaven Lelystad produceert gezondheidsklachten oplevert, zoals ter zitting is aangevoerd, zijn niet nader onderbouwde stellingen, die verweerder geen aanleiding hebben hoeven geven voor een andere conclusie.
Conclusie
17. De rechtbank is van oordeel dat de motivering die verweerder heeft gegeven voor de afwijzing van de subsidieaanvraag van eiseres inzichtelijk is en gebaseerd is op de criteria zoals opgenomen in de artikel 3 van de subsidieregeling. Verweerder heeft de subsidieaanvraag van eiser kunnen afwijzen, omdat eiser niet voldoet aan de criteria genoemd in artikel 3, zesde en achtste lid, van de subsidieregeling
18. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier. De uitspraak is gedaan op 24 april 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Bijlage

subsidieregeling Luchthavenfonds 2017

Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
(...)
4. leefbaarheid: het beperken van hinder in relatie tot ruimtelijke beperkingen voor inwoners binnen het gebied van de geluidscontour van 48 dB(A) Lden
5. value for money: de mate waarin de projectkosten in verhouding staan tot de uit te voeren activiteiten en het beoogde resultaat; (in 2019 is dat lid 9)
6. samenwerkingsovereenkomst: de in juni 2017 tussen gemeente Lelystad, provincie Flevoland,N.V. Luchthaven Lelystad gesloten Samenwerkingsovereenkomst Luchthavenfonds;
7. gebiedspartner: de partijen van de samenwerkingsovereenkomst;
Artikel 3. Algemene subsidiecriteria
1. Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor activiteiten ter stimulering van de leefbaarheid en/of economische kansen en/of duurzame kansen op en rondom Lelystad Airport.
2. De activiteit moet een duidelijke relatie hebben met het gemeentelijke beleid en betrekking hebben op één of meer van de 5 thema's als benoemd in het door de raad vastgestelde Uitvoeringsplan Duurzaamheid:
Klimaatvriendelijke Luchtvaart
Grondstofschaarste
Omgeving en Geluid
Duurzame Werkgelegenheid
Bereikbaarheid & Luchtkwaliteit
3. De resultaten van de activiteiten moeten effect hebben in het gebied op en rond Lelystad Airport;
4. De activiteiten op het gebied van leefbaarheid moeten vallen binnen de 48 DB(A)Lden contour.
5. De activiteiten zijn (nog) niet economisch rendabel en/of innovatief zodat zij zonder subsidiekunnen worden uitgevoerd.
6. Voor de activiteiten moet draagvlak zijn bij de partijen waarmee de gemeente de samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten;
7. Voor de subsidiëring van deze activiteiten kan geen beroep worden gedaan op andere subsidieregelingen – met uitzondering van de subsidieregeling die Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland voor hetzelfde doel als onderhavige nadere regels heeft vastgesteld - omdat:
a. De activiteit te klein is om de procedure van deze subsidieregelingen te rechtvaardigen;
b. De activiteit niet kansrijk is binnen deze subsidieregelingen;
c. Andere subsidieregelingen een (te) langdurig aanvraagtraject kennen, waardoor het niet past binnen het ontwikkeltempo van het gebied;
d. Er om andere zwaarwegende redenen geen beroep op andere fondsen kan worden gedaan;
8. De activiteiten leveren aantoonbare value for money op.
9. De aanvrager levert een cofinancieringsbijdrage aan de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, met uitzondering van de activiteiten op het gebied van leefbaarheid. De hoogte van de cofinancieringsbijdrage wordt in deze subsidieregeling niet op een vast percentage gesteld, maar maakt deel uit van het beoordelingscriterium value for money.
Bouwbesluit 2012
Artikel 3.4. Luchtvaartlawaai
1 Een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied van een gebruiksfunctie in een krachtens de
Luchtvaartwetof de
Wet luchtvaartvastgestelde Ke-geluidzone bij een militaire luchthaven, heeft een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering die niet kleiner is dan de waarde in tabel 3.4. Indien de geluidsbelasting ligt tussen de in de eerste kolom opgenomen Ke-waarden, wordt de te bereiken waarde van de geluidwering bepaald door middel van rechtevenredige interpolatie tussen de in de tweede kolom opgenomen dB-waarden.
Tabel 3.4
geluidwering bij luchtvaartlawaai
geluidsbelasting in Ke
vereiste karakteristieke geluidwering in dB
36–40
30–33
41–45
33–36
46-50
36–40
meer dan 50
40
2 Een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied van een gebruiksfunctie in een voor de luchthaven Schiphol op de kaarten in
bijlage 3B, nummer 4, van het Luchthavenindelingbesluit Schipholaangewezen gebied of een krachtens de Wet luchtvaart vastgestelde 56 dB(A) Lden beperkingengebied of een vastgestelde 35 Ke-geluidzone bij een burgerluchthaven, heeft een zodanige volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering dat het karakteristiek geluidniveau in het verblijfsgebied ten hoogste 33 dB is. Daarbij wordt uitgegaan van de krachtens de
Luchtvaartwetof de
Wet luchtvaartbepaalde geluidbelasting op de uitwendige scheidingsconstructie.
3 Op een inwendige scheidingsconstructie van een gebied als bedoeld in het eerste en tweede lid, die niet de scheiding vormt met een verblijfsgebied van een aangrenzende gebruiksfunctie waarop het eerste en tweede lid van toepassing zijn, zijn deze leden van overeenkomstige toepassing.
4 Een scheidingsconstructie als bedoeld in het eerste tot en met derde lid van een verblijfsruimte heeft een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering die maximaal 2 dB of dB(A) lager is dan de karakteristieke geluidwering als bedoeld in het eerste tot en met derde lid van het verblijfsgebied waarin de verblijfsruimte ligt.

Voetnoten

1.Artikel 3 Algemene subsidieverordening Lelystad: Het college stelt bij nadere regeling vast welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing wordt hierin ook bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.